Delta-columnist Dap Hartmann en collegevoorzitter Tim van der Hagen schrijven elkaar iedere twee weken een openhartige brief over de toekomst van de universiteit, muziek en boeken. Hartmann maakt zich druk over ‘de ongelijke waardering voor onderzoek en onderwijs’.
Beste Tim,
Is het slechts mijn verbeelding, of bespeur ik in je vorige brief een lichte terugval naar de rol van bestuurder met mooie marketingverhalen? Je gebruikt driemaal het woord ’transitie’, en holle frasen als ‘inspirerende campus’, ‘onze snel veranderende maatschappij’ en ‘flexibele onderwijsruimtes’. Dat doet het vast heel goed in het volgende jaarverslag, maar niet in een persoonlijke correspondentie. Je lardeert je brief rijkelijk met uitspraken en onderzoeksresultaten van diverse experts. Dat is allemaal leuk en aardig, maar ik hoor liever de mening van Tim van der Hagen zelf. Anders wordt het toch een beetje “I’m having what she’s having” uit When Harry met Sally.
Ook je lovende woorden over FMVG (“in korte tijd getransformeerd van een afdeling die verantwoordelijk was voor onderhoud en kleine verbouwingen tot een compleet bouwbedrijf dat complexe projecten als het nieuwe TNW-gebouw op Zuid realiseert, binnen budget en op tijd.”) zijn tenenkrommende management-speak in plaats van de zielenroerselen van de mensch Tim van der Hagen die ik in deze briefwisseling beter wil leren kennen.
Deerniswekkende clown
Je zegt “schoenmaker blijf bij leest”, en het ligt inderdaad niet erg voor de hand dat Cees Dekker een missverkiezing jureert – sorry Cees! Toch hoeft onze leest niet al te smal en knellend te zijn. Waarom wordt een fysicus niet gevraagd naar haar mening over de EU, een civiel ingenieur naar zijn wensenlijstje voor de kabinetsformatie, of een industrieel ontwerper naar haar favoriete schrijver voor het volgende Boekenweekgeschenk?
Nu ben je alleen welkom aan tafel als het precies over jouw specifieke vakgebied gaat. En bij De Wereld Draait Door (DWDD) alleen als je een échte kanjer bent (Robbert Dijkgraaf, Ben Feringa – maar wel pas nadat hij de Nobelprijs had ontvangen), toegevoegde entertainmentwaarde hebt (Vincent Icke, Diederik Jekel), of een deerniswekkende clown bent (Walter Lewin, Freek Vonk).
Saillante ontdekking
Zelfs het presenteren van wetenschappelijke programma’s laten we niet aan wetenschappers over. Ik ben opgegroeid met de legendarische televisieserie Cosmos gepresenteerd door Carl Sagan. Onlangs is daar door Neil deGrasse Tyson een geactualiseerde versie van gemaakt. Die man is een held in de VS. Hij zat maar liefst zeven maal aan tafel bij Real Time with Bill Maher en hij heeft 7,5 miljoen volgers op Twitter. Maar wat doen wij in Nederland? In navolging van minkukels als Steve Irwin maakt Freek Vonk schreeuwerige programma’s waarin hij exotische dieren lastig valt om te laten zien wat de grootste slang of de gevaarlijkste haai is. Verder steek je er niets van op, want het gaat niet om de inhoud maar om ‘entertainment’.
In het beste geval laten we André Kuipers een programma over buitenaards leven presenteren. André is een vreselijk aardige man, welbespraakt en onze Nederlandse trots in de ruimte, maar hij heeft medicijnen gestudeerd, geen sterrenkunde. “Wat maakt dat nou uit. Hij is astronaut, dat heeft toch ook iets met de ruimte te maken?” hoor ik mensen al zeggen. Dat soort infame relativeringen zijn aan de orde van de dag. In 2008 schreef ik een column over de gotspe dat – god betere het – de VPRO een wetenschapsprogramma liet presenteren door Georgina Verbaan.
Die column spreekt voor zich, dus ik zal mijn kritiek hier niet herhalen. Wel wil ik een saillante ontdekking openbaren. Ik weet dat je Twittert, want ik volg je aldaar, evenals 332 anderen. In de afgelopen zesenhalf jaar heb je maar liefst 39 Tweets verstuurd en 51 berichten geretweet. Je volgt 36 mensen, waaronder Marja van Bijsterveld, Jeroen van den Hoven, Carel Stoker, Jos Engelen, en je eigen vrouw en dochter. Maar tot mijn grote verrassing zie ik dat je ook Donald Trump volgt, en… Georgina Verbaan! Dat mag je even uitleggen.
Chriet Titulaer
Het gevaar van leken en dilettanten aan het woord laten over wetenschap werd onlangs op trieste wijze geïllustreerd toen DWDD aandacht besteedde aan het overlijden van Chriet Titulaer. Jelle Brand Corstius had zichzelf uitgenodigd om met een Limburgs accent ‘hilarische fragmenten’ voor te lezen uit Titulaers autobiografie. De redactie vroeg zich blijkbaar niet af of deze reisprogrammamaker daarvoor wel de aangewezen persoon is. Welnee, hij is immers ‘de zoon van’, heeft Zomergasten gepresenteerd en is een graag geziene gast in DWDD. Meer intellectuele bagage heb je niet nodig om iemand belachelijk te maken.
