‘Engineering is magic’, heet het congres dat het studentenpastoraat Motiv de komende weken organiseert. De constatering van een feit? Of eerder een wensgedachte?Toen de jonge Noor van Andel ergens halverwege de vorige eeuw aan de Technische Hogeschool van Delft toevallig langs het laboratorium van technisch natuurkundige Hans Kramers liep, werd hij plotseling overmand door euforie.
,,Overal lagen fietswielen, touwtjes, kachelpijpen en melkflessen. Ik wist meteen dat dit de plek was waar ik wilde afstuderen%%, vertelde hij vorig jaar. Het bleek het begin van een glansrijke loopbaan: Van Andel zou tientallen patenten in de wacht slepen, hoge posten bekleden bij Akzo Nobel, eredoctor worden aan de Universiteit van Amsterdam en zich uiteindelijk vestigen als zelfstandig uitvinder.
Ziedaar de ingenieur. Een doe-het-zelver, een dingen-maker. Eeuwenlang gold de ingenieur als de intellectueel onder de handwerkslieden, het slimste jongetje uit de bouwput. De ingenieur dokterde waterwerken en vliegtuigen uit. Had industrie, elektriciteit en huishoudelijke apparaten gebracht. Kon een hoop zand en cement omtoveren in een Deltawerk, en een stapel stalen binten in een Eiffeltoren. Een tovenaar was hij. TUD-promovendus Andre Bodin haalt over hem deze week in zijn proefschrift de Russische schrijver Solzjenitsyn aan: ,,Een man moet in staat zijn met eigen handen zijn huis op te trekken, voor hij zich ingenieur mag noemen.”
Maar dat was toen. De tijd waarin zelfs Japanse straten werden vernoemd naar Delftse waterbouwkundigen.
Gewone geleerde
Tegenwoordig zit het anders. De hogeschool is een universiteit geworden. De ingenieur dient zich te vereenzelvigen met het debat van de wetenschapper, niet meer met het geknutsel van de handwerksman. Waar Van Andel ooit fietsonderdelen zag, staan nu pc%s. Wie mee wil, dient een netwerk op te bouwen, geen brug. Zoals de waarzegger uit de middeleeuwen is vervangen door de psychotherapeut, zo is de tovenaar steeds meer een heel gewone geleerde geworden.
Natuurlijk heeft het te maken met de veranderingen in het vak. Het schaalmodel heeft plaatsgemaakt voor de computersimulatie. En het getover van weleer is vervangen door onzichtbaar gepriegel met nanoswitches en abstract gesleutel aan veiligheidsprocedures, implementatiemethoden en managementmanieren. Of promovendus Bodin nu een huis kan bouwen of niet, feit is dat zijn promotieonderwerp gaat over de interkritische deformatie van staalsoorten met een laag koolstofgehalte, niet over de constructie van een dragende muur.
Ook in Delft lopen nog steeds mensen rond die onderzoek doen naar scheurend beton, verzakkende stoeptegels of over het scheepsdek slaand zeewater. Maar hun imago verschrompelt. De baggertechnologie en de maritieme techniek staan onder druk, de nanotechnologie en de life sciences worden speerpunt. Zomaar een auto, vliegtuig of gebouw bedenken is er steeds minder bij. De ingenieur uitmaken voor tovenaar of huizenbouwer is een dodelijke belediging, een uiting van foute romantiek.
Zwarte magie
Bovendien boezemt de techniek zélf in toenemende mate angst in. De techniek zorgt niet meer alleen voor vooruitgang, maar ook voor vervuiling, oorlog, terrorisme, files, illegale cd-kopieën, computervirussen en gekraakte pinpassen. Om nog maar te zwijgen van de rampen die kunnen worden opgewekt door de nucleaire technologie, de biotechnologie en de nanotechnologie. De tovenaar is niet langer overwegend een goedgemutste wereldverbeteraar. Er zitten ook zwarte magiërs tussen.
