Ooit was Rick Wassenaar te dik. ,,Ga jij eens wat meer sporten”, zei de schooldokter. Nu is de TU-student bouwkunde Nederlands kampioen op de tienkamp.
Bijna iedere dag traint hij op een ander atletiekonderdeel. ,,Als ik maar geen tweede Arnold Schwarzenegger wordt.”
Wie Nederlands beste tienkamper aan het werk wil zien in het krachthonk, moet in een krakkemikkig gebouw op het terrein van de Delftse atletiekclub AV40 zijn. De deur piept en knarst als je hem opentrekt. De gang naar de trainingsruimte is opgetrokken uit rottend hout, er zitten vochtige plekken op. Binnen staat één oud fitnessapparaat en een bank waarop een halter ligt. ,,Moet jij hier trainen? Jij? De Nederlands Kampioen?, vragen de andere sporters hier soms aan me”, vertelt Wassenaar. ,,Maar waar willen ze dan dat ik train? In zo’n gloednieuwe sportschool waar allemaal spiegels hangen zeker, waar van die opgepompte figuren de hele dag naar zichzelf kijken. Ik hoef geen tweede Arnold Schwarzenegger te worden.”
De tijd dat Wassenaar afging op de glamour in de sportwereld ligt achter hem. Dat was midden jaren negentig, toen hij het regenachtige Idaho als trainingsverblijf verkoos, alleen om samen met wereldkampioen op de tienkamp Dan O’Brian rondjes over de sintelbaan te lopen. ,,Idaho is het Lutjebroek van Amerika”, zegt de bouko stellig. ,,Ik kon ook naar Louisiana, daar scheen de zon. Veel betere omstandigheden voor een tienkamper. Maar ik zag alleen de wereldkampioen. En de trainer van de wereldkampioen. Ze zaten allebei in Idaho, dus daar ging ik heen.”
Op de dag dat Wassenaar aankwam werd er een golftoernooi voor een goed doel georganiseerd. O’Brian deed mee. ,,Hij ging met toeschouwers op de foto”, herinnert de student zich. ,,Ik mocht ballen rapen.”
Halter
Wassenaar klaagde er niet over, ook niet nu hij in een bijgebouw met antieke apparatuur aan zijn spierkracht werkt. Hij wijst naar een oude set gewichten. ,,Machtige dingen. Ik heb nergens zwaardere gezien.” Het liefst rijgt hij ze aan de halter om vervolgens door zijn knieën te gaan en zijn vingers stevig om de stalen buis te klemmen. Daarna: tillen en uitstoten, als een volleerde gewichtheffer. ,,Dat is eigenlijk de enige oefening die je nodig hebt. Je belast al je spieren.”
De bouwkundestudent traint bijna iedere dag, maar bijna nooit op dezelfde plaats. Delft, Amsterdam, Dordrecht, Lisse, Heerhugowaard, Zoetermeer; overal beoefent hij een andere discipline, van hordelopen tot kogelstoten, via de verspringbak naar de speerwerpplaats. Een goed evenwicht vinden tussen alle onderdelen, dat is de kunst van het tienkampen, weet Wassenaar. ,,Met kogelstoten haal ik nu de vijftien meter. Als ik veel oefen stoot ik makkelijk zeventien meter, maar dan wordt ik ook zwaarder en dat is weer nadelig tijdens het verspringen.”
De Delftenaar lijkt de juiste balans te hebben gevonden. Sinds dit jaar is hij Nederlands Kampioen. Het is één van de drie hoofddoelen die hij ooit als beginnend atleet op een briefje krabbelde: Nederlands Kampioen worden, de magische grens van duizend punten doorbreken op de tienkamp en deelnemen aan de Olympische Spelen. Wassenaar koos na het vwo zelfs eerst voor een HTS-opleiding in plaats van de universiteit, zodat hij meer tijd had om zijn ambities als atleet na te jagen. ,,Achteraf gezien heb ik hier op de TU meer tijd dan op de HTS. Ze hanteerden daar een heel schools systeem, je zat precies veertig uur per de week in de les.”