Als hij zijn huiswerk had gedaan, dan had hij geweten dat Chriet wordt uitgesproken als ‘Kriet’, want dat staat zelfs op zijn Wikipediapagina. Maar niks hoor, hij werd gewoon ‘Griet’ genoemd. Ook ’tafelheer’ Tim Hofman deed een duit in het schijtlollige zakje: hij dacht dat Chriet Titulaer een satirisch typetje was en doopte hem vervolgens ’techno-jezus’. Waarom zat daar geen sterrenkundige aan tafel die Chriet Titulaer persoonlijk gekend heeft en kan uitleggen wat zijn bijdrage aan de popularisering van wetenschap op TV is geweest? In plaats daarvan was het twaalf minuten lang puberaal grinniken en geiten om een man met een mal baardje en een raar accent wiens lijk nog warm was. Jelle Brand Corstius heeft inmiddels zijn excuses aangeboden, maar voor DWDD is het blijkbaar de gewoonste zaak van de wereld.
Waardering voor onderwijs
Ik wil het dit keer met je hebben over de ongelijke academische waardering voor onderzoek en onderwijs. Directe aanleiding is de inaugurele rede van Jan-Willem Groenigen bij zijn benoeming tot hoogleraar Soil Biochemistry in Wageningen. Er was veel ophef over zijn stelling ‘Universitaire onderzoekers kunnen maar beter zo min mogelijk onderwijs geven’. Onderwijs geven verkleint de kans op het binnenhalen van een NWO-beurs, en zonder zo’n beurs kun je een wetenschappelijke carrière wel schudden. “Ik zie docenten en hoofddocenten worstelen met het dilemma tussen goed lesgeven en het besef dat het ten koste gaat van de wetenschappelijke carrière”, aldus Groenigen. Hij heeft volkomen gelijk, want ik zie dat ook op de TU Delft. Wetenschappelijk medewerkers hebben veelal een 60-40 profiel: 60% van de tijd besteden ze aan onderzoek en 40% van de tijd geven ze onderwijs.
In de praktijk is die verdeling vaak scheef. Er zijn mensen die nauwelijks onderwijs geven en het hele jaar lekker bezig zijn met hun onderzoek. Ze schrijven mooie publicaties, bezoeken conferenties op spannende locaties, oogsten waardering voor hun onderzoeksresultaten, gaan zes weken met vakantie, en genieten om de zeven jaar van een welverdiende sabbatical. En er zijn mensen die veel onderwijs geven en vrijwel geen tijd overhouden om onderzoek te doen. Ze zien studentenaantallen groeien waardoor hun colleges steeds drukker worden bezocht, met alle tijdrovende gevolgen van dien: meer studenten begeleiden, meer tentamens nakijken en meer verslagen en scripties beoordelen.
Bovendien wordt er voortdurend een beroep op ze gedaan om nóg meer colleges te geven (straks ook het negende en het tiende uur), om nieuwe vakken op te zetten, om een MOOC te maken en om meer afstudeerders te begeleiden. Er worden onderwijsgerelateerde activiteiten in de avond georganiseerd, en zou het geen goed idee zijn om dit jaar ook eens een summerschool te organiseren? Ook een sabbatical is uitgesloten, want wie gaat er dan college geven? Deze UD’s en UHD’s worden door hun meer onderzoeksgerichte collega’s niet langer als wetenschappers maar als docenten gezien.
Liever onderzoek doen
Natuurlijk heeft iedereen een verschillend talent voor onderzoek en onderwijs, en ook persoonlijke affiniteit speelt een belangrijke rol. Dat zou de TU Delft moeten omarmen, want zo zet je iedere wetenschappelijk medewerker optimaal in. Helaas is de praktijk anders. Een UD (universitair docent, red.) die veel onderwijs geeft, maakt bitter weinig kans om UHD (universitair hoofddocent, red.) te worden, want tsja, het onderzoek is wat aan de magere kant. Als UHD gaat hij misschien meer onderzoek doen, maar wie moet dan het onderwijs geven?
Er is dus geen enkele motivatie bij de leidinggevende van deze UD om hem te bevorderen tot UHD, en de stok om hem mee te slaan ligt al klaar: te weinig publicaties in high-ranked journals. Andersom is het geven van weinig onderwijs nauwelijks een belemmering voor promotie, zolang het onderzoek maar goed is. Dat maakt dat ambitieuze wetenschappers liever onderzoek doen dan onderwijs geven, en dat is precies de onheilstijding van Groenigen. Ondanks alle mooie beloftes die ik in het verleden voorbij heb zien komen, is dit ook op de TU Delft ook nog steeds de harde realiteit. Wetenschappers die veel onderwijs geven, worden vaak weggezet als ‘docenten’ en daaruit spreekt toch een zeker dedain van de onderzoekelite. Onderwijs is corvee waaraan een wetenschapper zich het liefst onttrekt.
