Column: Dap Hartmann

Toga

Dap Hartmann mocht voor het eerst van zijn leven een toga dragen. Tot zijn leedwezen heeft de promotieplechtigheid tegenwoordig veel weg van een uitvaart. Opschieten, doorlopen en wegwezen.

(Foto: Sam Rentmeester)

(Foto: Sam Rentmeester)

Vorige week had ik het genoegen om voor het eerst als promotor in een toga te mogen verschijnen. Gelukkig was er in de togakamer een leentoga beschikbaar, compleet met bijpassende – ‘zoek in die doos maar een mooie uit’ – baret. Het geheel werd gecompleteerd door een zilverkleurige sjerp met paarse bies die aanduidt dat ik de faculteit TBM vertegenwoordig.

Ooit was de toga voorbehouden aan hoogleraren. Universitair hoofddocenten werd geacht in een donker pak te verschijnen. Verschil moet er zijn, en daar ben ik het van harte mee eens. Tot iemand op het lumineuze idee kwam dat een uhd vaak hetzelfde werk verricht als een hoogleraar. Daarom kunnen uhd’s tegenwoordig ook het promotierecht krijgen (ius promovendi) en mogen (moeten) zij sinds kort als ‘beloning’ bij promotieplechtigheden in toga verschijnen. Bij alle andere formele gelegenheden dien je weer gewoon je eigen kloffie te dragen, want je blijft tenslotte slechts een uhd, met bijbehorende salarisschaal.

Het was de eerste en waarschijnlijk ook de laatste maal dat ik mij in een toga mocht hullen. Want een hoogleraar kan weliswaar columnist worden, maar een columnist kan natuurlijk nooit hoogleraar worden. Een benoeming tot hoogleraar verloopt via een benoemingsadviescommissie, en de kans dat daarin iemand zit die ooit aanstoot heeft genomen aan een van mijn vele columns, is aanzienlijk.

Zoals een decaan het ooit fijntjes verwoordde: ‘Jij kunt nooit hoogleraar worden, want te veel mensen hebben een hekel aan je.’ Dit is wellicht een ontluisterende revelatie voor de argeloze lezertjes die nog in de waan verkeren dat academische bevorderingen eerlijk verlopen, op basis van de kwaliteit van je werk. Maar zoals iemand hoog in de boom mij ooit toevertrouwde: het moet je gegúnd worden, en zonder twee stevige kruiwagens maak je weinig kans.

Een hoogleraar kan columnist worden, maar een columnist natuurlijk nooit hoogleraar

Ik heb vaker in promotiecommissies gezeten, maar zelden was het zo’n gehaaste bedoening als deze keer. Nadat de promovendus zijn verdediging had afgerond, trok de commissie zich terug voor beraad. Al na een kwartier werd de commissie door de pedel gemaand om het overleg af te ronden. Nadat de bul in aller haast getekend was, schreden we – het was nog net geen rennen – terug naar de senaatszaal.

De andere promotor had mij gevraagd om de laudatio uit te spreken. “Drie minuten”, snauwde de pedel op weg naar binnen. Dat was mij niet eerder verteld, en mijn lofrede duurde iets langer. “Dat was vijf minuten”, beet de pedel mij toe, alsof het einde der tijden nabij was.
De promovendus had zeven jaar van zijn leven geïnvesteerd in een onderzoek dat culmineerde in deze feestelijke dag, maar vijf minuten om hem toe te spreken zijn er blijkbaar twee teveel. Wat een kul.

De promotieplechtigheid lijkt tegenwoordig wel een uitvaart. Opschieten, doorlopen en wegwezen, want het volgende bezielde/ontzielde lichaam staat alweer klaar. In beide gevallen is het ronduit beschamend om de plechtigheid die je hoogstwaarschijnlijk slechts eenmaal in je leven meemaakt, als lopendebandwerk af te raffelen. Turpe est!

Dap Hartmann is universitair hoofddocent innovatie en ondernemerschap bij het Delft Centre for Entrepreneurship (DCE) aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management. In een vorig leven was hij astronoom en werkte onder andere bij het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics. Samen met dirigent en componist Reinbert de Leeuw schreef hij een boek over moderne (klassieke) muziek.

Columnist Dap Hartmann

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

l.hartmann@tudelft.nl

Comments are closed.