Bittere noodzaak
Maar hoe vastberaden hij zijn sportcarrière ook uitstippelt, Wassenaar kent zijn beperkingen. De top in het tienkampen is onbereikbaar, beseft hij. Tijdens internationale wedstrijden spreekt hij Polen en Tsjechen voor wie sport bittere noodzaak is; de enige uitweg naar een beter bestaan. ,,Wat dat betreft hebben we het te goed in Nederland. Ik kan hier alles gooien op mijn sport en misschien, als ik heel veel geluk heb, win ik dan een keer wat prijzengeld op een toernooi. Ik kan ook mijn studie bouwkunde afmaken. Dan ben ik verzekerd van een goed salaris.”
De enige die het ooit noodzakelijk vond dat Wassenaar zich ging toeleggen op een sportdiscipline was een schooldokter. ,,Ik was een jaar of acht en ik werd te dik, vond hij. Op zijn aanraden ben ik gaan sporten. Eerst probeerde ik judo, maar dat was niks. Bij de atletiekclub werd ik al snel derde tijdens een jeugdwedstrijdje. Toen was ik verkocht.”
Na dat ene consult zag Wassenaar nooit meer een dokter. Dat in tegenstelling tot veel andere tienkampers. Drie collega-atleten van de Nederlands Kampioen scheurden hun achillespees volledig af. ,,Eén keer liep ik er vlak achter toen het gebeurde. Die jongen nam de bocht van een sintelbaan, hij maakte niet eens echt snelheid. Opeens viel hij. Hij dacht dat hij in een kuiltje stapte, zei hij later. Zijn voet lag helemaal slap naast zijn been.”
,,Tja, het gebeurt vaker dat tienkampers moeten stoppen door blessures dan dat ze gewoon afscheid nemen. Je moet daar niet te veel bij nadenken. Natuurlijk kun je gaan zitten wachten tot het gebeurt. Maar dan roep je het misschien over jezelf af. Ik denk vooral aan mijn volgende doel: het Europees Kampioenschap. Daar wil ik bij zijn.”
Ooit was Rick Wassenaar te dik. ,,Ga jij eens wat meer sporten”, zei de schooldokter. Nu is de TU-student bouwkunde Nederlands kampioen op de tienkamp. Bijna iedere dag traint hij op een ander atletiekonderdeel. ,,Als ik maar geen tweede Arnold Schwarzenegger wordt.”
Wie Nederlands beste tienkamper aan het werk wil zien in het krachthonk, moet in een krakkemikkig gebouw op het terrein van de Delftse atletiekclub AV40 zijn. De deur piept en knarst als je hem opentrekt. De gang naar de trainingsruimte is opgetrokken uit rottend hout, er zitten vochtige plekken op. Binnen staat één oud fitnessapparaat en een bank waarop een halter ligt. ,,Moet jij hier trainen? Jij? De Nederlands Kampioen?, vragen de andere sporters hier soms aan me”, vertelt Wassenaar. ,,Maar waar willen ze dan dat ik train? In zo’n gloednieuwe sportschool waar allemaal spiegels hangen zeker, waar van die opgepompte figuren de hele dag naar zichzelf kijken. Ik hoef geen tweede Arnold Schwarzenegger te worden.”
De tijd dat Wassenaar afging op de glamour in de sportwereld ligt achter hem. Dat was midden jaren negentig, toen hij het regenachtige Idaho als trainingsverblijf verkoos, alleen om samen met wereldkampioen op de tienkamp Dan O’Brian rondjes over de sintelbaan te lopen. ,,Idaho is het Lutjebroek van Amerika”, zegt de bouko stellig. ,,Ik kon ook naar Louisiana, daar scheen de zon. Veel betere omstandigheden voor een tienkamper. Maar ik zag alleen de wereldkampioen. En de trainer van de wereldkampioen. Ze zaten allebei in Idaho, dus daar ging ik heen.”
Op de dag dat Wassenaar aankwam werd er een golftoernooi voor een goed doel georganiseerd. O’Brian deed mee. ,,Hij ging met toeschouwers op de foto”, herinnert de student zich. ,,Ik mocht ballen rapen.”
