Bell Labs had Jan Henrik Schon, de University of Utah had Pons en Fleischmann, en de TU Eindhoven had Henk Buck: wetenschappers die de wetenschap in een kwaad daglicht stellen.
Als het waar is, dan vliegt ‘ie d’r uit! sprak onze rector magnificus Jacob Fokkema vorig jaar in het programma ‘Netwerk’. Hij zei het weliswaar ietsjes anders (“De consequentie kan zijn . als alles waar moge blijken te zijn . dat ik zal zeggen: het lijkt me niet verstandig op deze manier met elkaar voort te gaan.”), maar je zag dat hij boos was omdat de integriteit van de TU Delft ter discussie stond. De aanleiding vormde Coenraad Esveld, hoogleraar railbouwkunde, die geen commentaar wilde geven op de kwaliteit van de lasverbindingen in het spoorwegnet. Telefonisch had hij volgens ‘Netwerk’ meegedeeld: “Mijn leerstoel wordt voor een groot deel betaald door ProRail. Dus kunnen wij het ons niet veroorloven om heel lelijk tegenover ProRail te doen, want dan komen wij in een moeilijke positie terecht.”
“Dit kan gewoon niet”, zei Fokkema in ‘Netwerk’. En hij pleitte voor een onafhankelijk arbitrage-instituut dat over dit soort kwesties kan oordelen, ‘omdat dit veel meer zal gebeuren in de toekomst’. Dus wat hebben we sinds 1 januari 2005? De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, opgesteld door een commissie van zeven, onder wie Jacob Fokkema en drie andere rectores magnifici.
In diezelfde uitzending van ‘Netwerk’ noemt Gerard de Vries, hoogleraar wetenschapsfilosofie, gedragscodes ‘een slap middel’, en pleit hij voor wettelijke maatregelen ‘in de zin dat de universiteit als taak krijgt om wetenschappelijk onderzoek te doen’. Men heeft niet naar hem geluisterd. De huidige gedragscode is inderdaad een slappe hap die veel te vrijblijvend is. In de ‘uitwerking’ van de vijf ‘principes’ (zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid, onafhankelijkheid) treffen we voornamelijk open deuren aan.
Neem bijvoorbeeld deze: “Auteurschap wordt erkend. In het vakgebied gebruikelijke regels worden daarbij nageleefd.” Hoewel ik heb bijgedragen aan ‘De ontdekking van de hemel’ sta ik niet als coauteur naast Harry Mulisch vermeld. Volstrekt logisch, lijkt me. Maar voor wetenschappelijke publicaties moet het blijkbaar expliciet in een gedragscode staan.
Nog eentje? “Iedere aan een universiteit verbonden wetenschapsbeoefenaar stelt een actueel overzicht op van zijn nevenfuncties ter beschikking ten behoeve van registratie door de instelling.” En dan? Wat doen we met een hoogleraar die een 0,5 fte aanstelling heeft, en daarnaast drie dagen per week een andere baan heeft? Hopen we soms heimelijk dat hij na het lezen van deze gedragscode tot het inzicht komt dat dit eigenlijk niet kan? Hahahahahaha!
Naast ‘principes’, ‘uitwerkingen’ en ’toelichtingen’ zijn er dertien dilemma’s opgenomen ‘om discussie over de gedragscode en de grenzen daarvan te stimuleren’. Bijvoorbeeld deze: “Een onderzoeker is een ware perfectionist. Doordat hij voor publicatie van zijn onderzoeksresultaten in de ogen van collega’s te hoge standaarden aanlegt, dreigt de totale output van de onderzoeksgroep geringer te worden dan bij de eerstvolgende visitatie wenselijk lijkt. Mogen collega’s van de onderzoeker verwachten dat hij zijn standaarden verlaagt?” Is er werkelijk een ander antwoord mogelijk dan: ‘Nee, natuurlijk niet!’? Kwaliteit moet altijd voorop staan. Eén uitstekend artikel weegt zwaarder dan tien matige artikelen. Kwantiteit is een bijzonder slechte leidraad. Alsof je Gerard ’t Hooft geen baan aanbiedt omdat hij slechts één Nobelprijs heeft verdiend.
Nog een? “Mag je terughoudendheid in het innemen van morele en politieke standpunten in de media laten varen, als je collega’s een genuanceerde houding onnodig vinden en onbekommerd in jouw ogen verkeerde standpunten innemen?” Is er geen gedragscode tegen wollig taalgebruik? Als ik het goed begrijp staat hier: Als je vindt dat je collega’s onzin uitkramen, mag je ze dan in de media afvallen? Het ethisch juiste antwoord is natuurlijk ‘ja’. Maar het strategisch loopbaanbehoudende antwoord is waarschijnlijk ‘nee’.
In plaats van deze tandenloze gedragscode wil ik een duidelijk beleid inzake klokkenluiders. Kijk naar prof. Guus Berkhout, die weigerde de vooringenomen ‘conclusies’ van minister Netelenbos inzake de geluidsoverlast rond Schiphol voor zijn wetenschappelijke verantwoording te nemen. Dit is een tekstboekvoorbeeld van wat emeritus hoogleraar André Köbben betoogt: “Vertel mij wie de opdrachtgever is, en ik zal u zeggen wat er in het eindrapport moet staan.” Berkhout zwichtte niet voor de zware druk die op hem werd uitgeoefend. Deze schandelijke intimidatie had het college van bestuur van zijn universiteit met beide handen moeten aangrijpen om een vlijmscherpe beleidscode op te stellen. Helaas is dat niet gebeurd.
