Opinie

Studeerbaarheid: de rapporten in de la?

Als de technische studies naar vijf jaar gaan, moet tachtig procent van de studenten ook daadwerkelijk binnen die tijd de studie afronden. Minister Ritzen eist dat, en dus wordt het thema ‘studeerbaarheid’ op de universiteit steeds belangrijker.

Heel wat discussies zijn vertaald in heel wat rapporten, maar zijn die niet in de spreekwoordelijke ‘onderste la’ verdwenen? De minister bijvoorbeeld verwijst graag naar het ‘rapport-Wijnen’, maar wie weet nog wat dat is?

Minister Ritzen benadrukte onlangs in zijn gesprek ‘aan huis’ met Delftse studenten dat studeerbaarheid bij de invoering van de prestatiebeurs nummer één op de politieke agenda moet staan. De studenten vonden het van groot belang dat de instelling van docenten positief is. Ritzen hecht groot belang aan het rapport van de Commissie-Wijnen.

Naar aanleiding van een grondig onderzoek naar studeerbaarheid verscheen dit rapport in november 1992 met als titel ‘Te doen of niet te doen?’. Het bevatte enige tientallen pagina’s met concrete suggesties ter verbetering van de studeerbaarheid. ,,Studeerbaarheid is het wegnemen van belemmeringen die de studie vertragen”, aldus de Commissie en geeft vervolgens aan hoe die belemmeringen weggenomen kunnen worden. Het stuk is samen met het VSSD-rapport van de ‘werkgroep Slakjes’ behandeld in de Urcoo, de commissie voor onderwijs- en onderzoekzaken van de Delftse universiteitsraad, en vervolgens naar de faculteiten gestuurd.

Aan de TU hebben verscheidene opleidingscommissies gedeelten uit het rapport-Wijnen ter harte genomen. Cijfermatige suggesties als de verhouding tussen zelfstudie, practicum en college-uren zijn makkelijk concreet in te voeren. Maar degene die uiteindelijk het onderwijs bepaalt, de docent, is degene die het in de praktijk moet brengen en het moet merken. De Commissie-Wijnen: ,,Bij de aanstelling en inzet van personeel wordt rekening gehouden met didactische vaardigheden. In het belonings- en bevorderingsbeleid worden prestaties in het onderwijs evenzeer gewaardeerd als prestaties op het terrein van onderzoek.” Dat is nog lang geen normale gang van zaken aan de TU.
Gewoon moeilijk

Studeerbaarheid en kwaliteit van het gegeven onderwijs gaan hand in hand. Een vak kan moeilijk zijn, enkel en alleen door de manier waarop het gegeven wordt. Iedere student kent wel een voorbeeld van een docent die roept ,,dat het vak gewoon moeilijk is en daarom niet versimpeld mag worden”. Maar het vak moet niet makkelijker, het moet beter te leren worden.

Over de kwaliteit van docenten kunnen ook docenten meepraten, maar de sfeer is er nog niet naar. Een docent die anoniem wil blijven zegt: ,,Ik ken mensen die eigenlijk de komende tien jaar geen student meer zouden moeten krijgen, totdat ze afgeleerd hebben de student te verpesten. Als ik dat echter hardop zeg, lig ik er meteen uit.” Doordat kritiek en beoordeling van docenten op de vloer onmogelijk gemaakt wordt, blijft kennis van mensen die meer ervaring met onderwijs hebben dan studenten ongebruikt.

Ritzen erkent dat er een zeker conservatisme heerst op de vloer. In de bestuursorganen aan de TU zitten tenslotte ook personeelsvertegenwoordigers. Ritzen:,,Beslissingen worden genomen door mensen met belang bij hun eigen positie: hun baantje. Vaak betekent dit dan handhaving van de status quo.” Er kunnen nog zo mooie plannen uitgewerkt zijn, als er geen cultuuromslag plaatsvindt gebeurt er niets.

En dan is er de kwestie van het ongelezen rapport. Een rapport van de VSSD-werkgroep Slakjes, vrijwel tegelijkertijd met het rapport van de Commissie-Wijnen verschenen, behandelt de doorstroomsnelheid van studenten – een aan studeerbaarheid verwant onderwerp. Dit rapport, specifiek toegesneden op de Delftse situatie, is buiten zijn behandeling in de Urcoo zo goed als onbekend gebleven. Het feit dat de werkgroep Slakjes onafhankelijk van de Commissie-Wijnen gedeeltelijk vergelijkbare suggesties doet, zoals de bijscholing bij gebleken gebrek aan didactische vaardigheden, toont de waarde aan van beide rapporten.

Het is daarom van belang dat alle suggesties uit deze rapporten serieus genomen worden. Er is werk aan de winkel voor de onderwijsgevende universiteit.

Aanstaande zaterdag wordt door het ISO op sociëteit Phoenix een congres gehouden over kwaliteitszorg. Prof. Wijnen en minister Ritzen geven daar acte de présence.