Halter
Wassenaar klaagde er niet over, ook niet nu hij in een bijgebouw met antieke apparatuur aan zijn spierkracht werkt. Hij wijst naar een oude set gewichten. ,,Machtige dingen. Ik heb nergens zwaardere gezien.” Het liefst rijgt hij ze aan de halter om vervolgens door zijn knieën te gaan en zijn vingers stevig om de stalen buis te klemmen. Daarna: tillen en uitstoten, als een volleerde gewichtheffer. ,,Dat is eigenlijk de enige oefening die je nodig hebt. Je belast al je spieren.”
De bouwkundestudent traint bijna iedere dag, maar bijna nooit op dezelfde plaats. Delft, Amsterdam, Dordrecht, Lisse, Heerhugowaard, Zoetermeer; overal beoefent hij een andere discipline, van hordelopen tot kogelstoten, via de verspringbak naar de speerwerpplaats. Een goed evenwicht vinden tussen alle onderdelen, dat is de kunst van het tienkampen, weet Wassenaar. ,,Met kogelstoten haal ik nu de vijftien meter. Als ik veel oefen stoot ik makkelijk zeventien meter, maar dan wordt ik ook zwaarder en dat is weer nadelig tijdens het verspringen.”
De Delftenaar lijkt de juiste balans te hebben gevonden. Sinds dit jaar is hij Nederlands Kampioen. Het is één van de drie hoofddoelen die hij ooit als beginnend atleet op een briefje krabbelde: Nederlands Kampioen worden, de magische grens van duizend punten doorbreken op de tienkamp en deelnemen aan de Olympische Spelen. Wassenaar koos na het vwo zelfs eerst voor een HTS-opleiding in plaats van de universiteit, zodat hij meer tijd had om zijn ambities als atleet na te jagen. ,,Achteraf gezien heb ik hier op de TU meer tijd dan op de HTS. Ze hanteerden daar een heel schools systeem, je zat precies veertig uur per de week in de les.”
Bittere noodzaak
Maar hoe vastberaden hij zijn sportcarrière ook uitstippelt, Wassenaar kent zijn beperkingen. De top in het tienkampen is onbereikbaar, beseft hij. Tijdens internationale wedstrijden spreekt hij Polen en Tsjechen voor wie sport bittere noodzaak is; de enige uitweg naar een beter bestaan. ,,Wat dat betreft hebben we het te goed in Nederland. Ik kan hier alles gooien op mijn sport en misschien, als ik heel veel geluk heb, win ik dan een keer wat prijzengeld op een toernooi. Ik kan ook mijn studie bouwkunde afmaken. Dan ben ik verzekerd van een goed salaris.”
De enige die het ooit noodzakelijk vond dat Wassenaar zich ging toeleggen op een sportdiscipline was een schooldokter. ,,Ik was een jaar of acht en ik werd te dik, vond hij. Op zijn aanraden ben ik gaan sporten. Eerst probeerde ik judo, maar dat was niks. Bij de atletiekclub werd ik al snel derde tijdens een jeugdwedstrijdje. Toen was ik verkocht.”
Na dat ene consult zag Wassenaar nooit meer een dokter. Dat in tegenstelling tot veel andere tienkampers. Drie collega-atleten van de Nederlands Kampioen scheurden hun achillespees volledig af. ,,Eén keer liep ik er vlak achter toen het gebeurde. Die jongen nam de bocht van een sintelbaan, hij maakte niet eens echt snelheid. Opeens viel hij. Hij dacht dat hij in een kuiltje stapte, zei hij later. Zijn voet lag helemaal slap naast zijn been.”
,,Tja, het gebeurt vaker dat tienkampers moeten stoppen door blessures dan dat ze gewoon afscheid nemen. Je moet daar niet te veel bij nadenken. Natuurlijk kun je gaan zitten wachten tot het gebeurt. Maar dan roep je het misschien over jezelf af. Ik denk vooral aan mijn volgende doel: het Europees Kampioenschap. Daar wil ik bij zijn.”
Comments are closed.