Uitgerekend in het jaar van de mobiliteit neemt TBM-hoogleraar transportbeleid Bert van Wee afscheid. Als fervent fietser gaat hij straks motorblokken opknappen. Hoe kijkt hij terug op zijn tijd in Delft?
Transporthoogleraar Bert van Wee. (Foto: Sam Rentmeester)
Of het nou ging om maximumsnelheid, elektrische scooters, files of openbaar vervoer – net als andere media belde Delta geregeld met prof.dr. Bert van Wee (transportbeleid bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management) voor een actueel stukje. Van Wee was altijd goed bereikbaar, sprak snel maar helder en plaatste gebeurtenissen in perspectief.
De Dies Natalis gaat dit jaar over mobiliteit. Vind je het niet jammer dat je uitgerekend nu afscheid neemt?
“Ja, mijn geboortedatum staat al langer vast dan de keuze van het Diesthema. Het was leuk geweest als hetzelfde thema een jaar of twee eerder was gekozen. Dan had ik er volop in mee kunnen draaien.”
Toch had je wel een rol bij de Dies. Je mocht professor Susan Handy een eredoctoraat overhandigen. Hoe kwam je tot die keuze?
“Ik had daar niks mee te maken. Anderen hebben besloten dat Susan Handy en Alexandre Bayen een eredoctoraat zouden krijgen. En ik kreeg gewoon de mededeling, jij bent de erepromotor en dat betekent een voordracht. Ik vond het een goede keuze en ze is een inspirator voor mij. Ze houdt zich, net als ik, met een groot scala aan onderwerpen bezig zoals lopen, fietsen, gezondheid, grondgebruik, transportinteractie en bereikbaarheid. Ik ben zelf ook meer een generalist dan een specialist. We hebben eerder samengewerkt en ik heb eens financiering kunnen regelen waardoor ze een tijdje hier heeft rondgelopen. Het is altijd bijzonder prettig om met haar samen te werken en daarbij is ze ook nog heel bescheiden.”
‘Veel mensen vonden überhaupt geen baan’
Hoe ben je eigenlijk in het vak transportbeleid beland?
“Ik studeerde in 1983 af als sociaal geograaf aan de Universiteit Utrecht. De arbeidsmarkt was toen slecht. Veel mensen vonden überhaupt geen baan, of het moest in de automatisering zijn. Het was moeilijk om in de geografie werk te vinden. Een medestudent vroeg of ik wilde helpen bij veldwerk voor een verkeerskundig adviesbureau. Auto’s tellen, parkeerdruk meten en snelheidsmetingen doen. Na verloop van tijd vroegen ze me op kantoor om de metingen in te voeren in de computer. Daarna kreeg ik cursussen aangeboden, een baan en werd ik projectleider. Zo kwam ik bij toeval in het vervoer terecht. Het had ook volkshuisvesting of ruimtelijke ordening kunnen worden. Wat me bevalt aan het verkeer is dat het multidisciplinair is, dat ligt me wel.”
Je eredoctor, Susan Handy, neemt stelling tegen de dominantie van de auto. Hoe sta je daarin?
“De auto heeft nog steeds een aandeel van 70 procent van alle kilometers die we afleggen. Sommigen denken dat we de auto niet meer nodig hebben, maar als je op het platteland woont of je hebt een groot gezin dan is een auto bijzonder praktisch. Wel denk ik dat het verstandig is om de rol van de auto minder dominant te laten zijn dan dat die in de afgelopen vijftig jaar geweest is. We zijn erachter gekomen dat als je klakkeloos de auto de ruimte geeft, je de binnenstad ruïneert. In de jaren ’90 heeft Nederland volop gekozen voor de kwaliteit van de stedelijke omgeving, ook al ging dat ten koste van de auto. Niet om auto’s te pesten, maar omdat dominantie van de auto haaks staat op de belangen van voetgangers, fietsers, spelende kinderen en groenvoorziening – eigenlijk op alles dat een stad aantrekkelijk maakt.
Je woont zelf in Amersfoort en forenst sinds 2003 naar Delft. Hoe doe je dat?
“Met de trein, al vanaf het begin. Een keer of twee per jaar ga ik met de auto omdat ik in het TBM-bandje speel en dan met mijn keyboard deze kant op kom. Maar in principe altijd met de trein.”
Hoe bevalt dat?
“Over de hele linie goed, maar ik moet wel zeggen dat er het afgelopen jaar veel vaker problemen en vertragingen zijn op het spoor. Vanochtend nog. Ik stond op het balkon in een bomvolle trein. Die puilde uit, er kon geen mens meer bij. Die trein was veel te kort. De laatste zestien maanden zijn er meer problemen dan daarvoor. Ik hoop dat dat van tijdelijke aard is.”
Je onderzoekt onder meer infrastructurele megaprojecten. Hoe zie je vanuit dat perspectief de aanleg van tramlijn 19 over de campus?
“Daar hebben we geen onderzoek naar gedaan, maar ik gok dat tramlijn 19 de geschiedenisboeken ingaat als extreem voorbeeld van wat zich internationaal aftekent. Namelijk dat het project veel duurder wordt dan oorspronkelijk gecommuniceerd toen het besluit werd genomen. Ook heeft de aanleg te kampen met vertragingen, wat trouwens minder vaak voorkomt dan kostenoverschrijdingen. En internationaal zien we ook vaak dat het gebruik achterblijft bij wat was geprognotiseerd. Dat moeten we nog even afwachten.”
