Opinie

Delft niet voorbereid op komst hbo

De TU Delft is niet goed voorbereid op de komst van grote groepen hbo’ers. Het gebrek aan afspraken zorgt voor grote onduidelijkheid over de praktische gevolgen.

Een van de hoofdredenen van het college van bestuur voor een intensieve samenwerking met het hbo is het profileren van Delft als dé techniekstad van Nederland. Binnen drie jaar zullen zo’n 700 tot 2.200 hbo-studenten naar Delft komen. Dit om meer doorstroommogelijkheden te krijgen, om dure faciliteiten gezamenlijk te gebruiken en te financieren, en om Delft als kennisstad te profileren.

Op het eerste gezicht positieve plannen, maar op de uitwerking is nog wel het een en ander aan te merken. Het college lijkt zich te laat zorgen te gaan maken over de grote aantallen studenten die zich hier zullen melden.

Ten eerste zal de huisvesting van hbo-studenten de nodige aandacht vereisen. Het is een feit dat hbo’ers hun studie vaker regionaal kiezen en dus meer thuis blijven wonen dan de gemiddelde universitaire student. Maar scheepsbouwkunde en luchtvaarttechniek zijn twee studies die in Nederland alleen in Delft zullen worden gegeven op hbo-niveau, en dus zal een bovengemiddeld aantal studenten op zoek zijn naar woonruimte.

Het college heeft besloten dat in de nieuw te bouwen woonvoorzieningen in TU-Noord, aan de Balthasar van der Polweg en bij het sportcentrum, alleen maar TU-studenten mogen wonen, maar men kan niet voorkomen dat de hbo’ers zich gaan mengen in de kamermarkt in het centrum.

Hierdoor zal de toch al te krappe woonruimte voor de TU-student verder in het gedrang komen. Het college ontwijkt deze discussie door te stellen dat zij slechts een kleine inbreng heeft in deze kwestie. Het college zou mijns inziens meer druk moeten zetten op zijn onderhandelingen met de Duwo en de verschillende hbo-instellingen, om zo met spoed meer kamerruimte te creëren in Delft. En dus ook een situatie als nu met buitenlandse studenten te voorkomen.

Nog een bron van zorg is het gebruik van het sportcentrum, het cultureel centrum en de bibliotheek door de nieuwe studenten. Faciliteiten die nu, zeker in piektijden, al overvol blijken te zitten. Het college onderschrijft dit probleem en heeft inmiddels toegezegd hier actie te ondernemen wanneer het probleem urgent wordt. In geval van noodzakelijke uitbreiding zal het hbo naar rato moeten meebetalen. Dit komt echter wederom te laat en het lijkt daarom een verstandige keuze nu vast te beginnen met uitbreiding om een probleem in de toekomst te voorkomen.

Een voordeel voor de hbo-instellingen bij hun komst naar Delft is de mogelijkheid tot het gebruik van onderwijsfaciliteiten van de TU. Wanneer dit beperkt blijft tot grote voorzieningen als de sleeptank of de windtunnel is dit geen probleem. Deze dure voorzieningen zouden verhuurd kunnen worden in de tijd dat zij niet gebruikt worden.

Maar een probleem ontstaat als andere, meer gebruikte voorzieningen ook door het hbo worden benut. Denk aan collegezalen en practicumruimtes. Het college haalt hierbij vaak een rapport van professor Aarts aan. Dat is een rapport waarin staat beschreven hoe de TU efficiënter om kan gaan met de beschikbare ruimten en waaruit blijkt dat er genoeg ruimte is om hbo-uren in te plannen, mits hiermee rekening gehouden wordt bij het roosteren.

Of dat zo is blijft de vraag. Met de verkoop van TU-Noord verliest de TU dertig procent van haar college- en practicumcapaciteit. Hiermee wordt het efficiënt inroosteren al noodzakelijk om de eigen studenten een plaats te geven.

Het tijdig uitbreiden van capaciteit, of het uitsluiten van hbo-studenten voor het gebruik van deze voorzieningen, lijken de enige juiste ingrepen om verdere krapte te voorkomen.

Bovenstaande bezwaren geven aan dat te weinig vooruit wordt gedacht om de samenwerking probleemloos van de grond te krijgen. Het Delftse college laat teveel aan het toeval over door pas te denken aan actie als het probleem al in volle hevigheid aanwezig is en dupeert ondertussen duizenden studenten.

