Column: Birgit van Driel

The academy that cried wolf

Birgit van Driel maakt zich zorgen om inflatie van de term academische vrijheid door gerespecteerde organisaties zoals de KNAW.

Foto © Sam Rentmeester . 20220602  .
 Birgit van Driel, columnist  Delta

(Foto: Sam Rentmeester)

De academische vrijheid staat onder druk, ook en vooral in Nederland, daar is geen twijfel over mogelijk. En dat is zorgelijk. Juist daarom moeten we de definitie en interpretatie van de term ‘academische vrijheid’ zo scherp mogelijk houden en niet inzetten als lobby frame voor al onze wensen.

Waar hebben we het over als we het hebben over academische vrijheid? De Academic Freedom Index, die de academische vrijheid ‘meet’, is gebaseerd op vijf indicatoren: 1. de vrijheid om te onderzoeken en les te geven (zonder inmenging of censuur); 2. de vrijheid van academische uitwisseling en verspreiding; 3. institutionele autonomie, 4. integriteit van de campus en 5. vrijheid van academische en culturele expressie. Dit zijn dus belangrijke indicatoren van academische vrijheid, maar ze staan niet gelijk aan academische vrijheid.

De KNAW gebruikt de volgende definitie (overgenomen door voormalig minister Bruins): ‘het beginsel dat medewerkers aan wetenschappelijke instellingen in vrijheid hun wetenschappelijk onderzoek kunnen doen, hun bevindingen naar buiten kunnen brengen en onderwijs kunnen geven.’ (sterk gericht op indicator 1 en 2). Daarbij geeft de KNAW aan: ‘Academische vrijheid is niet absoluut maar wordt begrenst door professionele normen van wetenschapsbeoefening zoals vastgesteld in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit.’ Norm 53, waar ik eerder over heb geschreven, stelt ‘Wees helder over de beperkingen van de eigen expertise’. De academische vrijheid betekent dus niet ‘ik mag overal iets van vinden’,  dát is de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast zou ik willen betogen dat de academische vrijheid ook wordt begrenst door de afspraken in je arbeidscontract en met je leidinggevende. Academische vrijheid betekent dus ook niet ‘ik mag altijd doen wat ik zelf wil’.

De academische vrijheid betekent dus niet ‘ik mag overal iets van vinden’

Mijn zorg zit in het schermen met de ‘academische vrijheid’ om op te roepen tot algemene verbeteringen aan het hogeronderwijssysteem. De KNAW  bijvoorbeeld roept onder de titel ‘Academische vrijheid in Nederland – reactie op actuele bedreigingen’ op tot:

  • Minder bezuinigingen op het hoger onderwijs – dit terwijl ze tegelijkertijd zeggen ‘op zichzelf is er geen directe relatie tussen de omvang van overheidsfinanciering en academische vrijheid’. Een soortgelijke oproep vinden we in dit advies van Unesco.
  • Meer geld voor ongebonden onderzoek – terwijl ze tegelijk zeggen dat ‘vrijheid van wetenschap niet zonder meer betekent dat individuele wetenschappers in alle gevallen naar eigen inzicht onderwerpen voor onderwijs en onderzoek kunnen bepalen’. Natuurlijk hebben geldstromen invloed op de keuzes van individuele wetenschappers, maar zolang ze een keuze hebben zijn ze niet onvrij. Financieel stimuleren van bepaalde thema’s is van een heel andere orde dan censuur, directe inmenging in het onderzoek of het verbieden van onderzoeksthema’s. Een heel duidelijk voorbeeld van de aantasting van academische vrijheid is de directe politieke inmenging in de verdeling van onderzoeksfinanciering zoals voorgesteld door Trump.
  • Het afwijzen van invloed van de overheid op de taalkeuze van opleidingen omdat dit een vorm van ‘zeggenschap over het curriculum en de eindtermen van opleidingen’ zou zijn. Dit terwijl vorm en inhoud toch echt niet hetzelfde zijn.
  • Het verwerpen van het stelselmatig screenen van grote groepen onderzoekers, terwijl ze tegelijk zeggen ‘Kennisveiligheid kan een reden zijn om de vrijheid van de wetenschap in te perken’.

Laat ik vooropstellen dat ik het met al deze oproepen eens ben. Echter, door ze allemaal te scharen onder de noemer ‘academische vrijheid’ verdun je de betekenis van dit oh zo belangrijke principe, en dat is onwenselijk. Hoewel de nuance in de volledige rapporten zeker is terug te vinden, verdwijnt deze nuance zoals gebruikelijk in politieke debatten (zoals het commissiedebat Academische Vrijheid afgelopen woensdag 10 september) en aan talkshowtafels.

We moeten onze daling op de Academic Freedom Index serieus nemen en de relevante signalen in de gaten houden. Tegelijkertijd moeten we, vanuit onze academische verantwoordelijkheid – with great freedom comes great responsibility -, goed onderscheid blijven maken tussen wat academische vrijheid wél, maar ook níet is en welke signalen daarbij horen. Want de echte signalen moeten gezien worden voor wat ze zijn: kanaries in de kolenmijn.

Birgit van Driel is sinds 2021 beleidsmedewerker bij de directie Strategic Development. Ze is terug van weggeweest op de TU Delft waar ze in 2006 begon met studeren en de faculteiten IO (eerste jaar), TNW (bachelor) en 3mE (PhD) heeft aangedaan. Na haar PhD is ze strategieconsultant geweest bij Kearney en Program Officer bij NWO-TTW.

Columnist Birgit van Driel

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

B.A.vanDriel@tudelft.nl

Comments are closed.