Column: Britte Bouchaut

Tussen hoop en Veni

Zwoegen op een Veni-aanvraag, terwijl je weet dat je de beurs waarschijnlijk toch niet krijgt. Waarom mystificeren we deze beurs zo? Kan dit niet anders, vraagt Britte Bouchaut zich af.

Britte Bouchaut poseert zittend op een bankje voor de foto

(Foto: Sam Rentmeester)

Het is eind juni. Ons moreel is al op vakantie en liet helaas alleen een ansichtkaart achter. Toch zitten vele jonge onderzoekers, en mensen van het Innovation & Impact Centre, te zwoegen op de pre-proposal van de Veni-aanvraag. Een Word-document vol opmerkingen zoals ‘Te vaag’. ‘Laat dit voldoende zelfstandigheid zien?’ en de beruchte ‘???’.

Welkom in de jaarlijkse Veni-fase – de academische variant van de Olympische Spelen. Alleen dan zonder publiek, en een anonieme jury die je plannen genadeloos zal fileren.

De Veni is eigenlijk maar een vreemde beurs. Het bedrag wat de beurs kan opleveren is zeker aardig, maar het kapitaal zit ‘m vooral in het stempel. Dat komt onder andere door de schamele slagingskans van om en nabij de 14 procent. Dus wie het lukt om een Veni te scoren, krijgt een labeltje met ‘dat is er één met toekomst!’. Wie niet geselecteerd wordt? Tja. “Toch goed om het geprobeerd te hebben.”

Door deze mogelijke gouden ster op je academische rapport storten we ons ieder jaar in deze genadeloze strijd, met het resultaat dat de TU Delft ieder jaar zo’n 120 pre-proposals, en 40 full proposals indient. En dit zouden er nog meer zijn als veel onderzoekers niet al van tevoren werden uitgesloten – eerst door het vereiste van een inbeddingsgarantie in 2019, en sinds 2021 ook door de invoering van de voorselectie (pre-proposal).

Wie bepaalt wat ‘weinig’ kans is, en kan je iemand deze kans dan zomaar ontnemen?

En waar wij onderzoekers al tot over onze oren in het werk zitten, zit het impact centre dat ook. Zo erg, dat ze oproepen om aanvragers die weinig kans maken, geen aanvraag in te laten dienen. Natuurlijk is dit an sich geen slecht idee. Er is best wat voor te zeggen om iemand die net diens dissertatie heeft ingediend aan te raden misschien een jaartje (of twee) te laten wachten om de eigen onderzoeksvisie verder te ontwikkelen.

Aan de andere kant, wie bepaalt wat ‘weinig’ kans is, en kan je iemand deze kans dan zomaar ontnemen? Immers, de Veni is dé springplank om als postdoc in een baan als universitair docent te landen, of om je carrière écht van de grond te laten komen. En dus schrijven we. In de avonden. In het weekend. We schrijven, zelfs als we zelf zuchtend denken dat het voorstel geen schijn van kans maakt. En zelfs als het impact team stilletjes mee zucht.

Misschien moeten we eerlijker worden. Een aanvraag die kansloos is, hoeft niet alsnog ‘even ingestuurd te worden voor de ervaring’. En een kandidaat zonder Veni is niet per definitie minderwaardig. Er zijn fantastische onderzoekers die nooit een Veni hebben bemachtigd, en Veni-winnaars van wie je nooit meer iets hebt gehoord.

Als we de beurs wat minder zouden mystificeren en wat meer behandelen als wat het is – één mogelijke route, niet dé weg – worden deze talentbeurzen en al het gedoe eromheen misschien weer iets menselijker. Maar tot die tijd blijven we typen, schrappen, twijfelen, doorwerken, huilen en toch maar indienen. Want wie weet.

Britte Bouchaut is universitair docent bij de sectie veiligheidskunde aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Britte forenst iedere dag tussen Eindhoven en Delft, is vaak (on)terecht boos op de wereld en schrijft dit dan graag van zich af.

Columnist Britte Bouchaut

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

B.F.H.J.Bouchaut@tudelft.nl

Comments are closed.