De onderwijsenquêtes van de Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier, op basis waarvan de redacties van beide periodieken jaarlijks ranglijstjes van de beste studies samenstellen, zeggen weinig over de kwaliteit van het onderwijs.
/strong>
De ideale universiteit overlaadt studenten niet met kennis, neemt geen zware boekententamens af, zorgt ervoor dat alle onderwerpen direct toepasbaar zijn op de praktijk en laat studenten zelfstandig werken in gezellige, kleine groepjes. Die universiteit ligt in een gezellig, klein provinciestadje buiten de randstad. Als je het aan de studenten zelf vraagt, lijkt de ideale universiteit verdacht veel op een hbo, blijkt uit de enquêtes van Elsevier en de Keuzegids Hoger Onderwijs.
Al jaren scoort Delft in die enquêtes zeer laag. In de Keuzegids eindigt Delft dit jaar op het lijstje van studentenwaardering zelfs op de één na laatste plaats. Alleen studenten van de Universiteit van Amsterdam zijn ontevredener over hun opleiding.
De lijstjes pretenderen door hun uniforme aanpak algemene uitspraken over de kwaliteit van de Nederlandse universiteiten te kunnen doen. Daar valt nogal wat op af te dingen.
Welke prangende kwesties leggen de enquêteurs aan studenten voor? Ze staan in de kleine lettertjes van de Keuzegids. Zijn de uitslagen van de tentamens snel genoeg bekend? Zijn er voldoende faciliteiten in de mediatheek (elke zichzelf respecterende faculteit moet haar studenten blijkbaar een zaaltje met ‘media’ ter beschikking stellen)? Zijn er voldoende studiezalen die geschikt zijn voor zelfstudie?
Dat zijn belangrijke vragen. Maar ze doen tegelijkertijd denken aan programma´s als Kassa, Blik op de Weg en Ook Dat Nog, waar verongelijkte consumenten zitten te zuurpruimen over de slecht functionerende stabilisatoren van een waterbed dat ze hebben gekocht bij een winkel waarvan de malafide bedoelingen op kilometers afstand zichtbaar zijn.
Het bevestigt het beeld van de student als consument. Die wil iets dat de universiteit hem moet leveren. Geen woord over de eigen verantwoordelijkheid van de studenten, de invloed die ze zelf, direct of indirect, uitoefenen op de kwaliteit van het onderwijs. Delftse studenten mogen dan kritisch zijn, ze besteden blijkens dezelfde enquêtes ook veruit de meeste uren aan hun studie.
De klachten die studenten uiten als ze plotseling worden gebeld door de medewerkers van het onderzoeksbureau Research voor Beleid, dat de telefonische enquêtes uitvoert, hebben iets vrijblijvends. Als studenten de gelegenheid krijgen om te klagen over het onderwijs bij de universiteit zelf, toch de eerst aangewezen instantie die iets aan de tekortkomingen kan doen, dan blijft het opeens angstvallig stil. De respons op de course evaluation nieuwe stijl (cens) is na anderhalf jaar nog altijd niet hoger dan 15 tot 20 procent, de uitschieters naar boven en beneden daargelaten. Als je een oprechte klacht hebt over het onderwijs dat je wordt aangeboden, dan is dat wel het minste dat je kunt doen.
Bovendien wordt de relevantie van de lijstjes gelogenstraft als je kijkt naar het moment dat afgestudeerden van laag ‘gerankte’ universiteiten de maatschappij betreden. Amsterdam, Utrecht en Leiden bungelen als oude, randstedelijke universiteiten keer op keer onderaan op de lijsten van studentenenquêtes, maar toch leveren ze procentueel de meeste advocaten af van alle Nederlandse rechtenfaculteiten. De Rotterdam School of Management eindigt keer op keer aanzienlijk hoger dan Nijenrode op het lijstje van Europese business schools, maar het bedrijfsleven slaat Breukelen desondanks zeer hoog aan. Hetzelfde geldt voor Delft.
Daarom, college van bestuur, zeg niet dat je elk jaar weer je hart vasthoudt voor de enquêtes. Zeg dat je lak hebt aan Elsevier en de Keuzegids, dat je erop vertrouwt dat aanstaande studenten zich bij de keuze van hun universiteit niet verlaten op enquêtes die hen als consumenten benaderen en dat je studenten die dat wel doen veel plezier wenst bij hun nieuwe studie. Ergens in een gezellig provinciestadje buiten de randstad, zonder al te ingewikkelde studieboeken.