De auteur is astronoom en docent aan de faculteit TBM.
Maar zij beschikten dan ook niet over de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Amy Groskamp-Ten Have voor wetenschappers.
Als het waar is, dan vliegt ‘ie d’r uit! sprak onze rector magnificus Jacob Fokkema vorig jaar in het programma ‘Netwerk’. Hij zei het weliswaar ietsjes anders (“De consequentie kan zijn . als alles waar moge blijken te zijn . dat ik zal zeggen: het lijkt me niet verstandig op deze manier met elkaar voort te gaan.”), maar je zag dat hij boos was omdat de integriteit van de TU Delft ter discussie stond. De aanleiding vormde Coenraad Esveld, hoogleraar railbouwkunde, die geen commentaar wilde geven op de kwaliteit van de lasverbindingen in het spoorwegnet. Telefonisch had hij volgens ‘Netwerk’ meegedeeld: “Mijn leerstoel wordt voor een groot deel betaald door ProRail. Dus kunnen wij het ons niet veroorloven om heel lelijk tegenover ProRail te doen, want dan komen wij in een moeilijke positie terecht.”
“Dit kan gewoon niet”, zei Fokkema in ‘Netwerk’. En hij pleitte voor een onafhankelijk arbitrage-instituut dat over dit soort kwesties kan oordelen, ‘omdat dit veel meer zal gebeuren in de toekomst’. Dus wat hebben we sinds 1 januari 2005? De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, opgesteld door een commissie van zeven, onder wie Jacob Fokkema en drie andere rectores magnifici.
In diezelfde uitzending van ‘Netwerk’ noemt Gerard de Vries, hoogleraar wetenschapsfilosofie, gedragscodes ‘een slap middel’, en pleit hij voor wettelijke maatregelen ‘in de zin dat de universiteit als taak krijgt om wetenschappelijk onderzoek te doen’. Men heeft niet naar hem geluisterd. De huidige gedragscode is inderdaad een slappe hap die veel te vrijblijvend is. In de ‘uitwerking’ van de vijf ‘principes’ (zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid, onafhankelijkheid) treffen we voornamelijk open deuren aan.
Neem bijvoorbeeld deze: “Auteurschap wordt erkend. In het vakgebied gebruikelijke regels worden daarbij nageleefd.” Hoewel ik heb bijgedragen aan ‘De ontdekking van de hemel’ sta ik niet als coauteur naast Harry Mulisch vermeld. Volstrekt logisch, lijkt me. Maar voor wetenschappelijke publicaties moet het blijkbaar expliciet in een gedragscode staan.
Nog eentje? “Iedere aan een universiteit verbonden wetenschapsbeoefenaar stelt een actueel overzicht op van zijn nevenfuncties ter beschikking ten behoeve van registratie door de instelling.” En dan? Wat doen we met een hoogleraar die een 0,5 fte aanstelling heeft, en daarnaast drie dagen per week een andere baan heeft? Hopen we soms heimelijk dat hij na het lezen van deze gedragscode tot het inzicht komt dat dit eigenlijk niet kan? Hahahahahaha!
Naast ‘principes’, ‘uitwerkingen’ en ’toelichtingen’ zijn er dertien dilemma’s opgenomen ‘om discussie over de gedragscode en de grenzen daarvan te stimuleren’. Bijvoorbeeld deze: “Een onderzoeker is een ware perfectionist. Doordat hij voor publicatie van zijn onderzoeksresultaten in de ogen van collega’s te hoge standaarden aanlegt, dreigt de totale output van de onderzoeksgroep geringer te worden dan bij de eerstvolgende visitatie wenselijk lijkt. Mogen collega’s van de onderzoeker verwachten dat hij zijn standaarden verlaagt?” Is er werkelijk een ander antwoord mogelijk dan: ‘Nee, natuurlijk niet!’? Kwaliteit moet altijd voorop staan. Eén uitstekend artikel weegt zwaarder dan tien matige artikelen. Kwantiteit is een bijzonder slechte leidraad. Alsof je Gerard ’t Hooft geen baan aanbiedt omdat hij slechts één Nobelprijs heeft verdiend.
Nog een? “Mag je terughoudendheid in het innemen van morele en politieke standpunten in de media laten varen, als je collega’s een genuanceerde houding onnodig vinden en onbekommerd in jouw ogen verkeerde standpunten innemen?” Is er geen gedragscode tegen wollig taalgebruik? Als ik het goed begrijp staat hier: Als je vindt dat je collega’s onzin uitkramen, mag je ze dan in de media afvallen? Het ethisch juiste antwoord is natuurlijk ‘ja’. Maar het strategisch loopbaanbehoudende antwoord is waarschijnlijk ‘nee’.
In plaats van deze tandenloze gedragscode wil ik een duidelijk beleid inzake klokkenluiders. Kijk naar prof. Guus Berkhout, die weigerde de vooringenomen ‘conclusies’ van minister Netelenbos inzake de geluidsoverlast rond Schiphol voor zijn wetenschappelijke verantwoording te nemen. Dit is een tekstboekvoorbeeld van wat emeritus hoogleraar André Köbben betoogt: “Vertel mij wie de opdrachtgever is, en ik zal u zeggen wat er in het eindrapport moet staan.” Berkhout zwichtte niet voor de zware druk die op hem werd uitgeoefend. Deze schandelijke intimidatie had het college van bestuur van zijn universiteit met beide handen moeten aangrijpen om een vlijmscherpe beleidscode op te stellen. Helaas is dat niet gebeurd.
De auteur is astronoom en docent aan de faculteit TBM.

Comments are closed.