Opinie

Langs de lijn

De onderbuik lijkt de functie van het verstand te hebben overgenomen in de verkiezingsstrijd. Ook bij mijzelf rommelt het de laatste tijd vaker in de lagere regionen.

Hoe moet ik, braaf burger, bijvoorbeeld mijn frustraties verklaren die ik op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen had na twee keer op de N11 te zijn geflitst in mijn heilige melkkoe? Sindsdien heb ik pasklare oplossingen voor het probleem dat er te weinig blauw op straat is.

Ik weet zeker dat ik vier jaar geleden veel zakelijker dacht. Scherp herinner ik me dat Tweede Kamerlid Boris Dittrich toen opriep om het asielzoekervraagstuk niet tot inzet van de verkiezingen te maken, waarvoor hij in brede kring een gewillig oor vond. Inmiddels is een bepaald type politicus de schaamte voorbij en trekt op ordinaire wijze macht naar zich toe. In reactie daarop verlaagt het Haagse politieke establishment zich plotsklaps ook tot banaal, door de onderbuik veroorzaakt, populisme. Naar het voorbeeld van de bekende wethouder Hekking verdringen doorgewinterde lijsttrekkers zich voor de camera’s om stevige uitspraken te doen over islamitische scholen, criminaliteit en uitgeprocedeerde asielzoekers. Wat een megalomane professor al niet kan losmaken bij talloze opgefokte politici. Wanneer de inhoud niet zo abject zou zijn, zou je zijn overtuigingskracht bijna aan verschillende collega’s ten voorbeeld willen stellen.

Politieke systemen als de onze zijn in het leven geroepen om maatschappelijke samenhang te bevorderen. De door onverdraagzaamheid opgewekte verkiezingsretoriek wijst uit dat politieke tovenaarsleerlingen gevaarlijke centrifugale krachten kunnen oproepen, hoewel ik nog geen grote maatschappelijke ontwrichtingen verwacht.

Discriminatie en uitsluiting zijn trouwens universele verschijnselen die voorkomen in alle sociale systemen, zo ook aan universiteiten. Ook daar kennen we in-groups en out-groups en ze blijken in de praktijk, wellicht tegen wil en dank, ook behoorlijk buitenlanderonvriendelijk. De bureaucratische lijdensweg van buitenlandse wetenschappers om een werk- en een verblijfsvergunning te verkrijgen is met geen pen te beschrijven en staat in schril contrast met onze hoge ambities. IND en vreemdelingenpolitie zetten ook hier de toon.

En binnen de universitaire muren geldt er een hardnekkig apartheidsregime voor medewerkers met voornamelijk een onderwijsprofiel. Wie kent niet de denigrerende term ‘onderwijsboer’ en wie is het nog nooit opgevallen dat deze waterdragers permanent zijn uitgesloten van de essentiële debatten over onze gemeenschappelijke toekomst? Ondanks de officieel aangehangen leer van gelijkwaardigheid van onderwijs en onderzoek is de werkelijkheid van universitair Nederland dat de slaven van het onderwijs met de nek worden aangekeken. Daar helpt geen lieve moeder aan, ook niet de Utrechtse alma mater met haar inburgeringsprogramma voor ‘onderwijshoogleraren’.

Natuurlijk, ik weet het, het doen van onderzoek en het geven van onderwijs zijn niet terug te voeren tot een genetische predispositie. Je wordt niet geboren als docent en je kunt afzien van een universitaire loopbaan. Beroep op artikel 1 van de Grondwet door een vernederd en tot onderwijsboer gedeclasseerd staflid zal door een bestuursrechter minzaam terzijde worden gelegd. Maar, wanneer ook ik – in dit geval voor de goede zaak – even mijn cultureel correcte masker afzet en door de oogharen universiteiten aanschouw, heeft de manier waarop een zelfbenoemde wetenschappelijke elite naar onderwijsgevenden kijkt toch verdraaid veel weg van de denigrerende wijze waarop de mannenbroeders van een kleine rechtse politieke partij zijn vrouwelijk kapitaal voor spek en bonen langs de zijlijn zet.

