Tien jaar lang speurde voormalig adjunct-directeur Dick van de Nieuwe Giessen in de archieven van zijn voormalige werkgever, KPN Research.
Zijn proefschrift leest als een lofzang op techniek en technici. ,,De directie, weet die veel, die moet je niet te veel vragen.”
,,Ik had geen idee hoe ik moest beginnen”, bekent dr.ing. Dick van de Nieuwe Giessen. Niet iedere ingenieur wordt na zijn pensionering nog eens tot techniekhistoricus gebombardeerd, en Van de Nieuwe Giessen moest ook nog eens schrijven over het bedrijf waar hij zelf 43 jaar gewerkt had: de KPN-laboratoria in Leidschendam, het huidige KPN Research waarvan de voorganger al in 1852 was opgericht.
In zijn proefschrift ‘Research and Development at Royal KPN‘, volgt Van de Nieuwe Giessen de ontwikkelingen vanaf halverwege de negentiende eeuw in groot technisch detail. Hij vertelt van de miskende grondlegger van de Nederlandse telegrafie Eduard Wenckebach tot het te laat aangekomen telegram aan koningin Wilhelmina vanuit Nederlands-Indië, en van de ontwikkeling van de eerste Nederlandse computer tot de installatie van de allerlaatste postsorteermachines in 1979. Afgelopen dinsdag promoveerde de 72-jarige ingenieur.
,,Toen ik in 1991 tegen mijn pensionering aanliep zeiden ze: ‘jij weet er veel van, kun je er geen boek over schrijven?”’, aldus de ex-adjunct-directeur. KPN Research dacht aan een aardig relatiegeschenk, maar de pensionaris pakte het project met een wetenschappelijke grondigheid aan.
,,Ik ben begonnen met het ordenen van mijn bronnen. Ik heb een macro geschreven in WordPerfect 5.1, en daarmee kan ik met twintigduizend trefwoorden zoeken in de bestanden die ik inmiddels heb verzameld”, zegt Van de Nieuwe Giessen trots.
Zijn methodische aanpak leverde de ingenieur uiteindelijk nog meer werk op. Zijn boek verscheen in 1996 als een tamelijk prijzig relatiegeschenk voor goede vrienden van KPN. Een kennis aan de TU Delft kreeg dat boek onder ogen, vertelt de auteur. ,,Die zei: ‘daar kun je op promoveren’. Hij vond het uitstekend geschreven en onderzocht. ‘Joh!’, zei ik. Zo heb ik een promotor gekregen.”
Zweet
De liefde van de auteur voor de techniek blijkt uit alles in het boek. Niet alleen staat het vol met schakelschema’s van de ontwikkelde apparatuur, maar ook de sympathie voor de ingenieurs die met bloed, zweet en tranen aan de uitvindingen werkten, is door de regels heen te lezen.
De eerste in de rij van onderzoekspersoonlijkheden is telegraafpionier Eduard Wenckebach. Bij gebrek aan technische scholingsmogelijkheden in Nederland kreeg deze getalenteerde student een overheidsbeurs om in Duitsland en Oostenrijk een technische opleiding te volgen. Terug in Nederland werd Wenckebach de eerste directeur van de in 1852 opgerichte Rijkstelegraaf, de staatsdienst die zich met telegraaflijnen bezig ging houden.
Wenckebach stortte zich op de ontwikkeling van de Nederlandse telegrafie. Hij ontwierp een schakelbord om de telegraaflijnen zonder storing door te verbinden en ontwikkelde een manier om over één lijn in twee richtingen te seinen.
,,Het is tragisch dat hij niet de erkenning kreeg die hij verdiende”, schrijft Van de Nieuwe Giessen. Voordat Wenckebach eervol ontslagen werd, werden zijn bevoegdheden teruggebracht tot die van een technisch manager. ,Een jurist die later een boek schrijft over de ontwikkeling van de telegraaf, zegt bijna niets over hem”, vervolgt Van de Nieuwe Giessen, ,,Dat is natuurlijk idioot, typisch academische arrogantie.” De waardering voor ingenieurs in die tijden was niet groot.
Vliegtuigmotor
Bij het openen van een radioverbinding tussen Nederland en Nederlands-Indië werd er weer een beroep gedaan op de ingenieurs van de staatsdienst die inmiddels ‘Administratie der Posterijen en Telegrafie'(P&T) heette.
,,In de Oorlog gebruikte de kolonie nog telegraafkabels van de Engelsen, maar dan mochten ze geen codeberichten verzenden, en dat vonden ze niet zo leuk”, verhaalt Van de Nieuwe Giessen.
