In vriendenboekjes schreef ik vroeger altijd dat ik ontdekkingsreiziger wilde worden. Gaandeweg de basisschool kwam ik erachter dat Amerika al ontdekt was en later dat als Tomtom er een route naar toe had getekend, er voor mij waarschijnlijk weinig meer te doen zou zijn.
br />
Sinds 1 november ben ik naar een uithoek van de campus verhuisd. En ik moet zeggen, het voelt wel een beetje als een avontuur, helemaal als het lichtknopje voor je kantoor de gang door, voorbij de koffiekamer en dan de hoek om is. Na mijn verhuizing naar The Green Campus (bij L&R) begrijp ik spontaan waarom mensen vijftig jaar bij dezelfde werkgever werken. Oké, eerst is het omdat je je vastbijt in het verkrijgen van een vast contract bij het bedrijf waar je eerst twee stageplekken, drie tijdelijke contracten en toen weer een uitzendbaantje kreeg. Daarna is het puur en alleen omdat het zo vermoeiend is om alles weer helemaal opnieuw uit te vinden.
Een aantal van mijn medetrainees hebben dit door gehad en zijn blijven plakken bij hun eerstejaarsplek. Ik had echter aan het begin tegen mezelf gezegd dat ik het managementtraineetraject op de TU wilde doen omdat ik echt wilde ontdekken waar ik op mijn plek ben, waar ik energie van krijg en waar ik mijn positieve eigenschappen kan inzetten en uitbouwen in plaats van genadeloos te moeten werken aan de dingen die ik niet zo goed kan. Hier valt natuurlijk al uit op te maken dat ik graag de makkelijke weg neem maar ik ben blij dat ik toch heb gekozen voor een nieuwe plek en een nieuwe uitdaging. Naast alle nieuwe dingen die ik nu moet ontdekken neem ik natuurlijk ook veel kennis en ervaring mee uit de library. Mijn favoriet is het ‘omdenken’. Een klassiek voorbeeld aan de hand waarvan het omdenken vaak uitgelegd wordt is het zwembad in Redditch met de hoge verwarmingskosten en het naastgelegen crematorium met een overbelaste schoorsteen: twee problemen worden samen één oplossing. En laat ik nou net groene gebouwen neer moeten gaan zetten met Green Campus. Moeten er alleen niet teveel zonneschoorstenen uitgevonden worden want dan werkt het niet meer.
Plotseling klinkt het verenigingslied door clubgebouw De Beuk. Het lijkt eigenlijk meer op een massaal uitgevoerde ritmische declamatie dan een lied. “De juiste melodie is in de loop der jaren een beetje verloren gegaan”, verduidelijkt een bestuurslid.
Aanleiding is de onthulling van ‘het telraam’ door Chantal Achterberg. Elk doorgeschoven balletje staat voor een ‘getrokken blik’, roeijargon voor een hoofdprijs. Het balletje van Achterberg is goudgekleurd. Zij won in november immers de wereldtitel op het WK in Nieuw-Zeeland, als lid van de damesvier zonder stuur. Net als in 2009 trouwens.
Eigenlijk was de vier als niet-olympisch nummer maar bijzaak. Belangrijker was de damesacht, waarvan behalve Achterberg ook verenigingsgenote Sytske de Groot deel uitmaakte. Die ploeg kwam echter niet verder dan een vijfde plaats. “Onze coach was overspannen en met de vervanger klikte het niet zo goed”, verklaart Achterberg dit ietwat teleurstellende resultaat.
Dat er maar vier viertjes hadden ingeschreven op het voor haar gouden nummer, deert haar niet zoveel: wereldkampioen is wereldkampioen. “Een jaar eerder waren het zes boten, maar nu was het niveau veel hoger. Het was geen schande om daarvan te winnen.”
De bescheiden maar zeer ambitieuze roeister droomt van één ding: de Olympische Spelen in Londen. Een vijfde plaats op het WK van 2011 voldoet voor plaatsing, anders zijn er nog de herkansingen. Overigens zal er een nieuwe selectie plaatsvinden. Voor de acht plaatsen komen veertien vrouwen in aanmerking.
De in 2009 aan de TU afgestudeerde Achterberg geniet van haar aanwezigheid op het oude nest aan de Delftse Schie. Ze komt er niet zo vaak meer, sinds ze als bondroeister in Amsterdam traint en woont. Rond acht uur is ze samen met de andere WK-gangers met de ‘bestuursbak’ naar het clubgebouw gebracht. Daar zijn ze door een erehaag naar binnen geleid, onder de klanken van Survivor’s Eyes Of The Tiger. Ellen Hogerwerf, in 2010 actief op het WK onder 23, ontbreekt vanwege een trainingskamp in Sevilla. De wel aanwezige Anna Afoichini vertelt op het podium enthousiast over haar belevenissen op het studenten-WK in Hongarije. Even later onderstreept Roeland Lievens, lid van de lichte vier-zonder op het grote WK, zijn Olympische ambities: “We waren vijfde in Nieuw-Zeeland, maar zaten maar 1.2 seconden van de winnaar af. Goud winnen in Londen, dat is heel goed mogelijk.” Ook Peter Wiersum mag als stuurman van de Holland Acht (wel een finaleplaats, maar geen prijs) zijn verhaal doen en zijn naambordje bevestigen op de wereldkaart aan de muur.
Voorafgaand aan de huldiging houdt Adriaan Lieszner, coach van de gouden Holland Acht in Atlanta 1996, voor een aandachtig publiek een verhaal over ‘hoe het werkt met toproeien en wat je daarmee moet doen’. Maar eerst is er de traditionele presentatie van de drie eerstejaarsploegen. Een damesvier en twee jongensachten laten met behulp van filmpjes zien wie ze zijn en wat hun snode plannen zijn op weg naar succes. De selectie was lastiger dan gedacht, volgens boegroeier Willem van der Gang van de eerstejaars zware acht. “Het gaat om lichaamsbouw, aanleg en toewijding. Je moet zorgen dat het goed gaat met je studie, anders zit het niet goed in je hoofd.”
Hij neemt nog een ferme slok van zijn bier, nu het nog kan. Vanaf twaalf uur wordt hij geacht niet meer gezien te worden in het clubgebouw. Eerstejaarsroeiers moeten de komende vier maanden voor twaalf uur in bed liggen en zich van alcohol onthouden. Zo zijn de gehuldigde WK-gangers die iedereen vanavond bewondert ook ooit begonnen.

Comments are closed.