In 1979 begon ik met mijn studie sterrenkunde in Leiden. Er was slechts een dozijn eerstejaars studenten sterrenkunde, en de meeste colleges hadden we gemeenschappelijk met studenten die wiskunde en natuurkunde studeerden.
De sterrenkunde-opleiding was in het eerste jaar identiek aan natuurkunde, met twee extra vakken: inleiding sterrenkunde en sterrenkundig practicum. In een van de grote collegezalen van het Gorlaeuslaboratorium volgden ongeveer honderd studenten het vak lineaire algebra 1. Al snel was duidelijk dat dit hoorcollege weinig toevoegde aan het uitstekende dictaat dat bij dit vak hoorde. De docent krijtte zes enorme schoolborden vol met de voorbeelden die al netjes in het dictaat waren uitgewerkt. Dat vond ik een beetje zonde van mijn tijd en daarom zat ik meestal hoog in het auditorium te schaken met Remco, een natuurkundestudent met wie ik op de middelbare school had gezeten. Een andere jongen, Peter, keek toe hoe onze partijen verliepen. Hij studeerde biologie en ook voor hem was lineaire algebra een verplicht vak. Peter vond ‘paard van g1 naar f3’ beduidend interessanter dan kijken naar het inverteren van de 3×3 matrix die al in het dictaat was geïnverteerd.
Ik kwam Peter ook tegen in de terminalkamer op het centraal rekeninstituut. Daar kon je middels een toetsenbord en een beeldscherm communiceren met een PDP11/70 minicomputer. Dat was toen heel bijzonder, want wij leerden programmeren in Algol-68 met ponskaarten die je nauwkeurig moest uitstansen (er was geen backspace) en vervolgens aan een IBM mainframe kon voeren. Nadat jouw programma eindelijk aan de beurt was geweest, werden de resultaten uitgeprint op 132 karakters breed tractor-feed papier. We waren allebei verzot op programmeren en op die PDP11/70 schreven we allerhande programma’s, waaronder een simulatie van een fruitautomaat (de computer won altijd al je geld), en een programma waartegen je het bordspel Risk kon spelen. Dankzij een eenvoudige conservatieve strategie won ook hier de computer altijd.
Begin 1981 had Peter in de HCC Nieuwsbrief gelezen dat er een Nederlands kampioenschap computerschaak zou worden georganiseerd. Iedereen met een zelfgeschreven schaakprogramma kon deelnemen. Wij hadden geen schaakprogramma, maar wel zes maanden om er een te maken. We zullen vast af en toe nog wel een college, werkgroep of practicum hebben gevolgd, maar in mijn herinnering woonden we vanaf dat moment permanent in die terminalkamer. En het is ons gelukt om ons schaakprogramma DAPPET op tijd klaar te hebben voor het eerste NK computerschaak dat in september 1981 in Utrecht werd verspeeld. Met drie overwinningen, vier remises en twee verliespartijen behaalde DAPPET de zesde plaats in een veld van dertien deelnemers. Sindsdien is DAPPET zes maal geheel herschreven en nam deel aan twintig achtereenvolgende NK’s, twee wereldkampioenschappen en vele mens-computer toernooien.
Twaalf jaar geleden emigreerde Peter met zijn gezin naar Nieuw-Zeeland. DAPPET was toen al een aantal jaren met pensioen. Onlangs ontving ik een mail van zijn vrouw met de onheilspellende titel ‘Peter 1959-2015’. Nooit gerookt, nooit gedronken, uitermate sportief en nu op 56-jarige leeftijd overleden aan een hartaanval. Met die variant had niemand rekening gehouden. Schaakmat.
Rest in peace, my friend.
Dap Hartmann is astronoom. Hij werkt als onderzoeker bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Comments are closed.