Buitenlandse hoogleraren aan de TU zijn tevreden over de inhoud van hun werk, maar de randvoorwaarden kunnen wel wat beter. Wil de TU echt internationaal worden, dan zal de hulp aan buitenlanders moeten verbeteren.
,,Toen ik net in Nederland was, ging ik naar een golfclub en vroeg of ik een ronde kon spelen. Ze vroegen me naar mijn golfvaardigheidsbewijs. Daar moet je een theorie- en praktijkexamen voor afleggen. Ik stond perplex en heb mijn golfclubs direct diep opgeborgen.” Jim Hennessey kan de Nederlandse cultuur in één woord samenvatten: ‘georganiseerd’. ,,Als je in de VS wilt sporten, pak je een bal. Hier word je eerst lid van een club.”
Hennessey, afkomstig uit Seattle, is sinds 1990 hoogleraar vormgevingsmethodieken bij de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie. In 1987 kwam hij al vier maanden vanuit de University of Washington om hier onderzoek te doen naar de toepassing van computers als hulpmiddel bij het ontwerpen. ,,Het verraste me hoeveel geld er in Delft beschikbaar was voor onderzoek naar ontwerpen, dat hier als ingenieursdiscipline wordt beschouwd. In de VS valt het onder de kunstprogramma’s en dat betekent: weinig financiering.”
Terug in de VS raakte Hennessey gedemotiveerd door gebrek aan geld en erkenning. Hij solliciteerde daarom naar de baan van universitair docent aan de TU. Zes maanden na zijn aanstelling als docent werd hij hoogleraar.
Hennessey ontdekte dat de Nederlandse organisatiedrang ook binnen de TU leeft. ,,De organisatiestructuren vormen hier de basis van het management. Alles wordt afgesproken en iedereen vertrouwt erop dat anderen afspraken nakomen. Daardoor gebeurt alles uiteindelijk wel keurig, maar zelfs mijn Nederlandse collega’s klagen over de talloze regels.”
Sommige buitenlandse collega’s kunnen zich er zelfs ronduit kwaad om maken. Onder hen Canadees Bill Melody, die sinds 1997 de leerstoel economie van infrastucturen bekleedt bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). Melody: ,,Het kostte me achtenhalve maand om boekenkasten voor mijn kamer te regelen. De bureaucratie aan de TU irriteert me, omdat het tot verspilling van productieve werktijd leidt. Ik heb becijferd dat mijn personeel een dag per week besteedt aan administratieve rompslomp. Ik omzeil de bureaucratie zoveel als ik kan. Een verandering binnen de officiële TU-website kost hier maanden, dus ik heb nu maar een eigen site gemaakt.”
Loods
Aan de wettelijke bureaucratie valt echter niet te ontkomen. Melody is ook daar niet over te spreken. ,,Het regelen van werk- en verblijfsvergunningen en verzekeringen is een probleem waar ik en al mijn internationale collega’s tegenaan lopen. Om die reden zijn het afgelopen jaar een Australische en een Indische postdoc uit mijn groep vertrokken. Ze voelden zich niet welkom. Ik ben zeer verbaasd dat de TU geen bureauheeft dat arriverende buitenlandse werknemers door de wettelijke procedures heen loodst. Ik heb op universiteiten in de VS, Australië, Engeland en Denemarken gewerkt en overal hadden ze zo’n bureau.”
Tot vijf jaar terug bezat de TU de faciliteit die Melody mist. Daarna werd de hulp aan buitenlandse TU-medewerkers in het kader van de decentralisatie overgeheveld naar de personeels- en organisatieafdelingen (P&O) van de faculteiten zelf. Lieneke Wardenaar, P&O-medewerkster bij TBM, herinnert zich vanuit het hoofdgebouw een lijst te hebben ontvangen waarop stond wat er voor internationale werknemers moest worden geregeld. Wardenaar: ,,We vertellen de mensen wat ze moeten aanvragen, maar dat moeten ze wel zelf doen. Problemen treden wel eens op bij de instanties die werk- en verblijfsvergunningen afgeven: die willen vaak eerst elkaars vergunning zien.”
