Sinds 1 oktober is Rob Mudde niet langer de vicevoorzitter en vicerector magnificus van de TU Delft. Delta sprak hem op zijn allerlaatste dag, vlak voor hij officieel afzwaaide. Hoe kijkt hij terug op zijn tijd in het college van bestuur?
De laatste uren zijn aangebroken. Hoe voel je je?
“Toch wel melancholisch. Ik werk 36 jaar op de TU Delft, in een opwaartse lijn. Ik blijf nog tot mijn pensioen over dertien maanden aan als docent bij Technische Natuurwetenschappen, maar dat is meer in de coulissen. De afgelopen dagen werd ik elke keer geconfronteerd met mensen die me heel vriendelijk en goedbedoeld bedankten voor de samenwerking. Dan voel je dat het einde aftelbaar dichtbij is. Zeker in de laatste week was mijn agenda veel minder vol. Er vielen gaten. Dat is nieuw.”
Heb je zin in die minder volle agenda?
“Ja, dat wel. Wat ik achterlaat, is een bepaalde manier van leven. Het is een invulling van je dag, van vroeg tot laat. Kijk in je agenda en je weet wat je te doen hebt. Het is een soort passiviteit, wat misschien raar klinkt omdat het hartstikke druk is. Het aantal uren dat ik draaide, heb ik een jaar geleden al flink teruggeschroefd. Ik kan het niet meer, daarom stop ik er nu helemaal mee.”
Waarom lukt het niet meer om op die voet door te gaan?
“Na de kerstvakantie twee jaar geleden kwam ik niet fris terug. Dat ging van kwaad tot erger. Ik kreeg fysieke problemen, ik viel een kilo per maand af. Mijn dochter is huisarts en zei: ga maar naar het ziekenhuis, want dit is niet gezond. Dan ga je de medische molen in, maar ze konden niks vinden. Ze zeiden toen: begin maar met twee uurtjes werken. Maar dat kan helemaal niet in deze baan. Toen was de afspraak: zelf weten, maar als je gewicht weer onderuitgaat, kom je terug. Mijn gewicht is dus een goede monitor.”
‘Die fysieke problemen waren in zekere zin een blessing in disguise’
Misschien is het gewoon menselijk om dit werk niet jarenlang vol te houden.
“Daarom kijk ik er ook niet negatief naar. Maar ik had het liever zelf in de hand gehad in plaats van dat het voor mij bepaald was.”
Heb je de beslissing om te stoppen te laat genomen?
“Als ik het opnieuw mocht doen, had ik precies hetzelfde gedaan. Ik kan niet leven met de gedachte dat ik bezig had moeten zijn met wat er eventueel kon komen. Ik zie wel waar het schip strandt. Die fysieke problemen waren in zekere zin een blessing in disguise. Daardoor moet ik nu wel stoppen.”
Wat ga je doen met die extra vrije tijd?
“Je kunt wel zeggen dat ik de afgelopen jaren één grote hobby had: de TU Delft. Het wordt even zoeken wat ik ga doen in de avonden. Ik schrijf zo nu en dan kinderboeken, vooral voor mijn kleinkinderen. Dat stelt niks voor, hoor. Je kunt ze zelf uitgeven via een website.
Eentje heet bijvoorbeeld ‘Briefje uit het verleden’, over twee kinderen die met een tijdmachine in de Oude Kerk in Delft vierhonderd jaar terug in de tijd gaan. Een andere gaat over mijn kleindochter. Zij is tien jaar en heeft er de illustraties bij gemaakt terwijl ik haar voorlas. Ze is de oudste van mijn vier kleinkinderen, de jongste is pas vijf weken oud. Ze wonen allemaal in Engeland, waar mijn dochters toevallig allebei terecht zijn gekomen na hun studie. Ik wil daar zeker vaker zijn.”
‘Wat kun je meer vragen van jezelf dan dat je je eigen plafond nadert?’
Even terug naar 2018, toen je begon als bestuurder. Ben je veranderd sindsdien?
“Ik zie dat het voor studenten van deze generatie lastiger is dan de studenten van de generaties hiervoor. Dit is een moeilijke tijd om in te leven als je jong bent. Wat ik zie is dat de huidige generatie, toch al wel twintig jaar aan de gang, ontzettende last heeft van de maatschappelijke druk waar ze zich nauwelijks aan kunnen onttrekken. Ze doen allemaal aan cv-opbouw. Toen ik studeerde, had niemand het daarover. Ze hebben last van keuzevrijheid en fear of missing out. Wij kunnen wel zeggen dat ze niet zo moeilijk moeten doen, maar zo simpel is het niet. Dat ben ik scherper gaan zien.”
In interviews uit je vroege bestuurstijd legde je vaak de nadruk op ambitie.
“Die vraag ik van alle studenten en moet je niet verwarren met excellentie. Als je excellentie vooropzet, zeg je tegen 95 procent van de studenten: jij doet er niet toe. Ik vind dat een student die met veel moeite een zes haalt, met een enorme glimlach mag rondlopen. Wat kun je meer vragen van jezelf dan dat je je eigen plafond nadert?
