Elke keer als ik bij hem langsging bleek mijn studieadviseur niet aanwezig. Soms hing er een briefje dat hij ziek was, meestal was er geen uitleg. Ik had hem niet vaak gezien maar er was toch iets van een band ontstaan.
Dus liep ik niet bij een ander naar binnen, maar kwam ik af en toe eens kijken of hij er was. Maar nee hoor, telkens niets. Altijd was de deur gesloten. Dat kon me niet zo veel schelen totdat ik plotseling echt iets nodig had, een handtekening of een stempel. Met grotere regelmaat klopte ik aan. Maar vergeefs: Nico Schoen schitterde door afwezigheid.
Zo langzamerhand begon mijn onverschilligheid plaats te maken voor irritatie. Hoe kon die vent nou nooit aanwezig zijn? Ik had veel verhalen gehoord over de onbereikbaarheid van studieadviseurs maar dit spande de kroon. Uiteindelijk besloot ik me dan maar bij een andere studieadviseur te melden wat ondanks alles een beetje als verraad voelde.
Ik koos de oudste van het stel, de enige ook waarvan ik de naam kende. Ik klopte aan en stak mijn hoofd om de deur. In tegenstelling tot in het kantoortje van Nico Schoen gonsde het hier van de activiteit. De studieadviseur drentelde wat rond, heette me welkom, draaide zich weer om, zette twee stappen in een richting, bedacht zich, deed een stap terug, kortom: het was een drukte van belang. Wat er ook gebeurde, er gebeurde iets.
Hij gebaarde me te gaan zitten, ik wilde me voorstellen maar met een afwerend gebaar brak hij mijn eerste zin al in de knop. ,,Een moment. Ja? Ik moet even iets uit de printer halen. Ja? Okee?” Okee, dacht ik en ging zitten. De studieadviseur snelde naar buiten.
Een minuut later was hij terug. Zijn nog warme printje legde hij voor zich neer op tafel. Onopvallend probeerde ik te zien wat er op stond, maar ik kon er geen chocola van maken. Het was iets abstracts: een zwart vel met een wit kruis. Weer wilde ik wat zeggen maar ook ditmaal lukte het niet. Knerpend werd een la opengetrokken en eruit te voorschijn kwam een grote rol grijze tape. Met inzet van handen en gebit werden hier vier flinke stukken van afgescheurd. Hij plakte ze op de hoeken van het A4-tje en keek er goedkeurend naar.
Toen keek hij me aan. Ik opende mijn mond om iets te zeggen maar weer was hij met te snel af: ,,’k Ben zo terug. Ja? Even dit ophangen.” En weg was hij weer.
Een minuut later was het dan eindelijk zo ver: het gesprek begon. Hij vroeg me of ik al eerder naar een ander studieadviseur was geweest. Oude irritatie kwam naar boven: ,,Bij Nico Schoen maar die is er nooit! Die is volkomen onbereikbaar.” Het gezicht van mijn nieuwe studieadviseur verstarde, hij slaakte een zucht en duwde zijn vingertoppen tegen elkaar. ,,Eh tja”, begon hij aarzelend. Toen boog hij zich iets naar me toe: ,,Collega Schoen hebben we afgelopen donderdag begraven.”
Van de tien daarop volgende minuten kan ik me betrekkelijk weinig herinneren. Stempels en handtekeningen werden gezet. Daarna pakte ik mijn spullen bij elkaar en vertrok. Op de gang liep ik langs het hok van Nico Schoen. De man die mijnstudiegeheimen met zich mee in het graf had genomen. Op de deur prijkte nu wel een papiertje. Ik stopte even. Het was geen tekst of uitleg, geen overlijdensadvertentie. Er hing een zwart vel met een wit kruis. Door middel van vier stukken grove, grijze tape op de deur geplakt.
Zo langzamerhand begon mijn onverschilligheid plaats te maken voor irritatie. Hoe kon die vent nou nooit aanwezig zijn? Ik had veel verhalen gehoord over de onbereikbaarheid van studieadviseurs maar dit spande de kroon. Uiteindelijk besloot ik me dan maar bij een andere studieadviseur te melden wat ondanks alles een beetje als verraad voelde.
Ik koos de oudste van het stel, de enige ook waarvan ik de naam kende. Ik klopte aan en stak mijn hoofd om de deur. In tegenstelling tot in het kantoortje van Nico Schoen gonsde het hier van de activiteit. De studieadviseur drentelde wat rond, heette me welkom, draaide zich weer om, zette twee stappen in een richting, bedacht zich, deed een stap terug, kortom: het was een drukte van belang. Wat er ook gebeurde, er gebeurde iets.
Hij gebaarde me te gaan zitten, ik wilde me voorstellen maar met een afwerend gebaar brak hij mijn eerste zin al in de knop. ,,Een moment. Ja? Ik moet even iets uit de printer halen. Ja? Okee?” Okee, dacht ik en ging zitten. De studieadviseur snelde naar buiten.
Een minuut later was hij terug. Zijn nog warme printje legde hij voor zich neer op tafel. Onopvallend probeerde ik te zien wat er op stond, maar ik kon er geen chocola van maken. Het was iets abstracts: een zwart vel met een wit kruis. Weer wilde ik wat zeggen maar ook ditmaal lukte het niet. Knerpend werd een la opengetrokken en eruit te voorschijn kwam een grote rol grijze tape. Met inzet van handen en gebit werden hier vier flinke stukken van afgescheurd. Hij plakte ze op de hoeken van het A4-tje en keek er goedkeurend naar.
Toen keek hij me aan. Ik opende mijn mond om iets te zeggen maar weer was hij met te snel af: ,,’k Ben zo terug. Ja? Even dit ophangen.” En weg was hij weer.
Een minuut later was het dan eindelijk zo ver: het gesprek begon. Hij vroeg me of ik al eerder naar een ander studieadviseur was geweest. Oude irritatie kwam naar boven: ,,Bij Nico Schoen maar die is er nooit! Die is volkomen onbereikbaar.” Het gezicht van mijn nieuwe studieadviseur verstarde, hij slaakte een zucht en duwde zijn vingertoppen tegen elkaar. ,,Eh tja”, begon hij aarzelend. Toen boog hij zich iets naar me toe: ,,Collega Schoen hebben we afgelopen donderdag begraven.”
Van de tien daarop volgende minuten kan ik me betrekkelijk weinig herinneren. Stempels en handtekeningen werden gezet. Daarna pakte ik mijn spullen bij elkaar en vertrok. Op de gang liep ik langs het hok van Nico Schoen. De man die mijnstudiegeheimen met zich mee in het graf had genomen. Op de deur prijkte nu wel een papiertje. Ik stopte even. Het was geen tekst of uitleg, geen overlijdensadvertentie. Er hing een zwart vel met een wit kruis. Door middel van vier stukken grove, grijze tape op de deur geplakt.
Comments are closed.