Campus

Sneeuw in oktober

Vroeg is het, erg vroeg. Ik zit achter de computer mijn verhaal nog eens door te nemen. Ik heb gekozen voor informeel nette kleren. Wel een jasje, toch een spijkerbroek.

Al was het maar omdat het voor het eerder uitgezochte rokje veel te koud is. Ik verzin allerlei mogelijke doomscenario’s over hoe het zal gaan. Variërend van ‘er komt niemand’ tot ‘vanmorgen om acht uur is besloten dat je praatje een uur eerder is en op Civiel’.

Meer koffie, nog een doorloop. Ateliergenoten komen binnendruppelen en zeggen dat het wel goed komt. Ze druppelen nogal letterlijk en ik kijk naar buiten. Het is gaan sneeuwen. Echt waar. De lucht is ergens tussen wit en grijs in en er komen grote vlokken neer. Doomscenario: ‘sneeuw, nu weet ik zeker dat iedereen in kettingbotsingen op het Kleinpolderplein zit’. ‘Behalve de ov’ers, die zijn natuurlijk gestrand op Hollands Spoor’ en ‘mijn maquettes vallen in de sneeuwhopen die nu binnen afzienbare tijd zullen ontstaan’.

Maar in plaats daarvan denk ik: ‘dat kan ik later aan mijn kleinkinderen vertellen’. Met krakende stem: ,,Toen oma afstudeerde sneeuwde het.” ,,O, was het dan januari?” zullen ze vragen. ,,Nee, het was in oktober! Dat was vroeger bijzonder, hoor, sneeuw in oktober.”

En ik denk dus niet eens kinderen, ik denk kleinkinderen. Help. Ik heb wel een zéér clichématig toekomstbeeld, met een open haard en een breiwerk, RTL 4 aan op een net te luid volume en de verwarming op 28 graden. Blijkbaar is dat wat ik onderbewust wil. Zo werkt dat toch? Ik vind het confronterend. Ik moet er nog eens over nadenken.

Laat is het, erg laat. Ik heb de hele avond gefeest. Met een grijns van oor tot oor. En die kleinkinderen? Voorlopig heb ik genoeg doelen in mijn leven. Voordat dit geplaatst wordt moet ik al mijn klokken op wintertijd hebben gezet.

Vroeg is het, erg vroeg. Ik zit achter de computer mijn verhaal nog eens door te nemen. Ik heb gekozen voor informeel nette kleren. Wel een jasje, toch een spijkerbroek. Al was het maar omdat het voor het eerder uitgezochte rokje veel te koud is. Ik verzin allerlei mogelijke doomscenario’s over hoe het zal gaan. Variërend van ‘er komt niemand’ tot ‘vanmorgen om acht uur is besloten dat je praatje een uur eerder is en op Civiel’.

Meer koffie, nog een doorloop. Ateliergenoten komen binnendruppelen en zeggen dat het wel goed komt. Ze druppelen nogal letterlijk en ik kijk naar buiten. Het is gaan sneeuwen. Echt waar. De lucht is ergens tussen wit en grijs in en er komen grote vlokken neer. Doomscenario: ‘sneeuw, nu weet ik zeker dat iedereen in kettingbotsingen op het Kleinpolderplein zit’. ‘Behalve de ov’ers, die zijn natuurlijk gestrand op Hollands Spoor’ en ‘mijn maquettes vallen in de sneeuwhopen die nu binnen afzienbare tijd zullen ontstaan’.

Maar in plaats daarvan denk ik: ‘dat kan ik later aan mijn kleinkinderen vertellen’. Met krakende stem: ,,Toen oma afstudeerde sneeuwde het.” ,,O, was het dan januari?” zullen ze vragen. ,,Nee, het was in oktober! Dat was vroeger bijzonder, hoor, sneeuw in oktober.”

En ik denk dus niet eens kinderen, ik denk kleinkinderen. Help. Ik heb wel een zéér clichématig toekomstbeeld, met een open haard en een breiwerk, RTL 4 aan op een net te luid volume en de verwarming op 28 graden. Blijkbaar is dat wat ik onderbewust wil. Zo werkt dat toch? Ik vind het confronterend. Ik moet er nog eens over nadenken.

Laat is het, erg laat. Ik heb de hele avond gefeest. Met een grijns van oor tot oor. En die kleinkinderen? Voorlopig heb ik genoeg doelen in mijn leven. Voordat dit geplaatst wordt moet ik al mijn klokken op wintertijd hebben gezet.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.