De onderbuik lijkt de functie van het verstand te hebben overgenomen in de verkiezingsstrijd. Ook bij mijzelf rommelt het de laatste tijd vaker in de lagere regionen. Hoe moet ik, braaf burger, bijvoorbeeld mijn frustraties verklaren die ik op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen had na twee keer op de N11 te zijn geflitst in mijn heilige melkkoe? Sindsdien heb ik pasklare oplossingen voor het probleem dat er te weinig blauw op straat is.

Ik weet zeker dat ik vier jaar geleden veel zakelijker dacht. Scherp herinner ik me dat Tweede Kamerlid Boris Dittrich toen opriep om het asielzoekervraagstuk niet tot inzet van de verkiezingen te maken, waarvoor hij in brede kring een gewillig oor vond. Inmiddels is een bepaald type politicus de schaamte voorbij en trekt op ordinaire wijze macht naar zich toe. In reactie daarop verlaagt het Haagse politieke establishment zich plotsklaps ook tot banaal, door de onderbuik veroorzaakt, populisme. Naar het voorbeeld van de bekende wethouder Hekking verdringen doorgewinterde lijsttrekkers zich voor de camera’s om stevige uitspraken te doen over islamitische scholen, criminaliteit en uitgeprocedeerde asielzoekers. Wat een megalomane professor al niet kan losmaken bij talloze opgefokte politici. Wanneer de inhoud niet zo abject zou zijn, zou je zijn overtuigingskracht bijna aan verschillende collega’s ten voorbeeld willen stellen.

Politieke systemen als de onze zijn in het leven geroepen om maatschappelijke samenhang te bevorderen. De door onverdraagzaamheid opgewekte verkiezingsretoriek wijst uit dat politieke tovenaarsleerlingen gevaarlijke centrifugale krachten kunnen oproepen, hoewel ik nog geen grote maatschappelijke ontwrichtingen verwacht.

Discriminatie en uitsluiting zijn trouwens universele verschijnselen die voorkomen in alle sociale systemen, zo ook aan universiteiten. Ook daar kennen we in-groups en out-groups en ze blijken in de praktijk, wellicht tegen wil en dank, ook behoorlijk buitenlanderonvriendelijk. De bureaucratische lijdensweg van buitenlandse wetenschappers om een werk- en een verblijfsvergunning te verkrijgen is met geen pen te beschrijven en staat in schril contrast met onze hoge ambities. IND en vreemdelingenpolitie zetten ook hier de toon.

En binnen de universitaire muren geldt er een hardnekkig apartheidsregime voor medewerkers met voornamelijk een onderwijsprofiel. Wie kent niet de denigrerende term ‘onderwijsboer’ en wie is het nog nooit opgevallen dat deze waterdragers permanent zijn uitgesloten van de essentiële debatten over onze gemeenschappelijke toekomst? Ondanks de officieel aangehangen leer van gelijkwaardigheid van onderwijs en onderzoek is de werkelijkheid van universitair Nederland dat de slaven van het onderwijs met de nek worden aangekeken. Daar helpt geen lieve moeder aan, ook niet de Utrechtse alma mater met haar inburgeringsprogramma voor ‘onderwijshoogleraren’.

Natuurlijk, ik weet het, het doen van onderzoek en het geven van onderwijs zijn niet terug te voeren tot een genetische predispositie. Je wordt niet geboren als docent en je kunt afzien van een universitaire loopbaan. Beroep op artikel 1 van de Grondwet door een vernederd en tot onderwijsboer gedeclasseerd staflid zal door een bestuursrechter minzaam terzijde worden gelegd. Maar, wanneer ook ik – in dit geval voor de goede zaak – even mijn cultureel correcte masker afzet en door de oogharen universiteiten aanschouw, heeft de manier waarop een zelfbenoemde wetenschappelijke elite naar onderwijsgevenden kijkt toch verdraaid veel weg van de denigrerende wijze waarop de mannenbroeders van een kleine rechtse politieke partij zijn vrouwelijk kapitaal voor spek en bonen langs de zijlijn zet.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.