De ingenieur J. de Groot moest voor een eigen radioverbinding met de kolonie zorgen. ,,Ze gebruikten toen nog langegolfradio, waarvan de zenders veel vermogen nodig hadden”, aldus de auteur. ,,De Groot moest werken met een zelfgebouwde zender van drieduizend kilowatt. Hij dreef met een vliegtuigmotor een dynamo aan. De apparatuur was nog niet helemaal betrouwbaar. Bovendien sloeg de bliksem ook nog eens in de zendantenne in.”
Ondanks waarschuwingen van De Groot liet de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië op 5 mei 1923 een telegram aan de koninginzenden, ter gelegenheid van de opening van de radioverbinding. Dat mislukte. Er kwam geen bevestiging van ontvangst, en het lukte pas twee dagen later het telegram door te zenden. Pers en parlement hielden zich niet stil over het pijnlijke falen van de technische afdeling van de P&T.
,,Er werd zelfs een parlementaire onderzoekscommissie opgericht”, vertelt Van de Nieuwe Giessen. Eén van de conclusies was dat de leiding van de Nederlandse technische afdeling van de P&T te weinig geluisterd had naar ir. J. Koomans, de leider van het kleine radiolaboratorium van de P&T.
Koomans werd hoofd van het onderzoekslaboratorium van het nieuwe bedrijf, dat later uitgroeide tot een uitgebreid centraal onderzoeksinstituut, na de oorlog in Leidschendam gehuisvest. Het was de voorloper van het huidige KPN Research.
In Leidschendam werd gewerkt aan radio-, telefoon- en telexverbindingen. Een bijzonder succes was de postsorteermachine Transorma die een medewerker van de posterijen in de jaren twintig in zijn vrije tijd had uitgevonden. Van de Nieuwe Giessen beschrijft hoe nog in 1979 de opvolgers van deze machines in gebruik genomen werden. Ook was het lab de geboorteplaats van de eerste Nederlandse computer: de Zebra, de Zeer eenvoudig binaire rekenautomaat.
Polshorloges
Officieel liep de periode die Van de Nieuwe Giessen onderzocht af in 1955. Aangezien de ingenieur zelf bij het laboratorium begon in 1948, moet hij zijn eigen werk tegengekomen zijn in de archieven. Een vreemde gewaarwording voor een historicus? ,,Ik was toen nog niet zo hoog, dus projecten die ik zelf heb geleid heb ik niet gezien”, ontwijkt Van de Nieuwe Giessen de vraag.
,,Ik heb in de archieven wel informatie gevonden over een project waar ik aan meedeed, en waarbij kristaloscillatoren werden gebruikt om de frequenties van zenders vast te leggen.” Piëzo-elektrische kristallen zoals kwarts, bekend van de digitale polshorloges, hebben hun eigen karakteristieke frequentie die heel nauwkeurig vastligt. Dit in tegenstelling tot de frequenties van de tot dan gebruikte zenderschakelingen, die gemakkelijk varieerden met de temperatuur en andere omgevingsomstandigheden.
Het plan om de oscillatoren te gebruiken werd aanvankelijk niet met enthousiasme door de directie begroet. Van de Nieuwe Giessen: ,,We vroegen aan de chef: ‘zullen we dat eens even gaan maken?’ De chef keek een beetje zuinig, en toen hebben we het toch gedaan, met succes.”
De directie, lijkt Van de Nieuwe Giessen te willen zeggen, ,,die moet je daar gewoon niet naar vragen. Achteraf ben ik wel eens verbaasd geweest dat ze iets eerst niet wilde, en dat ze er later als het werkte wel enthousiast was”, zegt de historicus nu. Toch is die instelling de essentie van succesvol onderzoek, concludeert de historicus-ingenieur-adjunct-directeur.
,,Het gaat erom dat mensen persoonlijke initiatieven ontplooien. Als niemand dat doet, gebeurt er helemaal niets. Voor het management is het de kunst om die mensen de ruimte te geven, zonder dat je hemelfietsers de vrije baan geeft.”
Ook in zijn conclusies, toegevoegd om het proefschrift voldoende wetenschappelijk gehalte te geven, hamert de ingenieur nog eens op het belang van de techniek, die volgens hem bepalend is geweest voor de economische ontwikkeling van Nederland. In dat licht is het vreemd, vindt de auteur, dat zijn boek niet veel eerder is geschreven. ,,Andere wetenschappelijke werken over de invloed van wetenschap en techniek gaan volledig voorbij aan staatslaboratoria als dat van de PTT. Alleen multinationals als Philips worden genoemd”, zegt hij nog steeds verbaasd.
Wat Van de Nieuwe Giessen betreft is die omissie voorlopig afdoende rechtgezet. ,, Ik ben er nu tien jaar mee bezig geweest. Ik vind het wel mooi geweest.”
