Campus

Ortners Universum

Wat trek je aan als je een duizendkoppig publiek gaat toespreken? En scheer je je twee of drie keer? Ortner hield afwisselend de blauwe en de bonte stropdas voor zijn hemd.

,,Het maakt niet uit”, vond Ilona. ,,Kies de das waarbij je je het prettigst voelt. Maar schiet wel op, over tien minuten is het jouw beurt.”


1 Illustratie: Bas Wilschut

Ortner knoopte gehaast de blauwe das onder zijn kin. Tien minuten, hoogste tijd! Hij greep het colbertje van de stoelleuning en wilde wegrennen maar Ilona riep hem terug. Ze wees op een stapel papier: ,,Vergeet je toespraak niet. Zal ik

maar even met je meelopen naar de aula, voor de zekerheid?”

Ortner knikte dankbaar. Hij had nog niet eerder een congres voorgezeten, alle steun was hem welkom.

Op het pleintje voor de aula sjokte een zompig dweilorkest heen en weer langs een spandoek. Verspreid stonden groepjes mannen met petjes op en ongemakkelijke T-shirts over hun spencertjes. Het logo met de fakkel sierde de petten, de T-shirts vulden aan: ‘de fik in jullie loonbod’.

,,Verdienen we te weinig, nee toch?”, vroeg Ortner. ,,Ik heb geen idee wat ik elke maand binnen krijg, maar ik heb nog nooit te weinig gehad.”

,,Niet iedereen leeft in zijn eentje van een hooglerarensalaris”, zei Ilona.

,,Kijk nu eens: die twee met hun pet achterstevoren op hun hoofd, dat zijn Minon en Leenhuis. Hebben zij nu ook al geldkoorts?”

,,Jij noemt vrouwen altijd bij de voornaam en mannen bij de achternaam”, merkte Ilona op.

,,O. En wat betekent dat?”

,,Ik weet het niet. Maar iets spreekt er toch uit. Een zeker dédain.” Zwijgend stapten ze de aula binnen. Een koude stilte overviel hen. ,,Misschien zijn er te weinig vrouwen in je leven.”

Ortner keek naar Ilona, zag hoe ze hardnekkig de andere kant opkeek, en wist dat ze de schrik in zijn ogen niet wilde zien.

Ortner legde de tekst van zijn toespraak op de massieve katheder. Het auditorium was nauwelijks verlicht, een enkele verblindende spot scheen in zijn gezicht en belette hem verder te zien dan de eerste vier rijen stoelen. Die waren leeg, op Ilona na. Heel in de verte hoorde hij het boem-boem van het dweilorkest. Hij vouwde zijn papier uit. Het welkomstwoord.

,,Er was eens”, begon Ortner, ,,een samenleving waarin techniek geen rol speelde. De appeltjes rijpten er in helder kunstlicht, auto’s reden zonder haperen over de wegen, mobiele telefoons hoefden nooit te worden opgeladen. Techniek was onfeilbaar, dus speelde geen rol.”

Door de zware deuren drong het doffe gestamp van een grote trom. De zaal was doodstil. Geen lach, nog geen gniffel. Ortner had steeds gedacht dat zijn sprookje een geniale inval was. Had hij zich vergist? Boem-boem-boem klonk het, buiten enbinnen in Ortners borstkas. Had hij de zaal beledigd? Hij durfde nauwelijks van zijn papier op te kijken. In deze duisternis huisde een arena van duizend stoelen, wist Ortner, maar niets daarvan kon hij zien, niets hoorde hij van het publiek, hun aanwezigheid was niet voelbaar. Er was niemand! De zaal was leeg! Ortner verstijfde bij de gedachte. Zijn ogen zochten naar Ilona op de voorste rij. Zij bleef rustig, gebaarde hem om door te lezen. Alsof er niets mis was.

Ortner las verder. Hij vertelde zijn sprookje over de samenleving waar techniek geen rol speelde, omdat de techniek perfect was. Het was hoe dan ook een prachtig sprookje. Er was eens, er zal eens zijn.

Van rij één klonk een eenpersoonsapplaus. Ortner maakte een plechtige hoofdknik. Echo’s weerkaatsten uit alle hoeken van de zaal en voegden zich samen tot een aanzwellend applaus. De zaallampen lichtten op en beschenen het publiek, een stramme slagorde van lege stoelen.