‘Als ik er een fles wijn op moet zetten gok ik dat de hyperloop er niet komt’
Over megaprojecten gesproken – wat is je verwachting van de hyperloop?
“Het is een zeer interessant onderwerp, laat ik dat vooropstellen. Ik heb verschillende afstudeerders gehad die ernaar gekeken hebben. Maar als ik er een fles wijn op moet zetten, dan gok ik dat-ie er niet komt. Simpelweg omdat er veel meer innovaties komen dan wat op straat wordt geïmplementeerd. Honderd jaar geleden kwam de auto op naast de trein en de fiets. Daarna kwam het vliegtuig en weer later de hogesnelheidstrein. Het is dus niet zo dat er niets verandert, maar heel weinig innovaties halen de eindstreep. De meeste deskundigen denken dat het niks gaat worden met de hyperloop. Sommigen denken vanwege de vacuümtechniek, andere denken vanwege de lage capaciteit, of omdat het per definitie een internationaal project wordt en dus gecompliceerd is. Denk maar aan de Betuwelijn. Ik hoop dat er wel een hyperloopnetwerk komt, want alleen als er een alternatief is voor continentale vluchten bestaat er een kans dat de luchtvaart wordt aangepakt. Vliegen is veel te goedkoop door de belastingvrije kerosine en het ontbreken aan btw op internationale vliegtickets, terwijl het de meest milieubelastende manier is om je geld uit te geven.”
‘Een 15-minute city vermindert de mobiliteitsvraag’
Op de Dies Natalis werden vier scenario’s getoond voor de toekomst van de mobiliteit. Welk toekomstbeeld geniet je voorkeur?
“Het punt is dat we voor uitdagingen staan waar we zonder regie niet goed uitkomen. Ik denk aan klimaatverandering, waar ik het liefst Europese regie op zou zien. We moeten naar een zero-emission transportsysteem, dus al ruim voor 2050 alle nieuwe auto’s en vrachtwagens elektrisch. Voor de luchtvaart zul je synthetische brandstoffen moeten ontwikkelen en biobrandstoffen voor de zeevaart. Daarnaast heeft de samenleving er baat bij dat we ook inzetten op niet-technologische oplossingen zoals een betere ruimtelijke planning waardoor de meeste bestemmingen binnen bereik liggen van lopen, fietsen of openbaar vervoer. Zo’n 15-minute city, zoals dat in het buitenland genoemd wordt, verlaagt de vraag naar mobiliteit. Want ik denk dat steden leefbaarder worden als je de rol van de auto wat beperkt. Dus ik denk dat het uiteindelijk een combinatie van technologie en stedelijke planning gaat worden die het meest wenselijk is.”
Op vrijdag 31 januari neem je afscheid van de TU Delft. Ben je dan ook weg?
“Op 16 januari ben ik 67 jaar geworden, dus uit dienst van de TU Delft. Op de 31ste houd ik mijn uittreerede. Maar helemaal weg, dat duurt nog wel even. Ik blijf een dag per week werken om de zes promovendi die nog bezig zijn verder te begeleiden. Met hen blijf ik publiceren, dus moet ik artikelen beoordelen voor journals en de literatuur bijhouden. Wellicht doe ik hier en daar nog een interview of een lezing.”
‘Er liggen nog twintig motorblokken, voorassen en versnellingsbakken’
En daarnaast?
“Ik heb altijd meer plannen gehad dan tijd, dat is mijn hele leven al zo geweest. Mijn vrouw en ik fietsen graag. Dat doen we al best veel, maar wellicht doen we dat wat vaker en wat verder. Een dag of vier naar Duitsland of zo. We hebben een kleindochter op wie we een dag in de week passen en nummer twee verwachten we eind april. En ik sleutel graag aan oude auto’s. Eigenlijk al sinds ik autorij in 1977. Het begon als noodzaak en nu is het een hobby. Samen met mijn jongste zoon restaureer ik nu een Volkswagen Kever. Samen met een neef heb ik in de jaren ’80 en ’90 tientallen Kevers gesloopt voor onderdelen. Die voorraad gaan we in kaart brengen en deels saneren. Want er liggen nog wel twintig motorblokken, voorassen en versnellingsbakken. Een deel daarvan kan weg. En misschien ga ik wat meer tijd besteden aan muziek luisteren en maken. Ik speel toetsen in een bandje van TBM. Niet fanatiek of serieus, maar wel heel leuk om te doen.”
Prof.dr. Bert van Wee (1958) studeerde sociale geografie aan de Universiteit Utrecht. Na zijn afstuderen in 1983 werkte hij bij transport-consultancybedrijf AGV. In 1990 trad hij in dienst bij het RIVM. Zeven jaar later volgde zijn promotie aan de faculteit Economie en Econometrie van de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1999 was Van Wee deeltijdhoogleraar aan de Universiteit Utrecht. In 2003 werd hij hoogleraar transportbeleid aan de TU Delft en van 2013 tot en met 2022 was hij wetenschappelijk directeur van onderzoeksschool Trail. Van Wee schreef meer dan 280 wetenschappelijke artikelen en redigeerde zes boeken. In het coronajaar 2020 ontving hij van het Universiteitsfonds Delft de eervolle Leermeesterprijs. Van Wee begeleidde naar schatting 400 afstudeerders en 41 promovendi, onder wie 34 Delftse. Daarnaast zijn er nog zes onderweg.

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
j.w.wassink@tudelft.nl
Comments are closed.