Opinie

Promotie

‘Buiten de Perken’, riep een affiche van een studentenvereniging op Bouwkunde. Of het om een feit ging, of om een aansporing was niet duidelijk. Wel werd een ‘confrontatielezing’ aangekondigd tussen twee gladiatoren, een daarvan dr.

C. Weeber, ingeleid door ir. J. Kruk.

Dr. Weeber, hoezo? Van deze fortuinlijke onder de architecten blijven ons vooral onvergetelijke gebouwen bij als de Zwarte Madonna dicht bij het centrum van Den Haag en de Roze Drol langs het Hollandse Spoor. Het laatste bouwsel produceerde Weeber samen met Struycken, die zorgde voor de kleurige snippers. De architect tekende voor het gebouw dat hij grandioos deed uitglijden in wat op een ondeskundige overkomt als een omvangrijk roze uitwerpsel. Te bedenken dat Bouwkunde ooit suggereerde om architecten te laten promoveren op slechts een paar ontwerpen.

Maar gepromoveerd is Weeber niet. Hij is er meer een van stangen en storen, van vangen en scoren, iemand die al jaren wild om zich heen schrijft met wisselende meningen. Iets promovabels kwam niet uit zijn vingers, dat wilde hij denk ik zelf ook zo laten. Gaf een vorst in de Middeleeuwen een verdienstelijk persoon nog met zorg de ridderslag, daar promoveert nu als bij toverslag een studentenvereniging een architect – presto, daar is ie, de jonge Prof. Drdot!

Echt verbazen doet het me niet. In de wandelgangen hoorde ik een bouwkundepromovendus tegen iemand zeggen: ,,Promoveren is meer een sociale aangelegenheid dan een wetenschappelijke bezigheid.” Tja! Een pas aangetreden nieuwe Bouwkundeprof sprak in zijn intreerede de volgende woorden: ,,Bouwkunde is een zeer breed wetenschapsgebied. Alles komt bij elkaar bij het ontwerpen: filosofie, sociologie, natuurkunde en scheikunde en ook kunst; zowel het grijpbare als het ongrijpbare.” Een nogal merkwaardige inhoudsopgave van een ‘wetenschapsgebied’. Bouwkunde buiten de perken.

Eveneens kortgeleden hoorde ik over de voorgenomen berisping van een collega die in een vaktijdschrift een bespreking schreef over de intreerede van weer een andere jonge Bouwkundeprof. De bespreker zou, heette het, zich niet ‘hebben gehouden aan de bouwkundecultuur’. Bouwkundecultuur hoezo? Het management van de ‘Faculty of Architecture’, zoals mijn faculteit zich buitenslands afficheert, hamert er steeds weer op dat het een ‘wetenschappelijk’ instituut is. Maar haar ‘cultuur’ tolereert geen kritische bespreking van het werk van collegae?

Hetzelfde management noemde onlangs ‘het hoogleraarschap met het jus (sic) promovendi’ – zeg maar de sju van het promoveren – ‘een der kroonjuwelen van de universiteit’. Schitterender nog dat dit, lijkt me een faculteit met louter gepromoveerdehoogleraren en hoofddocenten. Nu heeft de Faculteit der Bouwkunde veel architecten als hooggeleerden van wie zestig procent vooral spikes op hun ellebogen hebben, maar geen doctorstitel. Die zijn wel begiftigd met het ‘kroonjuweel’ – niet gepromoveerd, toch het recht om anderen te promoveren. De wettelijke scheiding van hoogleraarschap en promotierecht lijkt een overweging waard.

Er zijn er die om minder hun eigen bul inleverden bij de Hoge Heren van hun Universiteit. Daar begin ik niet aan. Tenslotte promoveerde ik niet aan Bouwkunde, evenmin aan de Technische Universiteit van Delft, maar ver, zo ver weg – in good old Leyden.

‘Buiten de Perken’, riep een affiche van een studentenvereniging op Bouwkunde. Of het om een feit ging, of om een aansporing was niet duidelijk. Wel werd een ‘confrontatielezing’ aangekondigd tussen twee gladiatoren, een daarvan dr. C. Weeber, ingeleid door ir. J. Kruk.

Dr. Weeber, hoezo? Van deze fortuinlijke onder de architecten blijven ons vooral onvergetelijke gebouwen bij als de Zwarte Madonna dicht bij het centrum van Den Haag en de Roze Drol langs het Hollandse Spoor. Het laatste bouwsel produceerde Weeber samen met Struycken, die zorgde voor de kleurige snippers. De architect tekende voor het gebouw dat hij grandioos deed uitglijden in wat op een ondeskundige overkomt als een omvangrijk roze uitwerpsel. Te bedenken dat Bouwkunde ooit suggereerde om architecten te laten promoveren op slechts een paar ontwerpen.

Maar gepromoveerd is Weeber niet. Hij is er meer een van stangen en storen, van vangen en scoren, iemand die al jaren wild om zich heen schrijft met wisselende meningen. Iets promovabels kwam niet uit zijn vingers, dat wilde hij denk ik zelf ook zo laten. Gaf een vorst in de Middeleeuwen een verdienstelijk persoon nog met zorg de ridderslag, daar promoveert nu als bij toverslag een studentenvereniging een architect – presto, daar is ie, de jonge Prof. Drdot!

Echt verbazen doet het me niet. In de wandelgangen hoorde ik een bouwkundepromovendus tegen iemand zeggen: ,,Promoveren is meer een sociale aangelegenheid dan een wetenschappelijke bezigheid.” Tja! Een pas aangetreden nieuwe Bouwkundeprof sprak in zijn intreerede de volgende woorden: ,,Bouwkunde is een zeer breed wetenschapsgebied. Alles komt bij elkaar bij het ontwerpen: filosofie, sociologie, natuurkunde en scheikunde en ook kunst; zowel het grijpbare als het ongrijpbare.” Een nogal merkwaardige inhoudsopgave van een ‘wetenschapsgebied’. Bouwkunde buiten de perken.

Eveneens kortgeleden hoorde ik over de voorgenomen berisping van een collega die in een vaktijdschrift een bespreking schreef over de intreerede van weer een andere jonge Bouwkundeprof. De bespreker zou, heette het, zich niet ‘hebben gehouden aan de bouwkundecultuur’. Bouwkundecultuur hoezo? Het management van de ‘Faculty of Architecture’, zoals mijn faculteit zich buitenslands afficheert, hamert er steeds weer op dat het een ‘wetenschappelijk’ instituut is. Maar haar ‘cultuur’ tolereert geen kritische bespreking van het werk van collegae?

Hetzelfde management noemde onlangs ‘het hoogleraarschap met het jus (sic) promovendi’ – zeg maar de sju van het promoveren – ‘een der kroonjuwelen van de universiteit’. Schitterender nog dat dit, lijkt me een faculteit met louter gepromoveerdehoogleraren en hoofddocenten. Nu heeft de Faculteit der Bouwkunde veel architecten als hooggeleerden van wie zestig procent vooral spikes op hun ellebogen hebben, maar geen doctorstitel. Die zijn wel begiftigd met het ‘kroonjuweel’ – niet gepromoveerd, toch het recht om anderen te promoveren. De wettelijke scheiding van hoogleraarschap en promotierecht lijkt een overweging waard.

Er zijn er die om minder hun eigen bul inleverden bij de Hoge Heren van hun Universiteit. Daar begin ik niet aan. Tenslotte promoveerde ik niet aan Bouwkunde, evenmin aan de Technische Universiteit van Delft, maar ver, zo ver weg – in good old Leyden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.