Voor degenen die naar de TU Delft zijn gelokt door de bloesems: jullie tijd is gekomen. En net zo snel weer voorbij. Met de lente herinnert de natuur ons eraan dat verandering onvermijdelijk is. Niet alleen om je heen: de bloeiende bloembedden, het veranderende licht, de wassende en afnemende vogelzang, maar ook ín jezelf. De lente laat, meer dan welk ander seizoen ook, zien dat niets vastligt. Zelfs jij niet.
Dat brengt me bij de vraag die filosofen en leken al zo lang stellen: als niets blijvend is, hoe zit het dan met het zelf?
Je zou kunnen zeggen: ja, je bent veranderd – kapsels, gewoonten, liefdesverdriet – maar er is nog steeds een draad van ‘jij’ verweven in elke iteratie. De driftbuien die je als peuter had, zijn bijvoorbeeld het bewijs van je ambitie om als volwassene een hoofdrol te spelen in de opera. Je kunt daartussen lijnen trekken en jezelf vormgeven. Maar wat als die continuïteit een hersenspinsel is? Wat als het zelf niet meer is dan het verhaal is dat we onszelf vertellen, aan elkaar geplakt uit willekeurige stukjes in de tijd?
Wat doe je met de versies van jezelf die je je liever niet herinnert?
Het Apple TV-programma Severance dwingt zijn publiek precies deze vragen onder ogen te zien. Hierin ondergaan ontslagen werknemers een hersenoperatie die twee soorten bewustzijn creëert: de ‘innie’ die alleen op het werk bestaat en de ‘outie’ die vrij geen enkele herinnering heeft aan kantoor. Het ene zelf lijdt zodat het andere niet hoeft te lijden. Dit wordt verkocht als de perfecte ‘balans tussen werk en privé’ en klinkt misschien intrigerend, maar het roept een verontrustende vraag op: wat doe je met de versies van jezelf die je je liever niet herinnert?
En: Wat doen zij met jou?
We hebben geen chip in onze hersenen nodig om onszelf op te splitsen: dat doen we al tussen onze verschillende rollen, stemmingen en verplichtingen. Er is de ‘ik’ die zich in bed verstopt en de ‘ik’ die naakt de zee in rent. Er is het kind dat feeën najaagt in de tuin en de volwassene die geïrriteerd is door bijen. Je hebt het zelf dat een onwankelbaar vertrouwen heeft en het zelf dat niets zeker weet.
We zijn een vat vol tegenstrijdigheden, niet omdat er iets kapot is, maar omdat niets ooit heel was. Het boeddhisme zegt niet voor niets dat de continuïteit van het zelf een illusie is. Dat het idee van een blijvend ‘ik’ slechts een echo is van gewaarwordingen en percepties, die net lang genoeg doorloopt om de zender – of ontvanger – zich een persoon te laten voelen.
Maar hoe moeten we verder als het zelf een illusie is? Gevangen zitten in een overgangsgebied – tussen wie je was en wie je zult worden, zonder het wie van dit alles – is desoriënterend. Maar het is ook eerlijk. Hier leeft de tegenstrijdigheid en ademen de mogelijkheden. Je bent niet één ding en dat ben je nooit geweest. En misschien schuilt daar een soort vrijheid in.
Comments are closed.