,,Niet slecht voor een generale repetitie”, vond Ilona. ,,Dat komt wel goed, morgen bij de opening.”
Blikskater

,,Het maakt niet uit”, vond Ilona. ,,Kies de das waarbij je je het prettigst voelt. Maar schiet wel op, over tien minuten is het jouw beurt.”


1 Illustratie: Bas Wilschut

Ortner knoopte gehaast de blauwe das onder zijn kin. Tien minuten, hoogste tijd! Hij greep het colbertje van de stoelleuning en wilde wegrennen maar Ilona riep hem terug. Ze wees op een stapel papier: ,,Vergeet je toespraak niet. Zal ik

maar even met je meelopen naar de aula, voor de zekerheid?”

Ortner knikte dankbaar. Hij had nog niet eerder een congres voorgezeten, alle steun was hem welkom.

Op het pleintje voor de aula sjokte een zompig dweilorkest heen en weer langs een spandoek. Verspreid stonden groepjes mannen met petjes op en ongemakkelijke T-shirts over hun spencertjes. Het logo met de fakkel sierde de petten, de T-shirts vulden aan: ‘de fik in jullie loonbod’.

,,Verdienen we te weinig, nee toch?”, vroeg Ortner. ,,Ik heb geen idee wat ik elke maand binnen krijg, maar ik heb nog nooit te weinig gehad.”

,,Niet iedereen leeft in zijn eentje van een hooglerarensalaris”, zei Ilona.

,,Kijk nu eens: die twee met hun pet achterstevoren op hun hoofd, dat zijn Minon en Leenhuis. Hebben zij nu ook al geldkoorts?”

,,Jij noemt vrouwen altijd bij de voornaam en mannen bij de achternaam”, merkte Ilona op.

,,O. En wat betekent dat?”

,,Ik weet het niet. Maar iets spreekt er toch uit. Een zeker dédain.” Zwijgend stapten ze de aula binnen. Een koude stilte overviel hen. ,,Misschien zijn er te weinig vrouwen in je leven.”

Ortner keek naar Ilona, zag hoe ze hardnekkig de andere kant opkeek, en wist dat ze de schrik in zijn ogen niet wilde zien.

Ortner legde de tekst van zijn toespraak op de massieve katheder. Het auditorium was nauwelijks verlicht, een enkele verblindende spot scheen in zijn gezicht en belette hem verder te zien dan de eerste vier rijen stoelen. Die waren leeg, op Ilona na. Heel in de verte hoorde hij het boem-boem van het dweilorkest. Hij vouwde zijn papier uit. Het welkomstwoord.

,,Er was eens”, begon Ortner, ,,een samenleving waarin techniek geen rol speelde. De appeltjes rijpten er in helder kunstlicht, auto’s reden zonder haperen over de wegen, mobiele telefoons hoefden nooit te worden opgeladen. Techniek was onfeilbaar, dus speelde geen rol.”

Door de zware deuren drong het doffe gestamp van een grote trom. De zaal was doodstil. Geen lach, nog geen gniffel. Ortner had steeds gedacht dat zijn sprookje een geniale inval was. Had hij zich vergist? Boem-boem-boem klonk het, buiten enbinnen in Ortners borstkas. Had hij de zaal beledigd? Hij durfde nauwelijks van zijn papier op te kijken. In deze duisternis huisde een arena van duizend stoelen, wist Ortner, maar niets daarvan kon hij zien, niets hoorde hij van het publiek, hun aanwezigheid was niet voelbaar. Er was niemand! De zaal was leeg! Ortner verstijfde bij de gedachte. Zijn ogen zochten naar Ilona op de voorste rij. Zij bleef rustig, gebaarde hem om door te lezen. Alsof er niets mis was.

Ortner las verder. Hij vertelde zijn sprookje over de samenleving waar techniek geen rol speelde, omdat de techniek perfect was. Het was hoe dan ook een prachtig sprookje. Er was eens, er zal eens zijn.

Van rij één klonk een eenpersoonsapplaus. Ortner maakte een plechtige hoofdknik. Echo’s weerkaatsten uit alle hoeken van de zaal en voegden zich samen tot een aanzwellend applaus. De zaallampen lichtten op en beschenen het publiek, een stramme slagorde van lege stoelen.

,,Niet slecht voor een generale repetitie”, vond Ilona. ,,Dat komt wel goed, morgen bij de opening.”
Blikskater

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.