Kunstmatige intelligentie
Wanneer zullen computers de menselijke intelligentie evenaren en vervolgens overtreffen? Sneller dan je denkt, vreest Dap Hartmann.
Wanneer zullen computers de menselijke intelligentie evenaren en vervolgens overtreffen? Sneller dan je denkt, vreest Dap Hartmann.
(Foto: Sam Rentmeester)
In 1988 studeerde ik af aan de Universiteit Leiden met als hoofdvak sterrenkunde en bijvak kunstmatige intelligentie. Een Leids diploma wordt traditioneel in het Latijn opgesteld. Disciplinam principalem: Astronomiam vormde geen probleem, want dat passeerde een keer of tien per jaar. Maar Ceteram disciplinam: Intellegentiam Artificialem was een primeur en daarom moest de faculteit der klassieke talen worden geraadpleegd. Tegenwoordig vraag je dat gewoon aan ChatGPT.
De term kunstmatige intelligentie werd in 1955 voor het eerst gebruikt in een onderzoeksvoorstel van vier wetenschappers, onder wie John McCarthy en Claude Shannon. Het referentiepunt voor intelligentie was destijds uiteraard de menselijk geest, en het streven was om computers in specifieke domeinen net zo intelligent te maken. Rekenen konden computers toen al veel beter (sneller) dan mensen en de verwachting was dat zij ook in andere disciplines de mens zouden evenaren en overtreffen.
Omdat het lastig is om de kwaliteit van een door een computer geschreven gedicht te beoordelen, richtte de aandacht zich in eerste instantie op intelligente spelen zoals schaken, waarin prestaties objectief meetbaar zijn. Nadat Claude Shannon in 1950 zijn baanbrekende artikel Programming a Computer for Playing Chess had gepubliceerd, begon de wedloop om dat doel te verwezenlijken. Pas in 1957 slaagde Alex Bernstein erin een volwaardig schaakprogramma te maken. Het kon schaken volgens de regels maar was geen partij voor zelfs een zwakke menselijke tegenstander. Veertig jaar later versloeg Deep Blue wereldkampioen Gary Kasparov in een match over zes partijen.
Naarmate computers beter gingen schaken, verdween de mens geleidelijk als het referentiepunt van (schaak)intelligentie
Voor mijn bijvak kunstmatige intelligentie ontwikkelde ik een methode om schaakkennis te onttrekken aan partijen tussen sterke schakers. De beste computers schaakten toen op het niveau van Internationaal Meester en konden dus nog wat leren van Grootmeesters. Het idee was om partijen tussen Grootmeesters te beschouwen als ‘gestolde kennis’ die kon worden ontgonnen. Het resulteerde in een lijvige scriptie waaruit ik twee artikelen destilleerde die werden gepubliceerd in de International Computer Chess Association Journal. Het waren mijn eerste wetenschappelijke publicaties.
Naarmate computers beter gingen schaken, verdween de mens geleidelijk als het referentiepunt van (schaak)intelligentie. In eindspelen met weinig stukken waren computers al sinds de jaren tachtig oppermachtig en hadden gevestigde theorieën onderuit gehaald. Ook openingsencyclopedieën bleken talloze onnauwkeurigheden te bevatten. Het werd steeds minder vanzelfsprekend dat computers nog iets van mensen konden leren. De ultieme mijlpaal werd in 2017 bereikt toen AlphaZero (ontwikkeld door DeepMind, sinds 2014 onderdeel van Google) leerde schaken door 44 miljoen partijen tegen zichzelf te spelen. Het programma kende alleen de spelregels en ontwikkelde zijn speelstijl zonder enige ‘menselijke vooroordelen’. Niemand kan AlphaZero nu nog verslaan.
Wat kunstmatige intelligentie heeft laten zien in het schaken, gaat ook in veel (misschien zelfs alle?) andere domeinen gebeuren waarin we nu nog denken dat de mens superieur is. Computers zullen de menselijke intelligentie evenaren en vervolgens ver overtreffen. Zo ver dat onze kleine hersentjes straks niet meer kunnen bevatten waartoe de computer in staat is. Het is heel indrukwekkend wat ChatGPT en andere AI-modellen nu al presteren, maar dit is slechts het begin. In 1957 lachte iedereen om Bernsteins schaakprogramma, en de vraag ‘wanneer verslaat een computer de wereldkampioen?’ was bespottelijk. Veertig jaar later was het zover. Beati ignari.
Dap Hartmann is universitair hoofddocent innovatie en ondernemerschap bij het Delft Centre for Entrepreneurship (DCE) aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management. In een vorig leven was hij astronoom en werkte onder andere bij het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics. Samen met dirigent en componist Reinbert de Leeuw schreef hij een boek over moderne (klassieke) muziek.
Comments are closed.