Voor een stukje in het jaarboek van de studievereniging kreeg ik de vraag ‘Vindt u dat u als columnist voor Delta en hoogleraar een belangrijke voorbeeldfunctie heeft die de richting van meningen in de TU kan bepalen?’.
Ik vind het altijd grappig dat studenten iedereen die college geeft gewoon hetzelfde zien, terwijl onze organisatie achter de schermen zo hiërarchisch is. Ik ben van pure vermoeiing opgehouden om studenten te verbeteren wanneer ze me mailen met ‘beste professor’.
Het antwoord op de vraag of ik vind dat docenten een voorbeeldfunctie hebben is simpel: ja, natuurlijk. En ik zou graag zien dat iedereen die wél een hoge academische titel heeft die rol wat serieuzer zou nemen. Daar schreef ik al eerder over.
Of ik denk dat ik de richting van meningen of zelfs die van de TU kan beïnvloeden? Ha! No way.
Ik heb steeds vaker het gevoel dat ik elke maand dezelfde column schrijf. Een pleidooi waar bovendien nooit antwoord op komt. Wat dan weer precies een illustratie is van waar ik me druk over maak. Trouwe lezers moet het zijn opgevallen dat mijn toon het afgelopen jaar verschoven is. Minder reflectie. Meer verwijten. Woede. Frustratie. En met ingang van vandaag: cynisme.
Van gelijkgezinden krijg ik complimenten. Instemmende mails. Collega’s vertellen – fluisterend! – dat ze zich gesteund voelen. Hoe goed het is dat iemand kritiek durft te uiten. Reacties met tegenargumenten krijg ik bijna nooit. En al helemaal niet publiek. Mensen vragen me soms of ik wel eens in de problemen kom na kritiek op het CvB, directeuren, of decanen. Was dat maar zo! Er komt niet eens antwoord.
Onze universiteit voelt onvoldoende als een universiteit
Het is natuurlijk prima als het mensen weinig interesseert wat ik ergens van vind. Want wie ben ik? Maar het is niet alsof er wél een inhoudelijk, publiek, op basis van feiten en argumenten gevoerd debat loskomt als – ik noem maar wat – vakbonden of juridisch experts gehakt maken van repressief universiteitsbeleid.
Onze universiteit voelt onvoldoende als een universiteit. Meer als R&D afdeling. Met een veredelde beroepsopleiding erbij. Of als bedrijf. Waar iedereen netjes binnen de grenzen van hun takenpakket blijft. Waar niet serieus wordt nagedacht over de publieke rol van ons instituut. Over haar verantwoordelijkheden. Of over haar verhouding tot de wereld om ons heen. Het gebeurt in ieder geval niet zichtbaar.
In de tussentijd wordt er in Gaza een hele gemeenschap van de aardbodem geveegd. Met spullen die mede hier ontwikkeld zijn. En met steun van instellingen en bedrijven waar TU Delft vrienden mee is.
Daar kun je discussie over organiseren. Over wat dat van ons vraagt. Een poging doen om de feiten op een rij te krijgen. En om elkaars argumenten daar in het openbaar aan te toetsen. Of niet. Onze bestuurders weigeren het. En bijna niemand maakt zich daar druk over. Niet zichtbaar.
Welke boodschap geeft dat voorbeeld? Dat je voor het uitwisselen van argumenten in een publiek, beredeneerd debat niet in Delft moet zijn. Daarvoor ga je maar naar een universiteit ofzo.
Comments are closed.