Gezien de toenemende stroom buitenlanders aan de TU zou Wardenaar liever zien dat de universiteit de hulp weer centraal zou regelen. ,,Nu moeten de P&O-afdelingen het wiel steeds opnieuw uitvinden. Een centrale instantie zou trouwens moeten helpen bij het vinden van huisvesting. Dat is een groot probleem in Delft.”
Carillon
Wardenaars wens gaat waarschijnlijk snel in vervulling. Volgens Mariëtte Spiekerman-Middelplaats, senior beleidsmedewerker bij de staf van het college van bestuur, zal nog dit jaar opnieuw een centraal ‘expertisepunt buitenland’ opgezet worden. Ze onderschrijft de behoefte aan centrale hulp. ,,In het kader van het internationaliseringsbeleid moet de TU voor een adequate opvang van buitenlandse werknemers zorgen. Dat is beter voor de hen, maar is ook praktischer voor instanties die visa en dergelijke verstrekken.”
Wat Spiekerman-Middelplaats betreft valt hulp bij het vinden van huisvesting onder de taken van het expertisepunt. Daarvoor zijn buitenlanders nu nog afhankelijk van behulpzame collega’s. Hennessey kon in zijn eerste jaar aan de TU terecht op de zolder van een bevriende collega. Daarna vond hij zelf via een makelaar een huis, zodat zijn vrouw en dochter ook konden overkomen.
Henesseys verhaal is identiek aan dat van Ingo Hansen, die in 1994 uit Duitsland naar Delft kwam om hoogleraar vervoers- en verkeersvoorzieningen te worden. Ook Hansen vond via een collega een zolderetage, maar moest snel zelf op zoek naar een huis toen hij ontdekte naast een carillon te wonen. ,,De klokken hielden me ’s nachts wakker en het beiaardierspel stoorde me als ik overdag wou werken.”
Gebruiksaanwijzing
In tegenstelling tot zijn Noordamerikaanse collega’s stoort Hansen zich niet aan de Hollandse bureaucratie. ,,De mentaliteit en levenswijze in Noord-Duitsland, waar ik vandaan kom, verschillen weinig van de Nederlandse. Wel moest ik in het begin wennen aan het tutoyeren, maar nu vind ik dat prettig.”
Voordat Hansen naar de TU kwam, was hij vijftien jaarinternationaal consultant op het gebied van Lightrail-projecten in onder andere Spanje en Mexico. ,,In die landen ben je een gringo, een vreemdeling, als je de taal niet spreekt. Dat wilde ik niet, en ik leerde dus Spaans. Toen ik naar de TU kwam heb ik met mijn vakgroep afgesproken dat ik meteen een intensieve cursus Nederlands zou volgen -twee weken lang acht uur per dag- en dat we daarna Nederlands met elkaar zouden spreken. Het eerste jaar was zwaar. Ik had vaak het gevoel een halve analfabeet te zijn, maar in het tweede jaar gaf ik zelfs al college in het Nederlands.”
Melody moest zijn cursus Nederlands wegens ziekte afbreken en kwam nog niet aan het vervolg toe. ,,Aan de TU spreekt iedereen zo goed en graag Engels dat de drijvende kracht om Nederlands te leren niet groot is.” Toch wil hij de taal en cultuur graag begrijpen. ,,Ik wil de politieke cartoons in de krant kunnen begrijpen. Pas dan ben ik ingeburgerd.”
Hennessey, al acht jaar langer in Nederland dan Melody, heeft met zijn vakgroepsleden het compromis gesloten dat zij Nederlands spreken en hij in het Engels antwoordt. Volgens hem schrijven veel Delftse studenten beter Engels dan sommige studenten die hij in Seattle onderwees.
Gevraagd naar tips ter verbetering van de TU blijven de buitenlandse hoogleraren hun vakgebieden trouw. Bestuurskundige Melody ziet het meeste in een verkleining van de administratie. Verkeerskundige Hansen is voor een verbetering van de infrastructuur van de TU-campus: ,,Er zijn weinig parkeerplaatsen ver van de ingangen en wel veel, maar slechte fietspaden en -stallingen.”
Ontwerper Hennessey oppert misschien wel de meest haalbare verbetering: ,,Er zou een Engelstalige gebruiksaanwijzing voor de TU moeten komen. Waar haal je fondsen vandaan? Hoe verlopen vergaderingen? Wat zijn de taken en plichten van een professor? Als de TU dit idee oppakt, regel ik een afstudeerder om het uit te voeren.”
