Het hoger onderwijs is nog maar net bekomen van de schok van de regeringsverklaring of Prinsjesdag komt eraan, met de uitwerking ervan in de rijksbegroting.
Het Nederlandse universitaire establishment heeft zich bij de opening van het academisch jaar uitgeput in krachttermen tegen bezuiniging en herstructurering. De studenten werken nog aan hùn protesten. Alles bijelkaar hebben de protesten een hoog nimby-gehalte (not in my backyard), wat ‘de politiek’ het makkelijker maakt het beleid door te zetten.
Een bezuiniging van één miljard op de studiefinanciering en van een half miljard op de onderwijsbegroting. Een herstructurering van het hoger onderwijs naar kortere basisopleidingen en vervolgstudies van gedifferentieerde lengtes. Selectie. Meer zelfstandigheid voor de instellingen, meer eigen verantwoordelijkheid van de studenten voor de financiering van de studie. De omvang van de plannen van ‘paars’ maken de Pavlov-achtige reacties, zoals die ook door de universiteitsraad van de TU in twee moties zijn verwoord, wel begrijpelijk.
Maar het heilige geloof in het eigen gelijk – terecht of niet – moet niet het zicht op de werkelijkheid doen verliezen. Het politieke isolement waarin het hoger onderwijs verkeert bleek al tijdens het debat over diezelfde regeringsverklaring. Er werden amper woorden vuil gemaakt aan de onderwijsplannen. En wie de interviews leest met de onderwijs-backbenchers verderop in deze Delta, moet concluderen dat de coalitiepartijen behoorlijk geloven in de plannen.
Het beeld dat op een achternamiddag tijdens de kabinetsformatie om pure bezuinigingsredenen het hoger onderwijs maar eventjes op de schop is genomen, verdient bijstelling. De politici, maar ook de meer originele auteurs op de opiniepagina’s van de diverse dagbladen, plaatsen de plannen in een sociaal-maatschappelijke context die niet zo gemakkelijk vanaf het universitaire katheder of de u-raadsbankjes te negeren valt. Steeds vaker wordt de vraag gesteld naar de zin van het opleiden van grote aantallen studenten die op de arbeidsmarkt moeilijk plaatsbaar zijn. Steeds vaker wordt de vraag gesteld naar de sociale rechtvaardigheid van de enorme overdrachtsuitgaven in hoger onderwijs en studiefinanciering. En steeds vaker ook wordt betwijfeld of het hoger onderwijs wel een goede kwaliteit voor zijn prijs levert – denk alleen maar aan het uitvalpercentage of de discussies over ‘studeerbaarheid’.
Ruwe poging
De paarse regeringsverklaring is een, in dit stadium nog ruwe, poging om deze kwesties onder ogen te zien. En de overheid doet dat in een tijdsgewricht dat zij moet worstelen om nog een fiks aantal maatschappelijke problemen onder controle te krijgen: het overeind houden van een sociaal vangnet, het scheppen van werkgelegenheid, het bestrijden vancriminaliteit, het absorberen van immigranten en vluchtelingen, het terugdringen van het financieringstekort uit de dagen dat de bomen, ook in het hoger onderwijs, nog tot in de hemel groeiden.
Tegelijkertijd moet die overheid nog rekening houden met veranderde opvattingen over haar eigen rol in de samenleving. De burger wil minder centrale regulering, minder loketten, en meer eigen verantwoordelijkheid en bestedingsvrijheid. Tevens verwacht hij meer kwaliteit en efficiency in de overheidsorganisatie. Het is niet verwonderlijk dat deze materiële en immateriële overwegingen, van sociale en liberale inzichten die dwars door de traditionele VVD- en PvdA-filosofieën heenlopen, juist in de nieuwe paarse constellatie tot dat ruwe opschudden van het onderwijsbed geleid heeft.
Het academisch milieu, bij uitstek broedplaats van nieuwe ideeën, zou bereid moeten zijn hierop in te spelen en de politiek de helpende hand te reiken bij het vertalen van dergelijke trends. In plaats daarvan valt in de reacties het conservatisme op van diegenen die zeggen: kunnen ze ons nu eens eindelijk met rust laten?