Tien jaar lang speurde voormalig adjunct-directeur Dick van de Nieuwe Giessen in de archieven van zijn voormalige werkgever, KPN Research. Zijn proefschrift leest als een lofzang op techniek en technici. ,,De directie, weet die veel, die moet je niet te veel vragen.”
,,Ik had geen idee hoe ik moest beginnen”, bekent dr.ing. Dick van de Nieuwe Giessen. Niet iedere ingenieur wordt na zijn pensionering nog eens tot techniekhistoricus gebombardeerd, en Van de Nieuwe Giessen moest ook nog eens schrijven over het bedrijf waar hij zelf 43 jaar gewerkt had: de KPN-laboratoria in Leidschendam, het huidige KPN Research waarvan de voorganger al in 1852 was opgericht.
In zijn proefschrift ‘Research and Development at Royal KPN‘, volgt Van de Nieuwe Giessen de ontwikkelingen vanaf halverwege de negentiende eeuw in groot technisch detail. Hij vertelt van de miskende grondlegger van de Nederlandse telegrafie Eduard Wenckebach tot het te laat aangekomen telegram aan koningin Wilhelmina vanuit Nederlands-Indië, en van de ontwikkeling van de eerste Nederlandse computer tot de installatie van de allerlaatste postsorteermachines in 1979. Afgelopen dinsdag promoveerde de 72-jarige ingenieur.
,,Toen ik in 1991 tegen mijn pensionering aanliep zeiden ze: ‘jij weet er veel van, kun je er geen boek over schrijven?”’, aldus de ex-adjunct-directeur. KPN Research dacht aan een aardig relatiegeschenk, maar de pensionaris pakte het project met een wetenschappelijke grondigheid aan.
,,Ik ben begonnen met het ordenen van mijn bronnen. Ik heb een macro geschreven in WordPerfect 5.1, en daarmee kan ik met twintigduizend trefwoorden zoeken in de bestanden die ik inmiddels heb verzameld”, zegt Van de Nieuwe Giessen trots.
Zijn methodische aanpak leverde de ingenieur uiteindelijk nog meer werk op. Zijn boek verscheen in 1996 als een tamelijk prijzig relatiegeschenk voor goede vrienden van KPN. Een kennis aan de TU Delft kreeg dat boek onder ogen, vertelt de auteur. ,,Die zei: ‘daar kun je op promoveren’. Hij vond het uitstekend geschreven en onderzocht. ‘Joh!’, zei ik. Zo heb ik een promotor gekregen.”
Zweet
De liefde van de auteur voor de techniek blijkt uit alles in het boek. Niet alleen staat het vol met schakelschema’s van de ontwikkelde apparatuur, maar ook de sympathie voor de ingenieurs die met bloed, zweet en tranen aan de uitvindingen werkten, is door de regels heen te lezen.
De eerste in de rij van onderzoekspersoonlijkheden is telegraafpionier Eduard Wenckebach. Bij gebrek aan technische scholingsmogelijkheden in Nederland kreeg deze getalenteerde student een overheidsbeurs om in Duitsland en Oostenrijk een technische opleiding te volgen. Terug in Nederland werd Wenckebach de eerste directeur van de in 1852 opgerichte Rijkstelegraaf, de staatsdienst die zich met telegraaflijnen bezig ging houden.
Wenckebach stortte zich op de ontwikkeling van de Nederlandse telegrafie. Hij ontwierp een schakelbord om de telegraaflijnen zonder storing door te verbinden en ontwikkelde een manier om over één lijn in twee richtingen te seinen.
,,Het is tragisch dat hij niet de erkenning kreeg die hij verdiende”, schrijft Van de Nieuwe Giessen. Voordat Wenckebach eervol ontslagen werd, werden zijn bevoegdheden teruggebracht tot die van een technisch manager. ,Een jurist die later een boek schrijft over de ontwikkeling van de telegraaf, zegt bijna niets over hem”, vervolgt Van de Nieuwe Giessen, ,,Dat is natuurlijk idioot, typisch academische arrogantie.” De waardering voor ingenieurs in die tijden was niet groot.
Vliegtuigmotor
Bij het openen van een radioverbinding tussen Nederland en Nederlands-Indië werd er weer een beroep gedaan op de ingenieurs van de staatsdienst die inmiddels ‘Administratie der Posterijen en Telegrafie'(P&T) heette.
,,In de Oorlog gebruikte de kolonie nog telegraafkabels van de Engelsen, maar dan mochten ze geen codeberichten verzenden, en dat vonden ze niet zo leuk”, verhaalt Van de Nieuwe Giessen.