,,Toen ik net in Nederland was, ging ik naar een golfclub en vroeg of ik een ronde kon spelen. Ze vroegen me naar mijn golfvaardigheidsbewijs. Daar moet je een theorie- en praktijkexamen voor afleggen. Ik stond perplex en heb mijn golfclubs direct diep opgeborgen.” Jim Hennessey kan de Nederlandse cultuur in één woord samenvatten: ‘georganiseerd’. ,,Als je in de VS wilt sporten, pak je een bal. Hier word je eerst lid van een club.”
Hennessey, afkomstig uit Seattle, is sinds 1990 hoogleraar vormgevingsmethodieken bij de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie. In 1987 kwam hij al vier maanden vanuit de University of Washington om hier onderzoek te doen naar de toepassing van computers als hulpmiddel bij het ontwerpen. ,,Het verraste me hoeveel geld er in Delft beschikbaar was voor onderzoek naar ontwerpen, dat hier als ingenieursdiscipline wordt beschouwd. In de VS valt het onder de kunstprogramma’s en dat betekent: weinig financiering.”
Terug in de VS raakte Hennessey gedemotiveerd door gebrek aan geld en erkenning. Hij solliciteerde daarom naar de baan van universitair docent aan de TU. Zes maanden na zijn aanstelling als docent werd hij hoogleraar.
Hennessey ontdekte dat de Nederlandse organisatiedrang ook binnen de TU leeft. ,,De organisatiestructuren vormen hier de basis van het management. Alles wordt afgesproken en iedereen vertrouwt erop dat anderen afspraken nakomen. Daardoor gebeurt alles uiteindelijk wel keurig, maar zelfs mijn Nederlandse collega’s klagen over de talloze regels.”
Sommige buitenlandse collega’s kunnen zich er zelfs ronduit kwaad om maken. Onder hen Canadees Bill Melody, die sinds 1997 de leerstoel economie van infrastucturen bekleedt bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). Melody: ,,Het kostte me achtenhalve maand om boekenkasten voor mijn kamer te regelen. De bureaucratie aan de TU irriteert me, omdat het tot verspilling van productieve werktijd leidt. Ik heb becijferd dat mijn personeel een dag per week besteedt aan administratieve rompslomp. Ik omzeil de bureaucratie zoveel als ik kan. Een verandering binnen de officiële TU-website kost hier maanden, dus ik heb nu maar een eigen site gemaakt.”
Loods
Aan de wettelijke bureaucratie valt echter niet te ontkomen. Melody is ook daar niet over te spreken. ,,Het regelen van werk- en verblijfsvergunningen en verzekeringen is een probleem waar ik en al mijn internationale collega’s tegenaan lopen. Om die reden zijn het afgelopen jaar een Australische en een Indische postdoc uit mijn groep vertrokken. Ze voelden zich niet welkom. Ik ben zeer verbaasd dat de TU geen bureauheeft dat arriverende buitenlandse werknemers door de wettelijke procedures heen loodst. Ik heb op universiteiten in de VS, Australië, Engeland en Denemarken gewerkt en overal hadden ze zo’n bureau.”
Tot vijf jaar terug bezat de TU de faciliteit die Melody mist. Daarna werd de hulp aan buitenlandse TU-medewerkers in het kader van de decentralisatie overgeheveld naar de personeels- en organisatieafdelingen (P&O) van de faculteiten zelf. Lieneke Wardenaar, P&O-medewerkster bij TBM, herinnert zich vanuit het hoofdgebouw een lijst te hebben ontvangen waarop stond wat er voor internationale werknemers moest worden geregeld. Wardenaar: ,,We vertellen de mensen wat ze moeten aanvragen, maar dat moeten ze wel zelf doen. Problemen treden wel eens op bij de instanties die werk- en verblijfsvergunningen afgeven: die willen vaak eerst elkaars vergunning zien.”
Gezien de toenemende stroom buitenlanders aan de TU zou Wardenaar liever zien dat de universiteit de hulp weer centraal zou regelen. ,,Nu moeten de P&O-afdelingen het wiel steeds opnieuw uitvinden. Een centrale instantie zou trouwens moeten helpen bij het vinden van huisvesting. Dat is een groot probleem in Delft.”
