Taal als tovenarij
Jenna Pfeifer houdt van woorden. Ze ziet dat studenten-slang een apart onderdeel is hoe er op de TU wordt gesproken. Het jargon is niet peer-reviewed noch een marketingtool; het is innovatieve codetaal.
Jenna Pfeifer houdt van woorden. Ze ziet dat studenten-slang een apart onderdeel is hoe er op de TU wordt gesproken. Het jargon is niet peer-reviewed noch een marketingtool; het is innovatieve codetaal.

(Foto: Sam Rentmeester)
Als schrijver houd ik van woorden; ik verzamel op mijn telefoon woorden die ik mooi vind klinken, zoals verisimilitude of pareidolia. Zo kom ik regelmatig nieuwe tegen die uiteindelijk oud blijken te zijn (of in ieder geval ouder dan ik). Ik ben geboren in 1997, en dus formeel GenZ. Ik dacht dat ik ‘bij’ was totdat ik NPC moest googelen.
Daarmee kwam ik niet zozeer een nieuw woord tegen, maar een nieuwe wereld. NPC (verwijzend naar een niet-spelerpersonage in een videogame) wordt gebruikt om iemand te beschrijven die niet zelfstandig kan denken, zoals een figurant in de film van iemand anders. Het tegenkomen van deze term in het wild daagt de misvatting van digitaal dualisme uit: het idee dat de online wereld nep is en de offline wereld echt. Definities die op schermen ontstaan, worden de dominante realiteit.
Het is makkelijk om termen als ghosting of slay af te doen als luie taalkundige snelkoppelingen. In feite zijn het hulpmiddelen om het verhaal te sturen. Ik herinner me hoe mijn vrienden en ik op school basic gebruikten om af te doen wat we als mainstream beschouwden, of FML om kleine tegenslagen om te zetten in gedeelde tragedies. Of hoe een paar tweelingen die ik kende hun eigen taal bedachten als bescherming tegen de onzekerheden en banaliteiten van de volwassen wereld.
Hier komt de tovenarij om de hoek kijken. Het woord abracadabra is afgeleid van de Hebreeuwse uitdrukking avra kehdabra, wat ‘Ik schep terwijl ik spreek’ betekent. In de filosofie noemt J.L. Austin dit een performatieve uiting: een uitspraak die niet alleen een situatie beschrijft, maar deze ook actief verandert (zoals ‘ja’ zeggen bij een huwelijk, of ‘je bent ontslagen’ tegen een werknemer). Wanneer studenten syntaxis herdefiniëren of acroniemen bedenken, houden ze zich bezig met performatieve uitspraken. Ze spreken een spreuk van autonomie uit en laten zien dat ze de macht hebben om de wereld te definiëren in plaats van er alleen maar in te leven.
Door hun taal moeilijk te begrijpen te maken, creëren studenten een ruimte die veilig is
De ondoorzichtigheid van dit opkomende lexicon fungeert als een soort verdedigingsmechanisme. Door hun taal moeilijk te begrijpen te maken, creëren studenten een ruimte die veilig is en waar ze niet door het establishment kunnen worden ingelijfd, verpakt of beoordeeld.
Dit contrast tussen de verhelderende kracht van taal en het vermogen ervan om te verdoezelen, legt een dieper conflict bloot als je kijkt wat het doel van taal is hier aan de TU Delft. Aan de ene kant vereist wetenschappelijk onderzoek transparantie. Taal moet duidelijk genoeg zijn om reproduceerbaarheid te garanderen en door de bredere gemeenschap te worden begrepen. Aan de andere kant vereist de institutionele machine, gedreven door de marktkrachten van wereldwijde ranglijsten en studentenwerving, leesbare en overtuigende taal, verpakt voor onmiddellijke consumptie. Studentenslang daagt beide uit. Het is niet peer-reviewed en ook niet verkoopbaar. Het is versleuteld.
Aan deze universiteit vieren we innovatie. We moeten het studentenjargon daarom niet zien als een bug in het systeem, maar als een onderdeel daarvan. We hoeven de termen niet zelf te gebruiken (een straatterm slaat sneller dood als een oudere persoon hem gebruikt) en moeten taal die uitsluitend of schadelijk is, aanvechten. Maar we kunnen wel respect hebben voor de mechanismen die hierbij een rol spelen. We hebben het voorrecht om te zien hoe een nieuwe generatie haar eigen realiteit vormgeeft, net zoals wij ooit de onze hebben gevormd.
Jenna Pfeifer is promovendus in de biomechanica en cognitieve robotica aan de faculteit Werktuigbouwkunde. Haar onderzoek richt zich op de effecten van technologie op eenzaamheid onder jongeren. Jenna schrijft om de wereld beter te begrijpen door te proberen twee perspectieven samen te voegen: het wetenschappelijke en het poëtische.
Comments are closed.