Columnist Bob van Vliet vindt dat decanen en directeuren actiever moeten bijdragen aan het publieke debat over controversiële kwesties.
Iemand hogerop in de organisatie vroeg me laatst hoe ik vond dat decanen en directeuren zouden moeten omgaan met discussies en acties rond controversiële kwesties zoals klimaatbeleid of de oorlog in Israël/Palestina. Ik denk dat de universiteit hierin een verantwoordelijkheid heeft die verder gaat dan het organiseren van op persoonlijk welzijn gerichte bijeenkomsten zoals de ‘share & care’-sessies die er op de TU waren naar aanleiding van de situatie in Gaza.
Het verlangen om ‘neutraal’ en ‘inclusief’ te zijn lijkt er op het moment toe te leiden dat iedereen in autoriteitsposities zich angstvallig op de vlakte houdt over bijna alles dat tot botsende meningen leidt. Maar juist bij kwesties waarvan je weet dat er sterke gevoelens over leven, moet er op een universiteit proactief een poging gedaan worden daar een inhóudelijke discussie over te organiseren. Niet alleen omdat het een taak van universiteiten is om maatschappij en politiek een kritische spiegel voor te houden, maar ook omdat het gewoon goed onderwijs is.
Als je studenten wil opleiden tot kritische en democratisch ingestelde burgers, dan moet je wel het goede voorbeeld geven. Wanneer er in de wereld iets speelt waar een flinke groep studenten zich druk over maakt, is dat een perfecte gelegenheid om te laten zien hoe je daar op een academische en democratische manier mee om kunt gaan.
Rondom Israël/Palestina moest dat goede voorbeeld van een groep studenten komen. Zij lieten zien hoe dit eruit kan zien door een bijeenkomst te organiseren waarin relevante onderzoekers hun kennis over de situatie kwamen delen, gecombineerd met gelegenheid voor vragen en discussie. In andere woorden: ze organiseerden onderwijs voor zichzelf.
Doe wat die studenten doen
Ik ben niet vaak zó onder de indruk geweest van een groep studenten. Toch had ik liever gezien dat die bijeenkomst georganiseerd was door iemand met een beetje academische autoriteit. Een professor, directeur, of decaan. Dan was er namelijk ook de boodschap vanuit gegaan: zo doen we dat hier.
Naast het organiseren van academische discussies over maatschappelijke kwesties zou ik de higher ups ook graag actiever zien deelnemen aan zulke discussies. In Delta staan bijna enkel ingezonden brieven van studenten en PhD-kandidaten. Weinig zegt duidelijker ‘dit vinden we niet zo belangrijk’ als iets aan studenten en PhD’s overlaten.
Nou snap ik ook wel dat het voor leidinggevenden niet altijd logisch of handig is om heel stellige standpunten in te nemen. Maar ook overwegingen met minder harde conclusies, of een beargumenteerde uiteenzetting van een dilemma of worsteling zijn het publiceren waard. Ook weet ik dat de universiteit in de verste verte geen democratische organisatie is. Maar het zou goed zijn om iets vaker te doen alsof.
Dus dat is mijn antwoord. Geef het goede voorbeeld. Doe wat die studenten doen. Steun ze op zijn minst openlijk. Als je vindt dat kritisch denkwerk, inhoudelijk debat, en democratisch engagement belangrijk zijn, dan moeten de belangrijke mensen dat ook – zichtbaar – in de praktijk brengen.
Bob van Vliet is docent bij de faculteit 3mE en gespecialiseerd in ontwerponderwijs. Reacties zijn welkom via B.vanVliet@tudelft.nl
Bob van Vliet / Columnist
Comments are closed.