Carillon
Wardenaars wens gaat waarschijnlijk snel in vervulling. Volgens Mariëtte Spiekerman-Middelplaats, senior beleidsmedewerker bij de staf van het college van bestuur, zal nog dit jaar opnieuw een centraal ‘expertisepunt buitenland’ opgezet worden. Ze onderschrijft de behoefte aan centrale hulp. ,,In het kader van het internationaliseringsbeleid moet de TU voor een adequate opvang van buitenlandse werknemers zorgen. Dat is beter voor de hen, maar is ook praktischer voor instanties die visa en dergelijke verstrekken.”
Wat Spiekerman-Middelplaats betreft valt hulp bij het vinden van huisvesting onder de taken van het expertisepunt. Daarvoor zijn buitenlanders nu nog afhankelijk van behulpzame collega’s. Hennessey kon in zijn eerste jaar aan de TU terecht op de zolder van een bevriende collega. Daarna vond hij zelf via een makelaar een huis, zodat zijn vrouw en dochter ook konden overkomen.
Henesseys verhaal is identiek aan dat van Ingo Hansen, die in 1994 uit Duitsland naar Delft kwam om hoogleraar vervoers- en verkeersvoorzieningen te worden. Ook Hansen vond via een collega een zolderetage, maar moest snel zelf op zoek naar een huis toen hij ontdekte naast een carillon te wonen. ,,De klokken hielden me ’s nachts wakker en het beiaardierspel stoorde me als ik overdag wou werken.”
Gebruiksaanwijzing
In tegenstelling tot zijn Noordamerikaanse collega’s stoort Hansen zich niet aan de Hollandse bureaucratie. ,,De mentaliteit en levenswijze in Noord-Duitsland, waar ik vandaan kom, verschillen weinig van de Nederlandse. Wel moest ik in het begin wennen aan het tutoyeren, maar nu vind ik dat prettig.”
Voordat Hansen naar de TU kwam, was hij vijftien jaarinternationaal consultant op het gebied van Lightrail-projecten in onder andere Spanje en Mexico. ,,In die landen ben je een gringo, een vreemdeling, als je de taal niet spreekt. Dat wilde ik niet, en ik leerde dus Spaans. Toen ik naar de TU kwam heb ik met mijn vakgroep afgesproken dat ik meteen een intensieve cursus Nederlands zou volgen -twee weken lang acht uur per dag- en dat we daarna Nederlands met elkaar zouden spreken. Het eerste jaar was zwaar. Ik had vaak het gevoel een halve analfabeet te zijn, maar in het tweede jaar gaf ik zelfs al college in het Nederlands.”
Melody moest zijn cursus Nederlands wegens ziekte afbreken en kwam nog niet aan het vervolg toe. ,,Aan de TU spreekt iedereen zo goed en graag Engels dat de drijvende kracht om Nederlands te leren niet groot is.” Toch wil hij de taal en cultuur graag begrijpen. ,,Ik wil de politieke cartoons in de krant kunnen begrijpen. Pas dan ben ik ingeburgerd.”
Hennessey, al acht jaar langer in Nederland dan Melody, heeft met zijn vakgroepsleden het compromis gesloten dat zij Nederlands spreken en hij in het Engels antwoordt. Volgens hem schrijven veel Delftse studenten beter Engels dan sommige studenten die hij in Seattle onderwees.
Gevraagd naar tips ter verbetering van de TU blijven de buitenlandse hoogleraren hun vakgebieden trouw. Bestuurskundige Melody ziet het meeste in een verkleining van de administratie. Verkeerskundige Hansen is voor een verbetering van de infrastructuur van de TU-campus: ,,Er zijn weinig parkeerplaatsen ver van de ingangen en wel veel, maar slechte fietspaden en -stallingen.”
Ontwerper Hennessey oppert misschien wel de meest haalbare verbetering: ,,Er zou een Engelstalige gebruiksaanwijzing voor de TU moeten komen. Waar haal je fondsen vandaan? Hoe verlopen vergaderingen? Wat zijn de taken en plichten van een professor? Als de TU dit idee oppakt, regel ik een afstudeerder om het uit te voeren.”
Comments are closed.