Opinie

TU-college van bestuur volgt de Vaticaanse managementstijl

Rapporten over clusteren, protocollen over reorganisaties, mededelingen over besturingsconcepten en tijdschema’s voor klankbordgroepen vliegen op dit moment om de oren van de managers van de TU.

Amper terug van vakantie, staan decanen, directeuren en beheerders alweer onder grote druk. Een van hen ,,krijgt last van kafkaïaanse gevoelens”.

Waarom word ik toch altijd zo mismoedig van de missives van ons college van bestuur? Nu ook weer. Terugkomend van vakantie rijd ik uiteraard meteen langs de nieuwbouw van de bibliotheek. Gelukkig, die lijkt nog door te gaan. Maar, zodra ik de eerste dag vol elan op mijn werk kom, begrijp ik dat mijn elan van de verkeerde kwaliteit is. Het is geen ‘nieuw elan’. En dat nieuwe elan ga ik krijgen, zo lees ik in een bericht van ons college, via ‘clustering’ met de ‘IED’.

Ik sluit het niet uit, allereerst omdat ik de IED niet ken (die moet nog opgericht worden) en voorts omdat ik geen idee heb wat een cluster is. Eén baas, één begroting, één bedrijfsreserve, één medezeggenschapscommissie, één gebouw, één product, één …? Of gewoon een nieuw woord voor bezuinigen: een cluster is een geheel dat minder is dan de som der delen?

Mijn conclusie is echter wel dat er met de bibliotheek als zelfstandige beheerseenheid iets mis moet zijn. Ik word daar niet vrolijk van, vooral ook omdat niemand mij vertelt wat eraan mankeert, zodat ik het wellicht zèlf kan verhelpen.

Het volgende bericht verergert dat gevoel van tekortschieten nog. Voortaan zullen de BTUD-hoofden personeelszaken, financiën, informatietechnologie en marketing & promotie worden benoemd met instemming van, functioneel worden aangestuurd vanuit, en primair worden beoordeeld door, een centrale staf van het cvb.
Opperste Gezag

Mijn gevoelens nemen kafkaïaanse vormen aan als ik vervolgens lees dat ik evengoed wèl verantwoordelijk word gehouden voor het handelen van deze hoofden. Het zijn twee nieuwe maatregelen, maar als uiting van het denken van het college zijn ze niet echt verrassend.

Als ik dat denken probeer te benoemen kom ik op de term ‘Vaticaans management’. Daarbij weet het Opperste Gezag, goeddeels aan het oog onttrokken door een wolk van raadgevers en commissies, het antwoord op de vraag: ,,Waartoe is de TU op aarde?”. (Dat ons OG uit drie personen bestaat is een storende weeffout die voor rekening van de plaatselijke wetgever komt; volgens de leer van het Integraal Management horen we eigenlijk een President-Rector te hebben.)

Een toegewijde elite, de Staf, bewaakt als een Curie de zuiverheid van de leer en ziet nauwgezet toe op het voorkomen van dwalingen en schisma’s. Daartoe heeft deze Staf vergaande bevoegdheden op het gebied van benoeming, beoordeling en aansturing in de kerkprovincies (beheerseenheden). Deze wordenbestierd door kardinalen (decaan-beheerders) die, op wat post-modern inspraakritueel na, worden geselecteerd en benoemd door het OG. Daaraan rapporteren zij ook getrouw over hun kerkprovincie. De toediening van de ‘sacramenten’ personeel, financiën, informatie en marketing geschiedt voorts onder scherp toezicht vanuit de Curie. Het volk ten slotte bestaat uit uitverkorenen, de wetenschappers. Hun dienaren, het ondersteunend personeel, zijn slechts een kostenfactor: hun werkzaamheden hebben geen strategische betekenis voor de organisatie.

Uit de hoogte

Toegegeven, het Vaticaan is onovertroffen als het gaat om de overleving van de organisatie. Ook weet het OG van het Vaticaan af en toe nieuw elan te wekken, zij het de laatste decennia hoofdzakelijk in ontwikkelingslanden. Maar het is een management ‘uit de hoogte’ (top down), inherent aan een godsdienst, fnuikend voor een universiteit.

Natuurlijk heb ik me afgevraagd of ik alleen sta met mijn frustraties. Is het mijn leeftijd, mijn ego? Of lees ik de verkeerde boeken over de lerende organisatie, netwerken en teamvorming, leiderschap gebaseerd op waarden in plaats van bevoegdheden, empowerment van medewerkers en open communicatie?

