Onderwijs

Eerste generatiestudenten: hoe kan de TU hen bereiken?

De TU Delft wil meer Nederlandse studenten met een migratieachtergrond trekken, maar uit CBS-onderzoek blijkt dat de universiteit het niet slecht doet. Wat moet er toch beter?

Wil je dat jongeren een technisch profiel kiezen op de middelbare school, dan is het goed om hun interesse al op jonge leeftijd te wekken. (Foto: Roos van Tongeren)

Om de diversiteit binnen haar muren te vergroten én om haar groeiambitie waar te maken wil de TU Delft meer eerste generatiestudenten trekken. Daarmee doelt de universiteit op potentiële studenten met een migratieachtergrond. Dat zijn jongeren, bijvoorbeeld uit bepaalde wijken in Rotterdam-Zuid. “We zien daar nauwelijks studenten vandaan komen”, zei TU-diversity officer David Keyson in 2021 in een interview met Delta.

Intussen heeft de TU het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten onderzoeken hoe het eigenlijk is gesteld met de populatie studenten met een migratieachtergrond op de campus (en met hun slagingspercentages, maar daar trekt het CBS geen harde conclusies over). De uitkomsten liggen er al sinds augustus 2022, maar bereikten Delta nog niet eerder.

Het CBS vergeleek de bachelorinstroomcijfers in de jaren 2012 tot en met 2021. Daar kwam uit dat:

  • Studenten uit Indonesië, Marokko, het Nederlands-Caribisch gebied, Suriname en Turkije elk tussen de 1% en 2% van de bachelorinstroom vertegenwoordigen;
  • De absolute instroom voor deze herkomstlanden jaarlijks schommelt tussen 20 en 70 studenten per herkomstland.

Dit is volgens het CBS in lijn met ‘de verhoudingen in de N&T (natuur en techniek, red.) VO-gediplomeerden populatie’. De conclusie luidt dus met andere woorden: scholieren met een migratieachtergrond en een technisch profiel kiezen net zo vaak voor de TU Delft als dat je op basis van de omvang van die groep zou mogen verwachten. De TU doet het dus helemaal niet slecht.

Postcodebeleid
Keyson onderschrijft dat en toch is hij niet tevreden. Kinderen moeten vaker een technisch profiel kiezen (+) en zeker bij kinderen met een migratieachtergrond is daar een inhaalslag te maken, vindt hij. De vraag is nu dan ook: hoe?

In 2021 had Keyson daarvoor een plan, zo bleek in het eerder aangehaalde interview. De TU moest de scholen in en op de vraag welke scholen dat moesten zijn, had hij een antwoord gevonden. Zogenoemde heatmaps moesten op wijkniveau inzicht gaan geven op de herkomst van studenten, want, zo zei Keyson, “in bepaalde wijken wonen vooral bepaalde minderhedenpopulaties én er komen weinig van onze studenten vandaan”. Het zou de TU de mogelijkheid bieden om gerichte campagnes te voeren op lagere en middelbare scholen om kinderen te interesseren voor techniek en een technisch profiel.

Dat beoogde postcodebeleid komt er alleen niet, vertelt Keyson nu aan Delta. De data over postcode, herkomst en schoolkeuze blijken daarvoor te niet genoeg op elkaar te passen. Middelbare scholen die veel studenten ‘leveren’ aan de TU blijken namelijk jongeren uit de hele stad te trekken. Voor middelbare scholen waar juist weinig studenten vandaan komen, geldt ongetwijfeld hetzelfde. Niet handig als je niet weet waar deze scholieren wonen. Vooral als je ze wilt bereiken als zij nog openstaan voor je boodschap: op de lagere school (die dus vaker in een andere wijk staat dan de middelbare school).

Erasmus Universiteit
Hoewel de heatmaps er niet komen, blijft Keyson erbij dat de TU de scholen in moet. Collega’s van hem werken nu aan een zogenoemd outreach-programma dat onder meer duidelijk moet maken hoe scholen dan wel moeten worden geselecteerd.

Het diversity office kijkt daarbij onder meer naar een vergelijkbaar programma van de Erasmus Universiteit Rotterdam. EUR-programmamanager Anne Wijtzes bevestigt dat het zogenoemde Academisch Outreach Programma inderdaad werkt met ‘specifiek geselecteerde scholen zodat onze inspanningen daar komen waar ze de meeste impact maken’.

Voor de Rotterdamse basisscholen gebruikt de Erasmus Universiteit achterstandsscores van het CBS, voor de Rotterdamse middelbare scholen gaat het net een beetje anders. Wijtzes: “Omdat wij ons in eerste instantie richten op havisten en vwo’ers, hebben wij een indicator gemaakt die een weergave is van de achtergrondkenmerken van specifiek deze leerlingen op de middelbare scholen. Als indicator hebben wij daarom gekozen voor het percentage leerlingen (havisten/vwo’ers) uit armoedeprobleem-cumulatie-gebieden. Vervolgens zijn wij gestart bij de scholen met kinderen en jongeren met de grootste kansenachterstand.”

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.