Ik twijfel er niet aan dat je met mij van mening bent dat onderwijs minstens zo belangrijk is als onderzoek, want laten we niet vergeten dat iedere Nobelprijswinnaar uitmuntend onderwijs heeft genoten. Maar ik ben benieuwd of je die ongelijke waardering voor onderzoek en onderwijs herkent. En ook dat de invoering van de tenure track die tweedeling alleen maar groter heeft gemaakt. Ik hoop het wel, want anders werken wij blijkbaar op twee verschillende universiteiten. In dat geval leid ik je graag een keer rond op mijn universiteit. Maar als we het er wel eens over zijn, dan wil ik graag van je horen hoe je deze misstanden gaat rechtzetten. En kom alsjeblieft niet aan met de ‘docent van het jaar’ prijs of andere poedelprijzen, want dat doet me te veel denken aan de medewerker van de maand bij McDonald’s of Walmart.
Brieven uit Genua
Wat ik ook node miste in je laatste brief, is een culturele excursie over je favoriete boeken, muziek, beeldende kunst, theater, films of televisieseries, en vooral je onderbouwing daarvan. Laat ik de draad weer oppakken in de hoop dat jij er in je volgende brief op voortborduurt. Aangezien je een liefhebber bent van de vroege brievenromans van Gerard Reve, en omdat we nu zelf corresponderen, kan ik je Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer aanbevelen. Ik kreeg het cadeau voor mijn verjaardag, en dat schept toch de morele verplichting om het te lezen en daarover met de gever van gedachten te wisselen. Want ik ga er altijd vanuit dat mijn vrienden mij alleen een boek cadeau doen dat ze zelf gelezen hebben, erg goed vonden, en denken dat ik ook zal appreciëren.
Diezelfde voorwaarden hanteer ik bij het aanbevelen van een boek. Hoewel ik Brieven uit Genua nog niet uit heb – het is tamelijk dik, en draagt daarmee wezenlijk bij aan mijn streven om dit jaar 10.000 bladzijden te lezen – bevalt het nu al zo goed dat ik het je van harte kan aanbevelen. Vooral omdat het in twee opzichten lijkt op die vroege brieven van Reve. Ten eerste beschrijven Pfeijffers brieven uitsluitend zijn eigen observaties en denkbeelden. Ze zijn waarschijnlijk nooit echt verzonden, want er worden geen specifieke vragen aan de geadresseerde gesteld en hij refereert ook nergens naar brieven die hij zelf heeft ontvangen. Ten tweede is de stijl van schrijven prachtig. Zo zegt Pfeijffer ergens: “De crypten van mijn geheugen zijn goed verlicht en worden doorkruist door duidelijk gemarkeerde wandelpaden. Het is er veilig. Toch kom ik er niet graag.”
Speciaal gevoel voor humor
Ik weet niet of je tijd hebt om televisieseries te kijken, maar mocht je in de gelegenheid zijn dan kan ik Fargo van harte aanraden. Deze serie, waarvan onlangs het derde seizoen is begonnen, is geïnspireerd op de fantastische film Fargo van Joel en Ethan Coen uit 1996. Iedereen die deze film heeft gezien, raakt nooit meer verlost van het beeld van Steve Buscemi en de houtversnipperaar. De Coen brothers zijn executive producers van Fargo (de serie) die waarschijnlijk mede daardoor dezelfde sfeer, dezelfde donkere humor en hetzelfde trage tempo heeft als de film. De cinematografie is prachtig en de acteurs zijn werkelijk uitmuntend.
Het onderschrijft wat Stephen King een paar jaar geleden al opmerkte: het tijdperk van de speelfilm is ingehaald door TV-series waarvan iedere aflevering een volwaardige speelfilm is. Ten slotte wil ik je als Geheimtipp de krankzinnige animatieserie Rick and Morty meegeven. Als fysicus en liefhebber van science fiction zal het je zeker aanspreken. Je moet echter wel over een speciaal gevoel voor humor beschikken. Mocht het je om die reden toch niet bevallen, dan leert het je in elk geval iets over de crypten van mijn gevoel voor humor. Het is er duister en de kronkelige paden zijn verraderlijk. Toch kom ik er graag.
Hartelijke groet,
Dap
Lees de hele briefwisseling terug, in volgorde van verschijnen:
‘Beste Tim, hoe wil je al je doelen gaan halen?’
‘Beste Dap, we willen toch excelleren?’
‘Beste Tim, wat ga je doen aan werkdruk?’
‘Beste Dap, cultuur moeten we allemaal veranderen’
‘Beste Tim, we zijn geen pluimvee’
‘Beste Dap, ik hoor het liefst de meningen van experts’
‘Beste Tim, onderwijs is net zo belangrijk als onderzoek’
‘Beste Dap, ik kan je uithaal niet plaatsen’
‘Beste Tim, laat mij rector worden’
‘Beste Dap, succes moet je vieren’
Comments are closed.