De onderwijsenquêtes van de Keuzegids Hoger Onderwijs en Elsevier, op basis waarvan de redacties van beide periodieken jaarlijks ranglijstjes van de beste studies samenstellen, zeggen weinig over de kwaliteit van het onderwijs.
De ideale universiteit overlaadt studenten niet met kennis, neemt geen zware boekententamens af, zorgt ervoor dat alle onderwerpen direct toepasbaar zijn op de praktijk en laat studenten zelfstandig werken in gezellige, kleine groepjes. Die universiteit ligt in een gezellig, klein provinciestadje buiten de randstad. Als je het aan de studenten zelf vraagt, lijkt de ideale universiteit verdacht veel op een hbo, blijkt uit de enquêtes van Elsevier en de Keuzegids Hoger Onderwijs.
Al jaren scoort Delft in die enquêtes zeer laag. In de Keuzegids eindigt Delft dit jaar op het lijstje van studentenwaardering zelfs op de één na laatste plaats. Alleen studenten van de Universiteit van Amsterdam zijn ontevredener over hun opleiding.
De lijstjes pretenderen door hun uniforme aanpak algemene uitspraken over de kwaliteit van de Nederlandse universiteiten te kunnen doen. Daar valt nogal wat op af te dingen.
Welke prangende kwesties leggen de enquêteurs aan studenten voor? Ze staan in de kleine lettertjes van de Keuzegids. Zijn de uitslagen van de tentamens snel genoeg bekend? Zijn er voldoende faciliteiten in de mediatheek (elke zichzelf respecterende faculteit moet haar studenten blijkbaar een zaaltje met ‘media’ ter beschikking stellen)? Zijn er voldoende studiezalen die geschikt zijn voor zelfstudie?
Dat zijn belangrijke vragen. Maar ze doen tegelijkertijd denken aan programma´s als Kassa, Blik op de Weg en Ook Dat Nog, waar verongelijkte consumenten zitten te zuurpruimen over de slecht functionerende stabilisatoren van een waterbed dat ze hebben gekocht bij een winkel waarvan de malafide bedoelingen op kilometers afstand zichtbaar zijn.
Het bevestigt het beeld van de student als consument. Die wil iets dat de universiteit hem moet leveren. Geen woord over de eigen verantwoordelijkheid van de studenten, de invloed die ze zelf, direct of indirect, uitoefenen op de kwaliteit van het onderwijs. Delftse studenten mogen dan kritisch zijn, ze besteden blijkens dezelfde enquêtes ook veruit de meeste uren aan hun studie.
De klachten die studenten uiten als ze plotseling worden gebeld door de medewerkers van het onderzoeksbureau Research voor Beleid, dat de telefonische enquêtes uitvoert, hebben iets vrijblijvends. Als studenten de gelegenheid krijgen om te klagen over het onderwijs bij de universiteit zelf, toch de eerst aangewezen instantie die iets aan de tekortkomingen kan doen, dan blijft het opeens angstvallig stil. De respons op de course evaluation nieuwe stijl (cens) is na anderhalf jaar nog altijd niet hoger dan 15 tot 20 procent, de uitschieters naar boven en beneden daargelaten. Als je een oprechte klacht hebt over het onderwijs dat je wordt aangeboden, dan is dat wel het minste dat je kunt doen.
Bovendien wordt de relevantie van de lijstjes gelogenstraft als je kijkt naar het moment dat afgestudeerden van laag ‘gerankte’ universiteiten de maatschappij betreden. Amsterdam, Utrecht en Leiden bungelen als oude, randstedelijke universiteiten keer op keer onderaan op de lijsten van studentenenquêtes, maar toch leveren ze procentueel de meeste advocaten af van alle Nederlandse rechtenfaculteiten. De Rotterdam School of Management eindigt keer op keer aanzienlijk hoger dan Nijenrode op het lijstje van Europese business schools, maar het bedrijfsleven slaat Breukelen desondanks zeer hoog aan. Hetzelfde geldt voor Delft.
Daarom, college van bestuur, zeg niet dat je elk jaar weer je hart vasthoudt voor de enquêtes. Zeg dat je lak hebt aan Elsevier en de Keuzegids, dat je erop vertrouwt dat aanstaande studenten zich bij de keuze van hun universiteit niet verlaten op enquêtes die hen als consumenten benaderen en dat je studenten die dat wel doen veel plezier wenst bij hun nieuwe studie. Ergens in een gezellig provinciestadje buiten de randstad, zonder al te ingewikkelde studieboeken.
Comments are closed.