Om dat te verifiëren maak ik er al meer dan een jaar een gewoonte van om mensen uit het universitaire middenkader naar hun gevoelens op dit punt te vragen. De uitkomst stemt somber. De meest positieve antwoorden geven het college nog het voordeel van de twijfel, maar dat is een minderheid. In meerderheid ontmoet ik scepsis, onverschilligheid of cynisme. De optimisten zeggen: ,,Kop op, we programmeren er wel omheen.”

Wat is er toch aan de hand? Het college kan toch niet blind zijn voor dit gebrek aan elan? Ik hou het op het volgende. Vanuit een bedrijfsleven-achtergrond vindt het college (in meerderheid) de TU een inefficiënte, inspraak-gedreven, onsamenhangende, onvoldoende renderende, kwalitatief onder de maat zijnde tent. Het heeft daarover een Boodschap die het tot maatregelen drijft. De reserve waarmee die maatregelen worden ontvangen stemt het niet tot nadenken over de Boodschap, zelfs niet over hun verkondiging daarvan. Integendeel, de koele bejegening bevestigt slechts de middelmatigheid van de organisatie en leidt daarom tot nieuwe, omvattender, maatregelen, die nog koeler worden ontvangen, enzovoorts. Nu al enkele jaren lang.

In de regeltechniek zou je van een overstuurd systeem spreken. In ons bestuurlijke systeem zitten dempers (universiteitsraad, vakbonden) die verhinderen dat het systeem breekt. Maar dat is dan ook alles. Intussen zijn beide partijen gefrustreerd, denk ik. Het college, omdat zijn plannen deels vastlopen op vakbonden en (nu nog) de u-raad, terwijl wat ervan overblijft verwatert en wordt geabsorbeerd door volgende maatregelen. De universiteit is gefrustreerd wegens de impliciete brevetten van incompetentie die het cvb gul en zonder aanzien des persoons keer op keer via zijn maatregelen uitreikt.

Een ‘klantgerichtere’ managementstijl zou voor alle partijen beter zijn. Ook dat valt onder kwaliteitszorg.

Rapporten over clusteren, protocollen over reorganisaties, mededelingen over besturingsconcepten en tijdschema’s voor klankbordgroepen vliegen op dit moment om de oren van de managers van de TU. Amper terug van vakantie, staan decanen, directeuren en beheerders alweer onder grote druk. Een van hen ,,krijgt last van kafkaïaanse gevoelens”.

Waarom word ik toch altijd zo mismoedig van de missives van ons college van bestuur? Nu ook weer. Terugkomend van vakantie rijd ik uiteraard meteen langs de nieuwbouw van de bibliotheek. Gelukkig, die lijkt nog door te gaan. Maar, zodra ik de eerste dag vol elan op mijn werk kom, begrijp ik dat mijn elan van de verkeerde kwaliteit is. Het is geen ‘nieuw elan’. En dat nieuwe elan ga ik krijgen, zo lees ik in een bericht van ons college, via ‘clustering’ met de ‘IED’.

Ik sluit het niet uit, allereerst omdat ik de IED niet ken (die moet nog opgericht worden) en voorts omdat ik geen idee heb wat een cluster is. Eén baas, één begroting, één bedrijfsreserve, één medezeggenschapscommissie, één gebouw, één product, één …? Of gewoon een nieuw woord voor bezuinigen: een cluster is een geheel dat minder is dan de som der delen?

Mijn conclusie is echter wel dat er met de bibliotheek als zelfstandige beheerseenheid iets mis moet zijn. Ik word daar niet vrolijk van, vooral ook omdat niemand mij vertelt wat eraan mankeert, zodat ik het wellicht zèlf kan verhelpen.

Het volgende bericht verergert dat gevoel van tekortschieten nog. Voortaan zullen de BTUD-hoofden personeelszaken, financiën, informatietechnologie en marketing & promotie worden benoemd met instemming van, functioneel worden aangestuurd vanuit, en primair worden beoordeeld door, een centrale staf van het cvb.
Opperste Gezag

Mijn gevoelens nemen kafkaïaanse vormen aan als ik vervolgens lees dat ik evengoed wèl verantwoordelijk word gehouden voor het handelen van deze hoofden. Het zijn twee nieuwe maatregelen, maar als uiting van het denken van het college zijn ze niet echt verrassend.

