Opinie

Vroeger en nu

Omdat het veel te warm is om de straat op te gaan, ben ik met mijn kleinzoon de zolder gaan opruimen. Terwijl we de inhoud van oude dozen en versleten koffers inspecteren, waait er zoveel stof op dat de air quality monitor nerveus begint te piepen.

Het zolderraam schuift wijd open. Buiten brandt een felle voorjaarszon op de Jatrophavelden en gieren de vliegers van de elektriciteitscentrale op de wind. Mijn kleinzoon diept een stoffig voorwerp op uit een van de koffers. Hij houdt het vragend naar mij op.

“Opa, wat is dit eigenlijk?”

“Dat is een fotoalbum, jongen. Voordat de neuronal memory aid werd uitgevonden, maakten we plaatjes van bijzondere plekken of gebeurtenissen als geheugensteuntje. Die plaatjes drukten we af op papier, en al die papieren foto’s plakten we in een fotoalbum. Kijk, dat ben ik toen ik net zo oud was als jij, en dat is mijn oude schoolklas.”

“Wat een gekke school. Er staan helemaal geen personal communicators!”

“Die waren er toen nog helemaal niet. Vroeger lazen we boeken op school, en we maakten sommetjes met pen en papier. Wat later kwamen er wel personal computers, maar voor de invoering van de memristor kon je daar vrijwel niets mee.”

“En wat is dit nou weer?”

“Dat is een auto, die gebruikten de mensen vroeger om naar het werk te gaan. Elke ochtend en elke avond stapte iedereen tegelijkertijd in de auto, met als gevolg dat heel Nederland in kilometerslange rijen uren op elkaar stond te wachten.”

“Maar opa, waarom gingen die mensen dan niet gewoon met de Superbus?”

“Er waren toen nog helemaal geen Superbussen. De Superbus, dat was maar een wild idee van de een of andere professor. De meeste mensen verklaarden hem voor gek. Ze stonden liever met z’n allen in die lange rij op elkaar te wachten. En stinken dat het deed! Want die auto’s reden op benzine, een heel vies goedje dat de mensen uit de grond oppompten. En alle bossen waren omgekapt omdat we ons voedsel nog op de grond verbouwden. Kan je het je voorstellen, groenten trokken we zo uit de modder, beetje afspoelen en smullen maar! En als je een stuk vlees wilde, dan moest je eerst een koe doodmaken, of een varken. Van moleculaire assemblage had toen nog niemand gehoord.”

“Gatver, wie gaat er nou een dood varken eten!”

“Tja, we wisten nou eenmaal niet beter. Wij dachten dat we het hoogtepunt van de beschaving waren.”

Hij zucht, en kijkt even bedenkelijk voor zich uit. Dan kijkt hij meer weer aan.

“Opa, mag ik nu weer een spelletje spelen?”

“Natuurlijk mag jij dat. Dan gaat opa wel even het nieuws laden.”

Twee tellen later heeft hij zijn personal communicator al aangetrokken. Ik kijk over zijn schouders mee naar het driedimensionale schouwspel waarin hij zich moeiteloos voortbeweegt. Met een enorme houten knuppel jaagt hij monsters op en slaat hun schedels in. De techniek staat voor niets. Maar we blijven holbewoners.

Drs. Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij.

Omdat het veel te warm is om de straat op te gaan, ben ik met mijn kleinzoon de zolder gaan opruimen. Terwijl we de inhoud van oude dozen en versleten koffers inspecteren, waait er zoveel stof op dat de air quality monitor nerveus begint te piepen. Het zolderraam schuift wijd open. Buiten brandt een felle voorjaarszon op de Jatrophavelden en gieren de vliegers van de elektriciteitscentrale op de wind. Mijn kleinzoon diept een stoffig voorwerp op uit een van de koffers. Hij houdt het vragend naar mij op.

“Opa, wat is dit eigenlijk?”

“Dat is een fotoalbum, jongen. Voordat de neuronal memory aid werd uitgevonden, maakten we plaatjes van bijzondere plekken of gebeurtenissen als geheugensteuntje. Die plaatjes drukten we af op papier, en al die papieren foto’s plakten we in een fotoalbum. Kijk, dat ben ik toen ik net zo oud was als jij, en dat is mijn oude schoolklas.”

“Wat een gekke school. Er staan helemaal geen personal communicators!”

“Die waren er toen nog helemaal niet. Vroeger lazen we boeken op school, en we maakten sommetjes met pen en papier. Wat later kwamen er wel personal computers, maar voor de invoering van de memristor kon je daar vrijwel niets mee.”

“En wat is dit nou weer?”

“Dat is een auto, die gebruikten de mensen vroeger om naar het werk te gaan. Elke ochtend en elke avond stapte iedereen tegelijkertijd in de auto, met als gevolg dat heel Nederland in kilometerslange rijen uren op elkaar stond te wachten.”

“Maar opa, waarom gingen die mensen dan niet gewoon met de Superbus?”

“Er waren toen nog helemaal geen Superbussen. De Superbus, dat was maar een wild idee van de een of andere professor. De meeste mensen verklaarden hem voor gek. Ze stonden liever met z’n allen in die lange rij op elkaar te wachten. En stinken dat het deed! Want die auto’s reden op benzine, een heel vies goedje dat de mensen uit de grond oppompten. En alle bossen waren omgekapt omdat we ons voedsel nog op de grond verbouwden. Kan je het je voorstellen, groenten trokken we zo uit de modder, beetje afspoelen en smullen maar! En als je een stuk vlees wilde, dan moest je eerst een koe doodmaken, of een varken. Van moleculaire assemblage had toen nog niemand gehoord.”

“Gatver, wie gaat er nou een dood varken eten!”

“Tja, we wisten nou eenmaal niet beter. Wij dachten dat we het hoogtepunt van de beschaving waren.”

Hij zucht, en kijkt even bedenkelijk voor zich uit. Dan kijkt hij meer weer aan.

“Opa, mag ik nu weer een spelletje spelen?”

“Natuurlijk mag jij dat. Dan gaat opa wel even het nieuws laden.”

Twee tellen later heeft hij zijn personal communicator al aangetrokken. Ik kijk over zijn schouders mee naar het driedimensionale schouwspel waarin hij zich moeiteloos voortbeweegt. Met een enorme houten knuppel jaagt hij monsters op en slaat hun schedels in. De techniek staat voor niets. Maar we blijven holbewoners.

Drs. Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.