Niets om je sappel over te maken. Maar voor een identiteitscrisisje zorgt het ook. En dus is het tijd voor bezinning. Zoals Bas Bijlsma, TU-student elektrotechniek en een van de deelnemers aan het Engineering is Magic-congres onlangs mijmerde in het blad De Ingenieur: ,,Waarom vind ik dit leuk? Dat wil ik voor mijzelf duidelijk krijgen. Het is aannemelijk dat ik de komende veertig jaar van mijn leven ga wijden aan technologie.” En de organisatie zelf zegt erover: ,,Ingenieurs kunnen het zich niet meer veroorloven er het zwijgen toe te doen. Ze moeten over hun motieven praten.”
Zit er nog betovering in datgene wat nogal denigrerend wordt aangeduid met ‘dode natuur%? Mag een ingenieur nog wel Eureka roepen? Eigenlijk niet. De technisch-universitaire wetenschapper dient immers genuanceerd met argumenten te schuiven, niet zoals Archimedes bij een aardig idee naakt de straat op te rennen. Misschien moet de ingenieur het toveren maar gewoon te vergeten. Of uitstellen tot na zijn pensioen.
Zo heeft Noor van Andel het in elk geval gedaan. Sinds zijn vertrek bij Akzo Nobel heeft hij het tovenaarschap vol vuur opgenomen. In een tot laboratorium verbouwde kapsalon in Almelo sleutelt hij tegenwoordig aan een nieuw soort warmtewisselaar % cv-radiatoren en airco%s in gewoner Nederlands. Langs de muren staan kasten vol fietsonderdelen en touwtjes, net zoals dat ooit bij Technische Natuurkunde het geval was. Van Andel, vorig jaar in een interview ter gelegenheid van zijn eredoctoraat: ,,Eigenlijk moet je net zo lang doorfantaseren totdat je hetgeen je wilt maken in je schuur kunt maken. Dat is stukken goedkoper. En veel leuker.”
Engineering Is Magic: 12-21 november
www.ismagic.nl . . .
.aut Maarten Keulemans
‘Engineering is magic’, heet het congres dat het studentenpastoraat Motiv de komende weken organiseert. De constatering van een feit? Of eerder een wensgedachte?
Toen de jonge Noor van Andel ergens halverwege de vorige eeuw aan de Technische Hogeschool van Delft toevallig langs het laboratorium van technisch natuurkundige Hans Kramers liep, werd hij plotseling overmand door euforie. ,,Overal lagen fietswielen, touwtjes, kachelpijpen en melkflessen. Ik wist meteen dat dit de plek was waar ik wilde afstuderen%%, vertelde hij vorig jaar. Het bleek het begin van een glansrijke loopbaan: Van Andel zou tientallen patenten in de wacht slepen, hoge posten bekleden bij Akzo Nobel, eredoctor worden aan de Universiteit van Amsterdam en zich uiteindelijk vestigen als zelfstandig uitvinder.
Ziedaar de ingenieur. Een doe-het-zelver, een dingen-maker. Eeuwenlang gold de ingenieur als de intellectueel onder de handwerkslieden, het slimste jongetje uit de bouwput. De ingenieur dokterde waterwerken en vliegtuigen uit. Had industrie, elektriciteit en huishoudelijke apparaten gebracht. Kon een hoop zand en cement omtoveren in een Deltawerk, en een stapel stalen binten in een Eiffeltoren. Een tovenaar was hij. TUD-promovendus Andre Bodin haalt over hem deze week in zijn proefschrift de Russische schrijver Solzjenitsyn aan: ,,Een man moet in staat zijn met eigen handen zijn huis op te trekken, voor hij zich ingenieur mag noemen.”
Maar dat was toen. De tijd waarin zelfs Japanse straten werden vernoemd naar Delftse waterbouwkundigen.