De auteur is student-medewerker van Delta

Paul Rutten

Als de technische studies naar vijf jaar gaan, moet tachtig procent van de studenten ook daadwerkelijk binnen die tijd de studie afronden. Minister Ritzen eist dat, en dus wordt het thema ‘studeerbaarheid’ op de universiteit steeds belangrijker. Heel wat discussies zijn vertaald in heel wat rapporten, maar zijn die niet in de spreekwoordelijke ‘onderste la’ verdwenen? De minister bijvoorbeeld verwijst graag naar het ‘rapport-Wijnen’, maar wie weet nog wat dat is?

Minister Ritzen benadrukte onlangs in zijn gesprek ‘aan huis’ met Delftse studenten dat studeerbaarheid bij de invoering van de prestatiebeurs nummer één op de politieke agenda moet staan. De studenten vonden het van groot belang dat de instelling van docenten positief is. Ritzen hecht groot belang aan het rapport van de Commissie-Wijnen.

Naar aanleiding van een grondig onderzoek naar studeerbaarheid verscheen dit rapport in november 1992 met als titel ‘Te doen of niet te doen?’. Het bevatte enige tientallen pagina’s met concrete suggesties ter verbetering van de studeerbaarheid. ,,Studeerbaarheid is het wegnemen van belemmeringen die de studie vertragen”, aldus de Commissie en geeft vervolgens aan hoe die belemmeringen weggenomen kunnen worden. Het stuk is samen met het VSSD-rapport van de ‘werkgroep Slakjes’ behandeld in de Urcoo, de commissie voor onderwijs- en onderzoekzaken van de Delftse universiteitsraad, en vervolgens naar de faculteiten gestuurd.

Aan de TU hebben verscheidene opleidingscommissies gedeelten uit het rapport-Wijnen ter harte genomen. Cijfermatige suggesties als de verhouding tussen zelfstudie, practicum en college-uren zijn makkelijk concreet in te voeren. Maar degene die uiteindelijk het onderwijs bepaalt, de docent, is degene die het in de praktijk moet brengen en het moet merken. De Commissie-Wijnen: ,,Bij de aanstelling en inzet van personeel wordt rekening gehouden met didactische vaardigheden. In het belonings- en bevorderingsbeleid worden prestaties in het onderwijs evenzeer gewaardeerd als prestaties op het terrein van onderzoek.” Dat is nog lang geen normale gang van zaken aan de TU.
Gewoon moeilijk

Studeerbaarheid en kwaliteit van het gegeven onderwijs gaan hand in hand. Een vak kan moeilijk zijn, enkel en alleen door de manier waarop het gegeven wordt. Iedere student kent wel een voorbeeld van een docent die roept ,,dat het vak gewoon moeilijk is en daarom niet versimpeld mag worden”. Maar het vak moet niet makkelijker, het moet beter te leren worden.

Over de kwaliteit van docenten kunnen ook docenten meepraten, maar de sfeer is er nog niet naar. Een docent die anoniem wil blijven zegt: ,,Ik ken mensen die eigenlijk de komende tien jaar geen student meer zouden moeten krijgen, totdat ze afgeleerd hebben de student te verpesten. Als ik dat echter hardop zeg, lig ik er meteen uit.” Doordat kritiek en beoordeling van docenten op de vloer onmogelijk gemaakt wordt, blijft kennis van mensen die meer ervaring met onderwijs hebben dan studenten ongebruikt.

Ritzen erkent dat er een zeker conservatisme heerst op de vloer. In de bestuursorganen aan de TU zitten tenslotte ook personeelsvertegenwoordigers. Ritzen:,,Beslissingen worden genomen door mensen met belang bij hun eigen positie: hun baantje. Vaak betekent dit dan handhaving van de status quo.” Er kunnen nog zo mooie plannen uitgewerkt zijn, als er geen cultuuromslag plaatsvindt gebeurt er niets.

En dan is er de kwestie van het ongelezen rapport. Een rapport van de VSSD-werkgroep Slakjes, vrijwel tegelijkertijd met het rapport van de Commissie-Wijnen verschenen, behandelt de doorstroomsnelheid van studenten – een aan studeerbaarheid verwant onderwerp. Dit rapport, specifiek toegesneden op de Delftse situatie, is buiten zijn behandeling in de Urcoo zo goed als onbekend gebleven. Het feit dat de werkgroep Slakjes onafhankelijk van de Commissie-Wijnen gedeeltelijk vergelijkbare suggesties doet, zoals de bijscholing bij gebleken gebrek aan didactische vaardigheden, toont de waarde aan van beide rapporten.

Het is daarom van belang dat alle suggesties uit deze rapporten serieus genomen worden. Er is werk aan de winkel voor de onderwijsgevende universiteit.

Aanstaande zaterdag wordt door het ISO op sociëteit Phoenix een congres gehouden over kwaliteitszorg. Prof. Wijnen en minister Ritzen geven daar acte de présence.

De auteur is student-medewerker van Delta

Paul Rutten

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.