Opinie

Oppassen voor cijferfetisjisme

Doorstroomcijfers omtoveren tot ‘studiesucces’ is handig maar gevaarlijk, vindt Bob van Vliet.
Na alle heibel in kranten en rechtszalen overleefd te hebben, lijkt het inmiddels waarschijnlijk dat de langstudeerboete na de verkiezingen alsnog het loodje legt.

Maar los van wat er in de verschillende verkiezingsprogramma’s staat – en van wat daarvan terecht gaat komen – zijn universiteiten door de dreiging van een jaarlijkse korting op hun begroting al lang bezig hun onderwijs om te bouwen. Vorig jaar al leverde dat ook in Delft het onvermijdelijke adviesrapport op, onder de noemer Koersen op Studiesucces.


Nu iedereen vergeten is dat niemand ooit heeft kunnen vertellen wat nu precies de maatschappelijke kosten van langstuderen waren voordat de regering besloot er een boete op te zetten (stiekem gewoon een bezuiniging dus, maar dan slim geframed), heeft het hele project een eigen momentum gekregen en is ‘studiesucces’ onherroepelijk een doel op zich geworden. Niets mis mee, zou je zeggen, ware het niet dat het hier om een ietwat vreemde en – vooral – zeer nauwe opvatting van succes gaat: enkel en alleen het tempo waarin studenten studiepunten verzamelen. En nu de beleids- en andere mooie plannen-molen op stoom is, raakt het besef van hoe weinig zo’n getalletje eigenlijk zegt over de werkelijke resultaten van ons onderwijs onvermijdelijk op de achtergrond.


Voor bestuurders is het een fijne gedachte dat de kwaliteit van een opleiding ondubbelzinnig te meten is (cijfertjes, daar houden we van in Delft), maar de realiteit is anders. Want zet in gedachte eens op een rij wat nu een goed vak maakt. En denk eens aan al die studenten die traag door hun studie gaan, maar toch precies van het type zijn dat we graag opleiden (en vice versa). Allemaal lastig te kwantificeren.


Het punt is niet dat we in Delft geen beter georganiseerde curricula kunnen ontwerpen, maar we moeten oppassen om in de val te trappen dat meer tempo per definitie beter is, of zelfs maar dat dit de belangrijkste uitdaging is waar we voor staan, simpelweg omdat ze in er Den Haag toevallig een punt van hebben gemaakt. We kunnen het beter hebben over wat ons onderwijs nu beter zou maken, in plaats van alleen maar efficiënter. Die vraag dwingt ons ook om na te denken over hoe we kwaliteit in onderwijs überhaupt het best kunnen beoordelen – nog zoiets waarbij we veel te veel ‘koersen’ op onzinnige cijferlijstjes.


Bob van Vliet is (extern) docent bij de faculteit Industrieel Ontwerpen.

Columnist Bob van Vliet

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

B.vanVliet@tudelft.nl

Comments are closed.