Zo kijk ik ook naar iemand die fluitend een 7,5 haalt en er geen bal voor doet. Mag het een tandje ambitieuzer? Mijn boodschap aan jonge mensen is ook: besef wat Nederland voor je doet. Je wordt vrijgesteld van werken, hoe mooi is dat? Maak daar gebruik van.”
De tekst gaat verder onder de foto.
Als het over studentenwelzijn gaat, ben je heel invoelend, zeggen de studentenraadsleden. Zie je jezelf als een empathische man?
“Jawel. Je moet in bestuurlijke rollen je stoel achteruit kunnen schuiven, weg van je eigen ervaringen. Maar ik huil niet voortdurend met iedereen mee. Je moet een beetje normerend kunnen zijn. Er geldt een bepaalde lat en als je die niet haalt… sorry, dan kun je je diploma niet halen.
‘Ik vind het lastig om aan de zijlijn te moeten staan’
Maar niet alles wat er mogelijk is aan ontwikkeling kunnen wij vangen in curricula. Als jij je wilt toeleggen op rugby of ballet, be my guest. Ik ben daarom geen voorstander van de langstudeerboete. Als je studievertraging hebt, moet je kunnen uitleggen waarom. Het enige foute antwoord is bier drinken, chips eten en netflixen. Alle andere dingen vind ik prima, zolang ze het maar uit passie doet. Het niveau hoeft heus niet hoog te zijn.”
Over andere onderwerpen kun je in de studentenraadsvergaderingen hard uit de hoek komen, zoals wanneer het gaat over extra geld voor studenten die een bestuursjaar doen. Waar komt die vasthoudendheid vandaan?
“Het is een valkuil om te denken dat alles wat je extra doet door een ander betaald moet worden. Ik herinner studenten eraan dat al het geld dat wij uitdelen belastinggeld is. Het is opgebracht door andere mensen. Ik moet hen kunnen uitleggen waarom wij voor een gezelligheidsvereniging betalen.”
Je hebt elk jaar een eerstejaars vak bij technische natuurkunde gegeven. Nu je afzwaait, blijf je nog een tijdje docent. Je gaat zelfs meerdere vakken geven. Waarom ben je les blijven geven naast het bestuurderschap?
“De officiële reden is dat ik daarmee voeling hield met het onderwijs, de studenten, de jongstejaars. De echte reden is dat ik het echt superleuk vind. Ik geef het liefst les aan eerstejaars. Je kunt die jonge mensen echt de volgende fase in helpen.
In het openingscollege zeg ik altijd tegen ze dat ze het hier gewoon leuk mogen vinden. Ik vind het óók heel leuk. Ze komen net van de middelbare school en daar hoort een zeker gedrag bij. Maar hier mag je het naar je zin hebben, je mag rechtop zitten of op de eerste rij en je mag me onderbreken met vragen. Graag zelfs!”
Toen je aantrad in 2018 wilde de TU Delft beperkt groeien naar maximaal 25 duizend studenten. Vorig jaar besloot het college van bestuur te groeien naar 40 duizend studenten én uit te breiden naar Rotterdam. Wat is er veranderd in de tussentijd?
“Het is niet zo’n grote ommezwaai als het lijkt. Die 25 duizend staat nog steeds, dat is de capaciteit die Delft kan dragen. We zijn jarenlang gegroeid met negenhonderd studenten per jaar en wij konden geen manieren bedenken om die instroom te dempen zonder rigoureuze maatregelen als een numerus fixus. Tegelijkertijd werd rond 2020 duidelijk dat er een enorm tekort is aan technisch geschoolde mensen. Vanuit de industrie kwam de vraag of wij daar iets aan konden doen. In Delft kon dat niet, maar in Rotterdam wel.”
‘Mensen onderschatten wat voor enorme berg werk wij moeten verzetten’
Je hebt dit plan bedacht, maar gaat het niet uitvoeren. Kun je het besturen loslaten?
“Over dertien maanden begint mijn pensioen, dus ik zou sowieso snel weg zijn. Wat lastig is bij loslaten is dat ik een beeld heb van hoe het moet worden. Rotterdam moet geen kopie worden van wat we in Delft doen. Ik vind het lastig om aan de zijlijn te moeten staan. Want andere mensen zitten op die stoel en nemen de beslissingen. Maar als ik daar wakker van lig, is het mijn probleem.”
Nadat de Inspectie van het Onderwijs in maart schreef over misstanden en wanbeheer op de TU Delft, brak er een roerige tijd aan. Dan, of zelfs nu, vertrekken, kan worden opgevat als weglopen voor je verantwoordelijkheid. Was er een stem in je hoofd die zei: blijf aan, dit is niet het juiste moment om weg te gaan?
