Opinie

Ik tel tot tien en …

Het zal in het vroege najaar van 1964 zijn geweest. Het was rumoerig. Ik vermoed dat iedereen op zijn eigen manier afscheid nam van de mooie zomer en opzag tegen een nieuw seizoen met eindeloze repetities.

De leraar vond het blijkbaar welletjes. Hij wilde gebruik maken van de op dat moment nog functionerende verbale oranje-licht constructie: ‘Ik tel tot tien en als jullie dan niet stil zijn dan…’

Hier pauzeerde hij om de overgang naar het alternatief soepel te laten verlopen. Had de ongelukkige dat maar niet gedaan; een jongen uit de klas, uit piëteit vermeld ik zijn naam niet, maakte de waarschuwing af met: ‘dan telt u gewoon verder’. Het werd inderdaad doodstil. Het was niet de stilte die de leraar in gedachten had. Het was de stilte voor de storm. De meteoor was ingeslagen en had een traditie verwoest. De hele klas barstte in lachen uit. De leraar slaakte een ijselijke gil en stormde het lokaal uit. Uit de gang kwam ons een nare, branderige geur tegemoet. Op dat moment wist ik het niet – hoe kon ik ook, er was nog geen naam voor- maar later begreep ik dat hier sprake geweest was van een instant burn out.

Vanaf nu zou de wereld niet meer hetzelfde zijn. De mammoetwet zou ons kostbaar onderwijssysteem in elkaar trappen. Meer onderwijsvormen om iedereen een kans te geven. Maar het belangrijkste: voortaan zou alles geteld worden. Ook kwaliteit viel dat lot ten deel. Het oordeel over kwaliteit kon toch niet afhangen van de kwaliteit van de beoordelaar. Het moest objectief zijn. Iedereen moest als beoordelaar een kans hebben. Het was toch eigenlijk zeer eenvoudig: meer is beter. Met deze marsorde gingen de beoordelaars op pad.

Ook het wetenschappelijk onderzoek viel de twijfelachtige eer te beurt geteld te worden. Het aantal publicaties gewogen met de rangorde van het tijdschrift en heel belangrijk het aantal keren dat je als wetenschapper geciteerd wordt, bepalen het getal dat aan de kwaliteit van je onderzoek wordt toegekend. ‘Maar dat kan toch niet!’, riepen de bezorgde wetenschappers, ‘kwaliteit kun je niet reduceren tot kwantiteit.’ Deze groep van wetenschappers was direct verdacht en telde niet meer mee. Bovendien was het nu zeer eenvoudig de output performance en accountability van de universiteit vast te stellen. Met deze actie hadden we in een klap de universiteit een Angelsaksische basis gegeven. Ook voor onze regering is het nu eenvoudig te beslissen welke opleidingen opgedoekt kunnen worden, met het gevaar dat daarmee ook kwaliteit verdwijnt.

Laatst kwam ik de jongen uit mijn klas weer tegen. Hij had het geschopt tot controller en vroeg mij: ,,Wat is dat dan, kwaliteit?” ,,Kwaliteit”, zei ik, ,,is dat wat overblijft als je uitgeteld bent.” Afgemat keek hij mij aan. ,,Dan ben ik in ieder geval in de juiste toestand, maar hoe zie je het dan?” ,,Daar moet je kwaliteit voor hebben”, antwoordde ik snel. Hij keek mij doordringend aan en zei: ,,Ik tel tot vijf en als jullie naam niet genoemd is dan… ”

Jacob Fokkema .

Het zal in het vroege najaar van 1964 zijn geweest. Het was rumoerig. Ik vermoed dat iedereen op zijn eigen manier afscheid nam van de mooie zomer en opzag tegen een nieuw seizoen met eindeloze repetities. De leraar vond het blijkbaar welletjes. Hij wilde gebruik maken van de op dat moment nog functionerende verbale oranje-licht constructie: ‘Ik tel tot tien en als jullie dan niet stil zijn dan…’

Hier pauzeerde hij om de overgang naar het alternatief soepel te laten verlopen. Had de ongelukkige dat maar niet gedaan; een jongen uit de klas, uit piëteit vermeld ik zijn naam niet, maakte de waarschuwing af met: ‘dan telt u gewoon verder’. Het werd inderdaad doodstil. Het was niet de stilte die de leraar in gedachten had. Het was de stilte voor de storm. De meteoor was ingeslagen en had een traditie verwoest. De hele klas barstte in lachen uit. De leraar slaakte een ijselijke gil en stormde het lokaal uit. Uit de gang kwam ons een nare, branderige geur tegemoet. Op dat moment wist ik het niet – hoe kon ik ook, er was nog geen naam voor- maar later begreep ik dat hier sprake geweest was van een instant burn out.

Vanaf nu zou de wereld niet meer hetzelfde zijn. De mammoetwet zou ons kostbaar onderwijssysteem in elkaar trappen. Meer onderwijsvormen om iedereen een kans te geven. Maar het belangrijkste: voortaan zou alles geteld worden. Ook kwaliteit viel dat lot ten deel. Het oordeel over kwaliteit kon toch niet afhangen van de kwaliteit van de beoordelaar. Het moest objectief zijn. Iedereen moest als beoordelaar een kans hebben. Het was toch eigenlijk zeer eenvoudig: meer is beter. Met deze marsorde gingen de beoordelaars op pad.

Ook het wetenschappelijk onderzoek viel de twijfelachtige eer te beurt geteld te worden. Het aantal publicaties gewogen met de rangorde van het tijdschrift en heel belangrijk het aantal keren dat je als wetenschapper geciteerd wordt, bepalen het getal dat aan de kwaliteit van je onderzoek wordt toegekend. ‘Maar dat kan toch niet!’, riepen de bezorgde wetenschappers, ‘kwaliteit kun je niet reduceren tot kwantiteit.’ Deze groep van wetenschappers was direct verdacht en telde niet meer mee. Bovendien was het nu zeer eenvoudig de output performance en accountability van de universiteit vast te stellen. Met deze actie hadden we in een klap de universiteit een Angelsaksische basis gegeven. Ook voor onze regering is het nu eenvoudig te beslissen welke opleidingen opgedoekt kunnen worden, met het gevaar dat daarmee ook kwaliteit verdwijnt.

Laatst kwam ik de jongen uit mijn klas weer tegen. Hij had het geschopt tot controller en vroeg mij: ,,Wat is dat dan, kwaliteit?” ,,Kwaliteit”, zei ik, ,,is dat wat overblijft als je uitgeteld bent.” Afgemat keek hij mij aan. ,,Dan ben ik in ieder geval in de juiste toestand, maar hoe zie je het dan?” ,,Daar moet je kwaliteit voor hebben”, antwoordde ik snel. Hij keek mij doordringend aan en zei: ,,Ik tel tot vijf en als jullie naam niet genoemd is dan… ”

Jacob Fokkema .

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.