Het is natuurlijk niet gemakkelijk om een positief element te ontwaren in plannen voor politici die volgens ingewijden alleen al voor de TU Delft in het ergste geval kunnen resulteren in bezuinigingen à raison van zeventig miljoen gulden en het ontslag van ruim 2.500 personeelsleden (dat laatste als de universiteiten zelf voor de wachtgelden moeten opdraaien, zo niet dan nog altijd achthonderd arbeidsplaatsen). Maar het is ook opvallend hoe snel de politieke druk en het verder aandraaien van de geldkraan binnen korte tijd al leidt tot het scherpen van de geest en tot nieuwe creativiteit. Een effect dat in het bedrijfsleven bij de frequente afslankings- en fusie-operaties overbekend is.
Ruimte
Selectie aan de poort is ineens een minder beladen begrip geworden. Het KIvI en Niria vragen zich af of het niet beter is om een paar universiteiten op te heffen, de ‘oude’ universiteiten (UvA, RUL, RUU, RUG) verbreken het consensusfront van de VSNU en bezinnen zich op de vraag wat hun meerwaarde nu eigenlijk is. In Nijmegen wordt erkend dat althans sommige studies best in drie jaar zijn te doen. En vanuit de politiek wordt, bijvoorbeeld door Ritzen en Bolkestein, ondertussen gezegd dat, hoewel de richting min of meer vastligt, over tempo en omvang van met name de bezuinigingen het laatste woord nog niet gezegd is. Ook dat schept ruimte voor verdere creativiteit en initiatieven van de kant van de universiteiten.
Het Delftse cvb heeft aangegeven dat het nieuwe regeringsbeleid ook positieve aanknopingspunten biedt (samenwerking met het hbo, verwijzen en voorkomen van uitval; een langere ingenieursstudie; combinaties van kortere studies; graduate schools). Het zou de geloofwaardigheid van de nieuwe stroom reacties die op de onderwijsbegroting zal loskomen verhogen, als bijvoorbeeld ook de (landelijke) studentenorganisaties boven het nimby-niveau zouden uitstijgen. Nog steeds is de student een van de meestgesubsidieerde burgers. En subsidies zijn voor politici al lang geen heilige huisjes meer.
Het hoger onderwijs is nog maar net bekomen van de schok van de regeringsverklaring of Prinsjesdag komt eraan, met de uitwerking ervan in de rijksbegroting. Het Nederlandse universitaire establishment heeft zich bij de opening van het academisch jaar uitgeput in krachttermen tegen bezuiniging en herstructurering. De studenten werken nog aan hùn protesten. Alles bijelkaar hebben de protesten een hoog nimby-gehalte (not in my backyard), wat ‘de politiek’ het makkelijker maakt het beleid door te zetten.
Een bezuiniging van één miljard op de studiefinanciering en van een half miljard op de onderwijsbegroting. Een herstructurering van het hoger onderwijs naar kortere basisopleidingen en vervolgstudies van gedifferentieerde lengtes. Selectie. Meer zelfstandigheid voor de instellingen, meer eigen verantwoordelijkheid van de studenten voor de financiering van de studie. De omvang van de plannen van ‘paars’ maken de Pavlov-achtige reacties, zoals die ook door de universiteitsraad van de TU in twee moties zijn verwoord, wel begrijpelijk.
Maar het heilige geloof in het eigen gelijk – terecht of niet – moet niet het zicht op de werkelijkheid doen verliezen. Het politieke isolement waarin het hoger onderwijs verkeert bleek al tijdens het debat over diezelfde regeringsverklaring. Er werden amper woorden vuil gemaakt aan de onderwijsplannen. En wie de interviews leest met de onderwijs-backbenchers verderop in deze Delta, moet concluderen dat de coalitiepartijen behoorlijk geloven in de plannen.
Het beeld dat op een achternamiddag tijdens de kabinetsformatie om pure bezuinigingsredenen het hoger onderwijs maar eventjes op de schop is genomen, verdient bijstelling. De politici, maar ook de meer originele auteurs op de opiniepagina’s van de diverse dagbladen, plaatsen de plannen in een sociaal-maatschappelijke context die niet zo gemakkelijk vanaf het universitaire katheder of de u-raadsbankjes te negeren valt. Steeds vaker wordt de vraag gesteld naar de zin van het opleiden van grote aantallen studenten die op de arbeidsmarkt moeilijk plaatsbaar zijn. Steeds vaker wordt de vraag gesteld naar de sociale rechtvaardigheid van de enorme overdrachtsuitgaven in hoger onderwijs en studiefinanciering. En steeds vaker ook wordt betwijfeld of het hoger onderwijs wel een goede kwaliteit voor zijn prijs levert – denk alleen maar aan het uitvalpercentage of de discussies over ‘studeerbaarheid’.
