Opinie

[Column] Fat shaming

Voor optimale diversiteit zijn dikke mensen natuurlijk onontbeerlijk, stelt Dap Hartmann. Maar hoe inclusief is een universiteit waar het meubilair aan fat shaming doet?

(Foto: Sam Rentmeester)

Deze week staat de TU Delft in het teken van Diversity, Equity & Inclusion. Waar staat DE&I eigenlijk voor? Chief Diversity Officer David Keyson legt het uit: ‘Door het unieke, authentieke zelf op een oprechte en eerlijke manier te respecteren, kunnen we een groot gevoel van saamhorigheid en inclusie in ons dagelijks leven bevorderen. Dit vereist kritische reflectie over hoe we individueel en als groep met elkaar omgaan.’ Juist… fijn dat het hiermee is opgehelderd.

In dit verband wil ik aandacht vragen voor dikke mensen. Dat schijn je tegenwoordig niet meer te mogen zeggen. Zo is recentelijk de omschrijving van Caspar Slok in ‘Sjakie en de chocoladefabriek’ van Roald Dahl veranderd van ‘dik’ naar ‘enorm’. Aangezien ik zelf tot de categorie dikke mensen behoor, meen ik met enig recht van spreken te mogen zeggen dat dit geen verbetering is. ‘Dik’ is een ondubbelzinnige typering. Je kunt klein zijn en dik. Maar je kunt toch niet klein zijn en tegelijkertijd enorm? Mocht de kwalificatie ‘dik’ desondanks gevoelig liggen, dan kun je altijd nog kiezen voor de nuancering die Obelix gewoonlijk aanbracht: ‘Ik ben niet dik. Stevig gebouwd misschien, maar niet dik.’

Hoe vernederend is het om als stevig gebouwde student een aparte stoel te moeten vragen?

Voor optimale diversiteit zijn dikke mensen natuurlijk onontbeerlijk. Maar hoe zit het met de inclusiviteit? Over het algemeen heb ik daarover weinig te klagen. Ik zit op de beste bureaustoel ooit gemaakt en de lift zeurt nooit dat ik hem overbelast. Het is wel confronterend om te lezen met hoeveel personen de lift meent dat zijn maximale laadvermogen overeenkomt.
Maar tot mijn grote ontsteltenis zijn er collegezalen op de TU Delft met meubilair waar ik niet in pas. Dat komt doordat de stoelen en de tafels aan de vloer zijn verankerd, alsof we op een schip zitten. De ruimte tussen de tafelrand en de rugleuning van de stoel bedraagt slechts 32 centimeter, en daar pas ik dus niet tussen. Dat is minder ruimte dan in de economy class in een vliegtuig. Nu volg ik zelf geen colleges meer, maar vorige week zat ik toevallig de hele dag in zo’n martelzaal. Een aparte stoel bood uiteindelijk uitkomst, maar ik moest denken aan ‘enorme’ of ‘stevig gebouwde’ studenten. Hoe voelen die zich op het moment dat het TU Delft-meubilair ze niet toelaat? Hoe inclusief is een universiteit waar het meubilair aan fat shaming doet? Hoe vernederend is het om als stevig gebouwde student een aparte stoel te moeten vragen?

In het verleden heb ik verschillende malen mijn visie gegeven op de ideale collegezaal en mijn onvrede geuit dat de TU Delft daar niet in meegaat. De halsstarrigheid waarmee men experimenteert met vreemdsoortige collegezalen blijft me verbazen en vooral irriteren.

(Foto: Harvard Business School)

Bovenstaande foto toont een collegezaal van de Harvard Business School. Studenten zitten op comfortabele, draaibare, in hoogte verstelbare en verrijdbare bureaustoelen. Welke sadist heeft desondanks gekozen voor het Abu Ghraib-meubilair in de Beijerinckzaal, de Watermanzaal, de Franklinzaal, de Korvezeezaal en de Wim Crouwelzaal? Voor de inclusiviteit van stevig gebouwde studenten krijgt de TU Delft een dikke onvoldoende.

De Beijerinkzaal bij TNW. (Foto: TU Delft)

Dap Hartmann is universitair hoofddocent innovatie en ondernemerschap bij het Delft Centre for Entrepreneurship (DCE) aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management. In een vorig leven was hij astronoom en werkte onder andere bij het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics. Samen met dirigent en componist Reinbert de Leeuw schreef hij een boek over moderne (klassieke) muziek.

Columnist Dap Hartmann

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

l.hartmann@tudelft.nl

Comments are closed.