Als ik dat denken probeer te benoemen kom ik op de term ‘Vaticaans management’. Daarbij weet het Opperste Gezag, goeddeels aan het oog onttrokken door een wolk van raadgevers en commissies, het antwoord op de vraag: ,,Waartoe is de TU op aarde?”. (Dat ons OG uit drie personen bestaat is een storende weeffout die voor rekening van de plaatselijke wetgever komt; volgens de leer van het Integraal Management horen we eigenlijk een President-Rector te hebben.)

Een toegewijde elite, de Staf, bewaakt als een Curie de zuiverheid van de leer en ziet nauwgezet toe op het voorkomen van dwalingen en schisma’s. Daartoe heeft deze Staf vergaande bevoegdheden op het gebied van benoeming, beoordeling en aansturing in de kerkprovincies (beheerseenheden). Deze wordenbestierd door kardinalen (decaan-beheerders) die, op wat post-modern inspraakritueel na, worden geselecteerd en benoemd door het OG. Daaraan rapporteren zij ook getrouw over hun kerkprovincie. De toediening van de ‘sacramenten’ personeel, financiën, informatie en marketing geschiedt voorts onder scherp toezicht vanuit de Curie. Het volk ten slotte bestaat uit uitverkorenen, de wetenschappers. Hun dienaren, het ondersteunend personeel, zijn slechts een kostenfactor: hun werkzaamheden hebben geen strategische betekenis voor de organisatie.

Uit de hoogte

Toegegeven, het Vaticaan is onovertroffen als het gaat om de overleving van de organisatie. Ook weet het OG van het Vaticaan af en toe nieuw elan te wekken, zij het de laatste decennia hoofdzakelijk in ontwikkelingslanden. Maar het is een management ‘uit de hoogte’ (top down), inherent aan een godsdienst, fnuikend voor een universiteit.

Natuurlijk heb ik me afgevraagd of ik alleen sta met mijn frustraties. Is het mijn leeftijd, mijn ego? Of lees ik de verkeerde boeken over de lerende organisatie, netwerken en teamvorming, leiderschap gebaseerd op waarden in plaats van bevoegdheden, empowerment van medewerkers en open communicatie?

Om dat te verifiëren maak ik er al meer dan een jaar een gewoonte van om mensen uit het universitaire middenkader naar hun gevoelens op dit punt te vragen. De uitkomst stemt somber. De meest positieve antwoorden geven het college nog het voordeel van de twijfel, maar dat is een minderheid. In meerderheid ontmoet ik scepsis, onverschilligheid of cynisme. De optimisten zeggen: ,,Kop op, we programmeren er wel omheen.”

Wat is er toch aan de hand? Het college kan toch niet blind zijn voor dit gebrek aan elan? Ik hou het op het volgende. Vanuit een bedrijfsleven-achtergrond vindt het college (in meerderheid) de TU een inefficiënte, inspraak-gedreven, onsamenhangende, onvoldoende renderende, kwalitatief onder de maat zijnde tent. Het heeft daarover een Boodschap die het tot maatregelen drijft. De reserve waarmee die maatregelen worden ontvangen stemt het niet tot nadenken over de Boodschap, zelfs niet over hun verkondiging daarvan. Integendeel, de koele bejegening bevestigt slechts de middelmatigheid van de organisatie en leidt daarom tot nieuwe, omvattender, maatregelen, die nog koeler worden ontvangen, enzovoorts. Nu al enkele jaren lang.

In de regeltechniek zou je van een overstuurd systeem spreken. In ons bestuurlijke systeem zitten dempers (universiteitsraad, vakbonden) die verhinderen dat het systeem breekt. Maar dat is dan ook alles. Intussen zijn beide partijen gefrustreerd, denk ik. Het college, omdat zijn plannen deels vastlopen op vakbonden en (nu nog) de u-raad, terwijl wat ervan overblijft verwatert en wordt geabsorbeerd door volgende maatregelen. De universiteit is gefrustreerd wegens de impliciete brevetten van incompetentie die het cvb gul en zonder aanzien des persoons keer op keer via zijn maatregelen uitreikt.

Een ‘klantgerichtere’ managementstijl zou voor alle partijen beter zijn. Ook dat valt onder kwaliteitszorg.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.