Opinie

Torso

Winckelmann, groot kenner van Griekse beelden, schepper van het classicisme, een Duitser met een platoons tikje, maakte achttiende-eeuwse hologrammen.

Bij het aanschouwen van ,,het mishandelde en mismaakte torso van Hercules, waaraan hoofd, armen, benen en het bovendeel van de borst ontbreken”, reconstrueerde deze paleontoloog van het menselijk lichaam ,,in gedachten de ontbrekende lichaamsdelen.” Zoals een nieuw specialisme tegenwoordig met klei, louter op basis van een opgegraven schedel, de gelaatstrekken van een eeuwen geleden overledene opnieuw weet te modelleren.

Voor Winckelmann was zo’n fictieve Gestalt een Ideaal dat hij zelden in werkelijke beelden aanschouwde. De meeste Griekse oudheden hebben immers hun eigen geschiedenis van vallen en breken. Af en toe overleeft een hele marmeren held of god, zoals de door de connaisseur verafgode Apollo van Belverdere – in mijn ogen een nogal kleffe figuur, met een koperen vijgenblad, er later op aangebracht.

Om wat achter dat blad zit (of juist niet) gaat het me – en ging het Winckelmann. Je snapt dat hij in een eeuw, waarin zelfs liberaal Holland een heksenjacht op homo’s ontketende, in the closet bleef. Hij bekeerde zich tot het roomse geloof. Het valt echter op dat hij bij zijn mentale reconstructie van alleen maar mannelijke torso’s geen enkele maal zo’n ontbrekende, afgebroken pik memoreert en aan zijn Ideaal toevoegt.

Wel speurde hij daarnaar in de broeken van leerlingen, zeg maar de ‘modellen’ van intellectuelen. Casanova klopte aan bij Winckelmanns werkkamer, trad binnen en zag nog net hoe deze kenner der Griekse beginselen ,,bij het ontcijferen van oude schrifttekens schielijk een jongen losliet en zijn in wanorde geraakte broek haastig dichtmaakte”.

Winckelmann voelde zich geroepen tot een verklaring. ,,U moet weten”, zei hij tegen de grote verleider Casanova, ,,dat ik niet alleen geen pederast ben, maar dat ik mijn hele leven al beweer dat het onvoorstelbaar is dat deze lust – die onbegrijpelijke hang – het menselijk geslacht heeft bekropen.”

Hij kon echter ,,door kille theorie geen einde maken aan zijn achterlijkheid en besloot daarom zijn licht op te steken in de practijk.” Tevergeefs, naar bleek. ,,Non arrivo”, klaagde hij. ,,Ik kom niet klaar!” Zoals Delacroix in zijn dagboek, niet in zijn moerstaal, maar ter camouflage in het Italiaans. De Franse schilder gaf daarin echter aan dat hij wel klaar kwam. ,,Chiavatura dinanza colla mia carina Emilia”, ,,Ik heb lekker gesleuteld met mijn lieve Emilia”.

Elk zijn fetisj, elk die eigen kleine perversie, al dan niet in absentia. Voor Angèle, in Van Ostaijens gelijknamige verhaal gehuwd met ‘de Stronk’, was de charme van diens torso met daaraan slechts een hoofd en een pik, dat ze hem op een piëdestal plaatste en zich dan – zonder dat de Stronk zich kon verroeren en voor hem goed zichtbaar – in het echtelijk bed door minnaars liet nemen. ,,De pijnlijke gelaatsuitdrukking van de echtgenoot maakte de omarming sterker.”

Salomé draaide ’t om. Toen Johannes de Doper haar het gebruik van zijn geslacht ontzegde, verkoos ze uit wraak zijn hoofd. Slechts dat hoofd – op een presenteerblaadje. Pars pro toto.

Winckelmann, groot kenner van Griekse beelden, schepper van het classicisme, een Duitser met een platoons tikje, maakte achttiende-eeuwse hologrammen. Bij het aanschouwen van ,,het mishandelde en mismaakte torso van Hercules, waaraan hoofd, armen, benen en het bovendeel van de borst ontbreken”, reconstrueerde deze paleontoloog van het menselijk lichaam ,,in gedachten de ontbrekende lichaamsdelen.” Zoals een nieuw specialisme tegenwoordig met klei, louter op basis van een opgegraven schedel, de gelaatstrekken van een eeuwen geleden overledene opnieuw weet te modelleren.

Voor Winckelmann was zo’n fictieve Gestalt een Ideaal dat hij zelden in werkelijke beelden aanschouwde. De meeste Griekse oudheden hebben immers hun eigen geschiedenis van vallen en breken. Af en toe overleeft een hele marmeren held of god, zoals de door de connaisseur verafgode Apollo van Belverdere – in mijn ogen een nogal kleffe figuur, met een koperen vijgenblad, er later op aangebracht.

Om wat achter dat blad zit (of juist niet) gaat het me – en ging het Winckelmann. Je snapt dat hij in een eeuw, waarin zelfs liberaal Holland een heksenjacht op homo’s ontketende, in the closet bleef. Hij bekeerde zich tot het roomse geloof. Het valt echter op dat hij bij zijn mentale reconstructie van alleen maar mannelijke torso’s geen enkele maal zo’n ontbrekende, afgebroken pik memoreert en aan zijn Ideaal toevoegt.

Wel speurde hij daarnaar in de broeken van leerlingen, zeg maar de ‘modellen’ van intellectuelen. Casanova klopte aan bij Winckelmanns werkkamer, trad binnen en zag nog net hoe deze kenner der Griekse beginselen ,,bij het ontcijferen van oude schrifttekens schielijk een jongen losliet en zijn in wanorde geraakte broek haastig dichtmaakte”.

Winckelmann voelde zich geroepen tot een verklaring. ,,U moet weten”, zei hij tegen de grote verleider Casanova, ,,dat ik niet alleen geen pederast ben, maar dat ik mijn hele leven al beweer dat het onvoorstelbaar is dat deze lust – die onbegrijpelijke hang – het menselijk geslacht heeft bekropen.”

Hij kon echter ,,door kille theorie geen einde maken aan zijn achterlijkheid en besloot daarom zijn licht op te steken in de practijk.” Tevergeefs, naar bleek. ,,Non arrivo”, klaagde hij. ,,Ik kom niet klaar!” Zoals Delacroix in zijn dagboek, niet in zijn moerstaal, maar ter camouflage in het Italiaans. De Franse schilder gaf daarin echter aan dat hij wel klaar kwam. ,,Chiavatura dinanza colla mia carina Emilia”, ,,Ik heb lekker gesleuteld met mijn lieve Emilia”.

Elk zijn fetisj, elk die eigen kleine perversie, al dan niet in absentia. Voor Angèle, in Van Ostaijens gelijknamige verhaal gehuwd met ‘de Stronk’, was de charme van diens torso met daaraan slechts een hoofd en een pik, dat ze hem op een piëdestal plaatste en zich dan – zonder dat de Stronk zich kon verroeren en voor hem goed zichtbaar – in het echtelijk bed door minnaars liet nemen. ,,De pijnlijke gelaatsuitdrukking van de echtgenoot maakte de omarming sterker.”

Salomé draaide ’t om. Toen Johannes de Doper haar het gebruik van zijn geslacht ontzegde, verkoos ze uit wraak zijn hoofd. Slechts dat hoofd – op een presenteerblaadje. Pars pro toto.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.