De auteur is voor de Oras lid van de studentenraad

Een van de hoofdredenen van het college van bestuur voor een intensieve samenwerking met het hbo is het profileren van Delft als dé techniekstad van Nederland. Binnen drie jaar zullen zo’n 700 tot 2.200 hbo-studenten naar Delft komen. Dit om meer doorstroommogelijkheden te krijgen, om dure faciliteiten gezamenlijk te gebruiken en te financieren, en om Delft als kennisstad te profileren.

Op het eerste gezicht positieve plannen, maar op de uitwerking is nog wel het een en ander aan te merken. Het college lijkt zich te laat zorgen te gaan maken over de grote aantallen studenten die zich hier zullen melden.

Ten eerste zal de huisvesting van hbo-studenten de nodige aandacht vereisen. Het is een feit dat hbo’ers hun studie vaker regionaal kiezen en dus meer thuis blijven wonen dan de gemiddelde universitaire student. Maar scheepsbouwkunde en luchtvaarttechniek zijn twee studies die in Nederland alleen in Delft zullen worden gegeven op hbo-niveau, en dus zal een bovengemiddeld aantal studenten op zoek zijn naar woonruimte.

Het college heeft besloten dat in de nieuw te bouwen woonvoorzieningen in TU-Noord, aan de Balthasar van der Polweg en bij het sportcentrum, alleen maar TU-studenten mogen wonen, maar men kan niet voorkomen dat de hbo’ers zich gaan mengen in de kamermarkt in het centrum.

Hierdoor zal de toch al te krappe woonruimte voor de TU-student verder in het gedrang komen. Het college ontwijkt deze discussie door te stellen dat zij slechts een kleine inbreng heeft in deze kwestie. Het college zou mijns inziens meer druk moeten zetten op zijn onderhandelingen met de Duwo en de verschillende hbo-instellingen, om zo met spoed meer kamerruimte te creëren in Delft. En dus ook een situatie als nu met buitenlandse studenten te voorkomen.

Nog een bron van zorg is het gebruik van het sportcentrum, het cultureel centrum en de bibliotheek door de nieuwe studenten. Faciliteiten die nu, zeker in piektijden, al overvol blijken te zitten. Het college onderschrijft dit probleem en heeft inmiddels toegezegd hier actie te ondernemen wanneer het probleem urgent wordt. In geval van noodzakelijke uitbreiding zal het hbo naar rato moeten meebetalen. Dit komt echter wederom te laat en het lijkt daarom een verstandige keuze nu vast te beginnen met uitbreiding om een probleem in de toekomst te voorkomen.

Een voordeel voor de hbo-instellingen bij hun komst naar Delft is de mogelijkheid tot het gebruik van onderwijsfaciliteiten van de TU. Wanneer dit beperkt blijft tot grote voorzieningen als de sleeptank of de windtunnel is dit geen probleem. Deze dure voorzieningen zouden verhuurd kunnen worden in de tijd dat zij niet gebruikt worden.

Maar een probleem ontstaat als andere, meer gebruikte voorzieningen ook door het hbo worden benut. Denk aan collegezalen en practicumruimtes. Het college haalt hierbij vaak een rapport van professor Aarts aan. Dat is een rapport waarin staat beschreven hoe de TU efficiënter om kan gaan met de beschikbare ruimten en waaruit blijkt dat er genoeg ruimte is om hbo-uren in te plannen, mits hiermee rekening gehouden wordt bij het roosteren.

Of dat zo is blijft de vraag. Met de verkoop van TU-Noord verliest de TU dertig procent van haar college- en practicumcapaciteit. Hiermee wordt het efficiënt inroosteren al noodzakelijk om de eigen studenten een plaats te geven.

Het tijdig uitbreiden van capaciteit, of het uitsluiten van hbo-studenten voor het gebruik van deze voorzieningen, lijken de enige juiste ingrepen om verdere krapte te voorkomen.

Bovenstaande bezwaren geven aan dat te weinig vooruit wordt gedacht om de samenwerking probleemloos van de grond te krijgen. Het Delftse college laat teveel aan het toeval over door pas te denken aan actie als het probleem al in volle hevigheid aanwezig is en dupeert ondertussen duizenden studenten.

De auteur is voor de Oras lid van de studentenraad

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.