Gewone geleerde
Tegenwoordig zit het anders. De hogeschool is een universiteit geworden. De ingenieur dient zich te vereenzelvigen met het debat van de wetenschapper, niet meer met het geknutsel van de handwerksman. Waar Van Andel ooit fietsonderdelen zag, staan nu pc%s. Wie mee wil, dient een netwerk op te bouwen, geen brug. Zoals de waarzegger uit de middeleeuwen is vervangen door de psychotherapeut, zo is de tovenaar steeds meer een heel gewone geleerde geworden.
Natuurlijk heeft het te maken met de veranderingen in het vak. Het schaalmodel heeft plaatsgemaakt voor de computersimulatie. En het getover van weleer is vervangen door onzichtbaar gepriegel met nanoswitches en abstract gesleutel aan veiligheidsprocedures, implementatiemethoden en managementmanieren. Of promovendus Bodin nu een huis kan bouwen of niet, feit is dat zijn promotieonderwerp gaat over de interkritische deformatie van staalsoorten met een laag koolstofgehalte, niet over de constructie van een dragende muur.
Ook in Delft lopen nog steeds mensen rond die onderzoek doen naar scheurend beton, verzakkende stoeptegels of over het scheepsdek slaand zeewater. Maar hun imago verschrompelt. De baggertechnologie en de maritieme techniek staan onder druk, de nanotechnologie en de life sciences worden speerpunt. Zomaar een auto, vliegtuig of gebouw bedenken is er steeds minder bij. De ingenieur uitmaken voor tovenaar of huizenbouwer is een dodelijke belediging, een uiting van foute romantiek.
Zwarte magie
Bovendien boezemt de techniek zélf in toenemende mate angst in. De techniek zorgt niet meer alleen voor vooruitgang, maar ook voor vervuiling, oorlog, terrorisme, files, illegale cd-kopieën, computervirussen en gekraakte pinpassen. Om nog maar te zwijgen van de rampen die kunnen worden opgewekt door de nucleaire technologie, de biotechnologie en de nanotechnologie. De tovenaar is niet langer overwegend een goedgemutste wereldverbeteraar. Er zitten ook zwarte magiërs tussen.
Niets om je sappel over te maken. Maar voor een identiteitscrisisje zorgt het ook. En dus is het tijd voor bezinning. Zoals Bas Bijlsma, TU-student elektrotechniek en een van de deelnemers aan het Engineering is Magic-congres onlangs mijmerde in het blad De Ingenieur: ,,Waarom vind ik dit leuk? Dat wil ik voor mijzelf duidelijk krijgen. Het is aannemelijk dat ik de komende veertig jaar van mijn leven ga wijden aan technologie.” En de organisatie zelf zegt erover: ,,Ingenieurs kunnen het zich niet meer veroorloven er het zwijgen toe te doen. Ze moeten over hun motieven praten.”
Zit er nog betovering in datgene wat nogal denigrerend wordt aangeduid met ‘dode natuur%? Mag een ingenieur nog wel Eureka roepen? Eigenlijk niet. De technisch-universitaire wetenschapper dient immers genuanceerd met argumenten te schuiven, niet zoals Archimedes bij een aardig idee naakt de straat op te rennen. Misschien moet de ingenieur het toveren maar gewoon te vergeten. Of uitstellen tot na zijn pensioen.
Zo heeft Noor van Andel het in elk geval gedaan. Sinds zijn vertrek bij Akzo Nobel heeft hij het tovenaarschap vol vuur opgenomen. In een tot laboratorium verbouwde kapsalon in Almelo sleutelt hij tegenwoordig aan een nieuw soort warmtewisselaar % cv-radiatoren en airco%s in gewoner Nederlands. Langs de muren staan kasten vol fietsonderdelen en touwtjes, net zoals dat ooit bij Technische Natuurkunde het geval was. Van Andel, vorig jaar in een interview ter gelegenheid van zijn eredoctoraat: ,,Eigenlijk moet je net zo lang doorfantaseren totdat je hetgeen je wilt maken in je schuur kunt maken. Dat is stukken goedkoper. En veel leuker.”
Engineering Is Magic: 12-21 november
www.ismagic.nl . . .
.aut Maarten Keulemans

Comments are closed.