Column: Bob van Vliet

Een gebrek aan verbeelding

De sceptische reacties van studenten die van ontwerpdocent Bob van Vliet moeten leren tekenen en schetsen met de hand, wuift hij altijd weg. Kwestie van oefening, is zijn overtuiging. Tot hij iemand tegenkomt voor wie dat écht niet opgaat.

Bob van Vliet: “Door iedereen langs één meetlat te leggen, wordt het geheel onterecht een apolitiek gebeuren.” (Foto: Sam Rentmeester)

In mijn vakken – ontwerpprojecten – moeten studenten leren schetsen en tekenen. Met de hand. Wanneer ik een verse groep werktuigbouwers of klinisch technologen vertel dat dat echt iedereen gaat lukken, kan dat altijd op veel sceptische reacties rekenen. Velen zijn ervan overtuigd dat ze ‘totaal geen tekentalent hebben’ of er om andere redenen simpelweg slecht in zijn – en altijd zullen blijven.

Maar je hoeft geen Michelangelo te worden, vertel ik dan, je hoeft niet mooi te leren tekenen. Het gaat erom dat je effectief leert tekenen. Goed genoeg om al schetsend ideeën te ontwikkelen en te communiceren. En dat kan echt iedereen. Daar zijn oefeningen voor. Technieken om te volgen. Komt goed.

Vorig jaar had ik een student die wel érg koppig bleef vragen of ze haar ideeën mocht opschrijven, in plaats van ze te tekenen. Doe dat vooral, antwoordde ik, maar ik wil wel dat je óók oefent met tekenen. Ze beloofde het te proberen. ‘Maar dat kost mij zó veel moeite! Echt, zo werkt mijn hoofd gewoon niet.’

Bullshit, dacht ik. Je moet gewoon even een drempel over. Ik hoor dit elk jaar. En altijd blijkt dat het gewoon een kwestie van oefenen is. Dan wordt het vanzelf makkelijker. Misschien geen tweede natuur. Maar makkelijk genoeg om écht iets toe te voegen. Meer tekenen leidt altijd tot een beter ontwerp.

Zij had beter aan mij kunnen vragen waarom ik háár niet geloofde

De opdrachten die ze inleverde zagen er ook prima uit. Zie je wel! Goed bezig. ‘Maar meneer, dat kost me zó veel tijd. Ik moet op elke lijn puzzelen. Ik heb gewoon geen visueel voorstellingsvermogen.’ Ja, dat is dus precies waarom ik je push ermee te oefenen. Dan wordt je ruimtelijk inzicht vanzelf beter.

Ze worstelde stug door. Tussendoor hadden we af en toe nog vriendelijk ruzie. Ze zei zich echt geen vormen of beelden voor de geest te kunnen halen als ze die niet op dát moment voor haar ogen had. Dat kon ik me op mijn beurt dan weer niet voorstellen. Ik deed mijn best haar te overtuigen dat het echt een kwestie van oefenen is. Ik vroeg haar waarom ze weigerde in zichzelf te geloven. Maar zij had beter aan mij kunnen vragen waarom ik háár niet geloofde.

Kort na afloop van het vak kwam ik een artikel tegen over afantasie. Het blijkt echt een ding: mensen die zich niet of nauwelijks iets visueel voor de geest kunnen halen. Heel normaal. Maar ook de wetenschap gelooft deze mensen pas sinds kort. Ik mailde haar de link. Ja, precies, dat heb ik, antwoordde ze. Had die term dan laten vallen, reageerde ik, dan had ik het opgezocht en was ik er anders mee omgegaan. Maar dat hád ze gedaan. Dat was mij gewoon niet opgevallen.

Ik vertel het mezelf wel vaker, maar blijkbaar nog niet vaak genoeg: studenten zijn net mensen, allemaal anders. Regelmatig zó anders dat het je voorstellingsvermogen te buiten gaat. Dus als ze je iets vertellen wat je moeilijk kunt geloven, dan moet je daar misschien wat beter je best voor doen, in plaats van het stug te blijven weigeren.

Bob van Vliet is docent bij de faculteit Mechanical Engineering en gespecialiseerd in ontwerponderwijs.

Columnist Bob van Vliet

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

B.vanVliet@tudelft.nl

Comments are closed.