“Ja, die was er. Ik had al eerder willen stoppen, vanwege mijn gezondheid. Maar dat kon toen echt niet. Er was zo verschrikkelijk veel te doen. Mensen onderschatten wat voor enorme berg werk wij moeten verzetten. Ik heb het uitgesteld om de beslissing wereldkundig te maken. Toen ik uiteindelijk met een filmpje aankondigde dat ik er een streep onder moest zetten, werd ik tot mijn verrassing overspoeld met positieve reacties. Heel veel bedankjes. Ik heb weinig negatieve geluiden gehoord.”
Had je willen blijven om het verbeteren van de sociale veiligheid in goede banen te leiden?
“Niet alleen hierom. Ik had mijn hele periode vol willen maken, want ik vind het gewoon leuk en belangrijk. Of nou ja, niet altijd leuk. Maar daar gaat het ook niet om. Het is een misvatting dat alles in het leven leuk moet zijn. Je moet vooral dingen doen waar je in gelooft en die zin geven.”
Laat je de TU Delft beter achter dan toen je begon als bestuurder?
“Kun je dat van jezelf zeggen? Ik denk op een aantal punten wel. We zijn ons er veel bewuster van dat de studententijd een reis is en dat het studentenklimaat ertoe doet. Ook de druk op de stad is enorm verbeterd. We voeren het gesprek over wat we willen bereiken met onze studenten veel vaker; over onze zorgplicht naar hen, over wat zij van ons mogen verwachten en over waar we moeten zeggen: sorry, er zit een grens aan wat dit instituut aankan.”
De tekst gaat verder onder de foto.
Wat had je anders willen doen?
“Dat is zo’n gewetensvraag. Met de kennis van nu genoeg natuurlijk. Covid stond niet op mijn lijstje, ik had veel verder willen zijn met meer rust en ruimte creëren in de curricula. Maar twee jaren werden opgeslokt door andere zaken.”
En als je naar jezelf kijkt in plaats van naar externe omstandigheden?
“Ik kijk best mild naar mezelf. Er zijn natuurlijk wel dingen, maar ik geloof niet dat er grote zaken zijn waarvan ik moet zeggen: dat heb je niet goed gedaan en daar ben je niet op teruggekomen. Wat precies, dat kan ik niet onthouden. Het gaat ook helemaal niet om mij, dat is echt een overschatting van mijn rol. Het is een overschatting dat de universiteit draaiende wordt gehouden door de drie bestuursleden.”
‘Ik vind het jammer dat mensen het gevoel hebben dat ze tegen bestuurders niet alles kunnen zeggen’
Je bent wel eindverantwoordelijke.
“Er gebeuren hier heel veel dingen waar ik geen weet van heb. De universiteit is een gedistribueerde organisatie. De universiteit is niet van het bestuur, maar van de mensen.”
Wat heb je meegegeven aan je tijdelijke opvolger Hans Hellendoorn?
“Een hele lijst. Ik heb hem op het hart gedrukt om door te gaan op de gedachte dat onderwijs van de wetenschappelijke staf is, van de docenten. We doen het mét elkaar. Ik geef weinig directieven op dat gebied. Ik denk dat als je dat wel doet, je de kwaliteit onderuithaalt. Terwijl, als je mensen probeert mee te nemen, het samen doet, mensen aanspreekt op hun verantwoordelijkheid en ze de ruimte geeft om die waar te maken, de kwaliteit veel hoger is.”
Wat moet jouw uiteindelijke opvolger met jou gemeen hebben?
“De nadruk op onderwijs. Ik denk dat wij dat als universiteit beter doen dan instellingen waar onderzoek en onderwijs zijn samengevoegd in de rectorsfunctie. Dat geeft de researchkant ontzettend veel gewicht waardoor er voor de onderwijskant minder aandacht is. Met ons model gaat dat beter (onderzoek zit in Delft in de portefeuille van de rector, onderwijs in die van de vicerector, red.). Een rector met onderwijs in zijn portefeuille kan niet zo veel gesprekken voeren met de studentenraad als ik heb gedaan.”
En wat niet?
“Op sommige momenten zou een helder, sneller besluit wel goed zijn. Ik zoek consensus. Ik vind het belangrijk om mensen mee te nemen. Ik hecht er enorm aan dat wé het doen. Als we er met elkaar over praten, mag je fundamenteel met mij van inzicht verschillen en je daarover uitspreken. Het enige wat ik hoop is dat je een beetje vriendelijk blijft. Als door de passie de stoom uit je oren komt, vind ik dat prima. Dat hoort bij gepassioneerd mensenwerk.”
Mag andersom ook bij jou de stoom uit je oren komen?
“Dat is wel de bedoeling. Ik vind het heel jammer dat mensen het gevoel hebben dat ze tegen bestuurders niet alles kunnen zeggen. Ik begrijp het vanwege de hiërarchie, maar hoe kan ik op je reageren en mijn beelden bijstellen als je niks zegt? Dan moet ik dwars door je heen kijken. Schop maar een keer tegen mijn schenen.”
Comments are closed.