De ingenieur J. de Groot moest voor een eigen radioverbinding met de kolonie zorgen. ,,Ze gebruikten toen nog langegolfradio, waarvan de zenders veel vermogen nodig hadden”, aldus de auteur. ,,De Groot moest werken met een zelfgebouwde zender van drieduizend kilowatt. Hij dreef met een vliegtuigmotor een dynamo aan. De apparatuur was nog niet helemaal betrouwbaar. Bovendien sloeg de bliksem ook nog eens in de zendantenne in.”
Ondanks waarschuwingen van De Groot liet de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië op 5 mei 1923 een telegram aan de koninginzenden, ter gelegenheid van de opening van de radioverbinding. Dat mislukte. Er kwam geen bevestiging van ontvangst, en het lukte pas twee dagen later het telegram door te zenden. Pers en parlement hielden zich niet stil over het pijnlijke falen van de technische afdeling van de P&T.
,,Er werd zelfs een parlementaire onderzoekscommissie opgericht”, vertelt Van de Nieuwe Giessen. Eén van de conclusies was dat de leiding van de Nederlandse technische afdeling van de P&T te weinig geluisterd had naar ir. J. Koomans, de leider van het kleine radiolaboratorium van de P&T.
Koomans werd hoofd van het onderzoekslaboratorium van het nieuwe bedrijf, dat later uitgroeide tot een uitgebreid centraal onderzoeksinstituut, na de oorlog in Leidschendam gehuisvest. Het was de voorloper van het huidige KPN Research.
In Leidschendam werd gewerkt aan radio-, telefoon- en telexverbindingen. Een bijzonder succes was de postsorteermachine Transorma die een medewerker van de posterijen in de jaren twintig in zijn vrije tijd had uitgevonden. Van de Nieuwe Giessen beschrijft hoe nog in 1979 de opvolgers van deze machines in gebruik genomen werden. Ook was het lab de geboorteplaats van de eerste Nederlandse computer: de Zebra, de Zeer eenvoudig binaire rekenautomaat.
Polshorloges
Officieel liep de periode die Van de Nieuwe Giessen onderzocht af in 1955. Aangezien de ingenieur zelf bij het laboratorium begon in 1948, moet hij zijn eigen werk tegengekomen zijn in de archieven. Een vreemde gewaarwording voor een historicus? ,,Ik was toen nog niet zo hoog, dus projecten die ik zelf heb geleid heb ik niet gezien”, ontwijkt Van de Nieuwe Giessen de vraag.
,,Ik heb in de archieven wel informatie gevonden over een project waar ik aan meedeed, en waarbij kristaloscillatoren werden gebruikt om de frequenties van zenders vast te leggen.” Piëzo-elektrische kristallen zoals kwarts, bekend van de digitale polshorloges, hebben hun eigen karakteristieke frequentie die heel nauwkeurig vastligt. Dit in tegenstelling tot de frequenties van de tot dan gebruikte zenderschakelingen, die gemakkelijk varieerden met de temperatuur en andere omgevingsomstandigheden.
Het plan om de oscillatoren te gebruiken werd aanvankelijk niet met enthousiasme door de directie begroet. Van de Nieuwe Giessen: ,,We vroegen aan de chef: ‘zullen we dat eens even gaan maken?’ De chef keek een beetje zuinig, en toen hebben we het toch gedaan, met succes.”
De directie, lijkt Van de Nieuwe Giessen te willen zeggen, ,,die moet je daar gewoon niet naar vragen. Achteraf ben ik wel eens verbaasd geweest dat ze iets eerst niet wilde, en dat ze er later als het werkte wel enthousiast was”, zegt de historicus nu. Toch is die instelling de essentie van succesvol onderzoek, concludeert de historicus-ingenieur-adjunct-directeur.
,,Het gaat erom dat mensen persoonlijke initiatieven ontplooien. Als niemand dat doet, gebeurt er helemaal niets. Voor het management is het de kunst om die mensen de ruimte te geven, zonder dat je hemelfietsers de vrije baan geeft.”
Ook in zijn conclusies, toegevoegd om het proefschrift voldoende wetenschappelijk gehalte te geven, hamert de ingenieur nog eens op het belang van de techniek, die volgens hem bepalend is geweest voor de economische ontwikkeling van Nederland. In dat licht is het vreemd, vindt de auteur, dat zijn boek niet veel eerder is geschreven. ,,Andere wetenschappelijke werken over de invloed van wetenschap en techniek gaan volledig voorbij aan staatslaboratoria als dat van de PTT. Alleen multinationals als Philips worden genoemd”, zegt hij nog steeds verbaasd.
Wat Van de Nieuwe Giessen betreft is die omissie voorlopig afdoende rechtgezet. ,, Ik ben er nu tien jaar mee bezig geweest. Ik vind het wel mooi geweest.”
Comments are closed.