Ruwe poging
De paarse regeringsverklaring is een, in dit stadium nog ruwe, poging om deze kwesties onder ogen te zien. En de overheid doet dat in een tijdsgewricht dat zij moet worstelen om nog een fiks aantal maatschappelijke problemen onder controle te krijgen: het overeind houden van een sociaal vangnet, het scheppen van werkgelegenheid, het bestrijden vancriminaliteit, het absorberen van immigranten en vluchtelingen, het terugdringen van het financieringstekort uit de dagen dat de bomen, ook in het hoger onderwijs, nog tot in de hemel groeiden.
Tegelijkertijd moet die overheid nog rekening houden met veranderde opvattingen over haar eigen rol in de samenleving. De burger wil minder centrale regulering, minder loketten, en meer eigen verantwoordelijkheid en bestedingsvrijheid. Tevens verwacht hij meer kwaliteit en efficiency in de overheidsorganisatie. Het is niet verwonderlijk dat deze materiële en immateriële overwegingen, van sociale en liberale inzichten die dwars door de traditionele VVD- en PvdA-filosofieën heenlopen, juist in de nieuwe paarse constellatie tot dat ruwe opschudden van het onderwijsbed geleid heeft.
Het academisch milieu, bij uitstek broedplaats van nieuwe ideeën, zou bereid moeten zijn hierop in te spelen en de politiek de helpende hand te reiken bij het vertalen van dergelijke trends. In plaats daarvan valt in de reacties het conservatisme op van diegenen die zeggen: kunnen ze ons nu eens eindelijk met rust laten?
Het is natuurlijk niet gemakkelijk om een positief element te ontwaren in plannen voor politici die volgens ingewijden alleen al voor de TU Delft in het ergste geval kunnen resulteren in bezuinigingen à raison van zeventig miljoen gulden en het ontslag van ruim 2.500 personeelsleden (dat laatste als de universiteiten zelf voor de wachtgelden moeten opdraaien, zo niet dan nog altijd achthonderd arbeidsplaatsen). Maar het is ook opvallend hoe snel de politieke druk en het verder aandraaien van de geldkraan binnen korte tijd al leidt tot het scherpen van de geest en tot nieuwe creativiteit. Een effect dat in het bedrijfsleven bij de frequente afslankings- en fusie-operaties overbekend is.
Ruimte
Selectie aan de poort is ineens een minder beladen begrip geworden. Het KIvI en Niria vragen zich af of het niet beter is om een paar universiteiten op te heffen, de ‘oude’ universiteiten (UvA, RUL, RUU, RUG) verbreken het consensusfront van de VSNU en bezinnen zich op de vraag wat hun meerwaarde nu eigenlijk is. In Nijmegen wordt erkend dat althans sommige studies best in drie jaar zijn te doen. En vanuit de politiek wordt, bijvoorbeeld door Ritzen en Bolkestein, ondertussen gezegd dat, hoewel de richting min of meer vastligt, over tempo en omvang van met name de bezuinigingen het laatste woord nog niet gezegd is. Ook dat schept ruimte voor verdere creativiteit en initiatieven van de kant van de universiteiten.
Het Delftse cvb heeft aangegeven dat het nieuwe regeringsbeleid ook positieve aanknopingspunten biedt (samenwerking met het hbo, verwijzen en voorkomen van uitval; een langere ingenieursstudie; combinaties van kortere studies; graduate schools). Het zou de geloofwaardigheid van de nieuwe stroom reacties die op de onderwijsbegroting zal loskomen verhogen, als bijvoorbeeld ook de (landelijke) studentenorganisaties boven het nimby-niveau zouden uitstijgen. Nog steeds is de student een van de meestgesubsidieerde burgers. En subsidies zijn voor politici al lang geen heilige huisjes meer.
Comments are closed.