Opinie

Nevenactiviteiten

Eind deze maand word ik zevenentwintig. Zeven en twintig. De onschuld voorgoed voorbij. Ik heb er nooit zoveel over nagedacht, maar nu laat het me plotseling niet meer los.

Ooit dacht ik dat het leven ergens rond de vijfentwintig ophield, nu zie ik noodgedwongen het beste deel nog voor me liggen.

Toch boezemt dat toekomstige leven me veel angst in. Zo stel ik me wel eens voor dat ik een kind zou hebben. Dan zie ik me achter een kinderwagen lopen en krijg ik het Spaans benauwd. Om mij heen wordt er her en der samengewoond, een enkele keer getrouwd; het zal niet lang duren voor de eerste kinderen in mijn vriendenkring zullen verschijnen. En dan komen de verwachtingsvolle blikken opeens mijn kant op natuurlijk. Daar ben ik dus een beetje bang voor en daarom ben ik op zoek naar een compromis.

Een vriend van mij is onlangs oom geworden. Hij was er zo extatisch blij mee dat ik me afvroeg of hij de geboorte van een eigen kind wel zou overleven. Maar goed, een beetje blijdschap is natuurlijk wel op zijn plaats, want als oom bevind je je in een zeer bevoorrechte positie. Altijd word je met gejuich onthaald. Je vertelt een leuk verhaaltje hier of daar, slingert eens een kind in de rondte en net voor ze gaan huilen of in hun broek poepen ga je weer naar huis. Wel de lusten, niet de luiers.

Ik had vroeger een oom die eerst in Suriname en vervolgens op Curaçao woonde. Eens in de twee jaar kwam hij naar Nederland, volgeladen met cadeautjes en spannende verhalen voor mij en mijn broer. Wat een feest. Een doos vol dia’s toonde ons bosnegerdorpshoofden, van piranha’s wemelende rivieren en het Paramaribose straatleven.

Mijn oom was degene waarmee ik me onderscheidde van mijn klasgenoten. Jaloezie heerste alom als ik zijn exotische verhalen op het schoolplein opdiste. Daarbij kwam dat mijn oom echt mijn oom was, de broer van mijn vader, en niet zo’n vriend van de familie die bij gebrek aan beter dan maar oom genoemd wordt. Dat vond ik toen heel belangrijk, nu zou ik best surrogaat-oom willen zijn voor de kinderen van mijn vrienden.

Ik zou als oom een beetje willen oefenen voor een eventueel ouderschap. Je hoort wel eens dat het houden van een huisdier je voorbereidt op kinderzorg. Als dat zo is dan gaan de mijne een zware tijd tegemoet want de kat bij mij thuis heeft puur uit lijfsbehoud moeten leren met zijn klauwtjes de ijskast open te peuteren teneinde aan iets eetbaars te komen.

De kat lijdt aan Multiple Personality Disorder. Nu denk ik dat ik met recht kan stellen dat het ergste leed hem al berokkend was voordat ík me met hem ging bemoeien maar ik vrees dat ik met mijn verwaarlozend gedrag toch wel een persoonlijkheidje of twee aan het arsenaal heb toegevoegd. Als mijn kinderen zich op dezelfde wijze ontwikkelen dan zou ik er aan één genoeg hebben om een groot katholiek gezin op Gods aarde te zetten.

Eigen kinderen lijkt me dus voorlopig niet zo’n goed idee. De hemel zij gedankt is er in mijn buurt in geen velden of wegen een vriendin te bekennen dus ik heb nog tijd om te oefenen. Misschien dat mijnbroer eens over de brug zou kunnen komen met een paar telgen. Dan had ik meteen een goed excuus om naar een tropisch land te vertrekken.

Eind deze maand word ik zevenentwintig. Zeven en twintig. De onschuld voorgoed voorbij. Ik heb er nooit zoveel over nagedacht, maar nu laat het me plotseling niet meer los. Ooit dacht ik dat het leven ergens rond de vijfentwintig ophield, nu zie ik noodgedwongen het beste deel nog voor me liggen.

Toch boezemt dat toekomstige leven me veel angst in. Zo stel ik me wel eens voor dat ik een kind zou hebben. Dan zie ik me achter een kinderwagen lopen en krijg ik het Spaans benauwd. Om mij heen wordt er her en der samengewoond, een enkele keer getrouwd; het zal niet lang duren voor de eerste kinderen in mijn vriendenkring zullen verschijnen. En dan komen de verwachtingsvolle blikken opeens mijn kant op natuurlijk. Daar ben ik dus een beetje bang voor en daarom ben ik op zoek naar een compromis.

Een vriend van mij is onlangs oom geworden. Hij was er zo extatisch blij mee dat ik me afvroeg of hij de geboorte van een eigen kind wel zou overleven. Maar goed, een beetje blijdschap is natuurlijk wel op zijn plaats, want als oom bevind je je in een zeer bevoorrechte positie. Altijd word je met gejuich onthaald. Je vertelt een leuk verhaaltje hier of daar, slingert eens een kind in de rondte en net voor ze gaan huilen of in hun broek poepen ga je weer naar huis. Wel de lusten, niet de luiers.

Ik had vroeger een oom die eerst in Suriname en vervolgens op Curaçao woonde. Eens in de twee jaar kwam hij naar Nederland, volgeladen met cadeautjes en spannende verhalen voor mij en mijn broer. Wat een feest. Een doos vol dia’s toonde ons bosnegerdorpshoofden, van piranha’s wemelende rivieren en het Paramaribose straatleven.

Mijn oom was degene waarmee ik me onderscheidde van mijn klasgenoten. Jaloezie heerste alom als ik zijn exotische verhalen op het schoolplein opdiste. Daarbij kwam dat mijn oom echt mijn oom was, de broer van mijn vader, en niet zo’n vriend van de familie die bij gebrek aan beter dan maar oom genoemd wordt. Dat vond ik toen heel belangrijk, nu zou ik best surrogaat-oom willen zijn voor de kinderen van mijn vrienden.

Ik zou als oom een beetje willen oefenen voor een eventueel ouderschap. Je hoort wel eens dat het houden van een huisdier je voorbereidt op kinderzorg. Als dat zo is dan gaan de mijne een zware tijd tegemoet want de kat bij mij thuis heeft puur uit lijfsbehoud moeten leren met zijn klauwtjes de ijskast open te peuteren teneinde aan iets eetbaars te komen.

De kat lijdt aan Multiple Personality Disorder. Nu denk ik dat ik met recht kan stellen dat het ergste leed hem al berokkend was voordat ík me met hem ging bemoeien maar ik vrees dat ik met mijn verwaarlozend gedrag toch wel een persoonlijkheidje of twee aan het arsenaal heb toegevoegd. Als mijn kinderen zich op dezelfde wijze ontwikkelen dan zou ik er aan één genoeg hebben om een groot katholiek gezin op Gods aarde te zetten.

Eigen kinderen lijkt me dus voorlopig niet zo’n goed idee. De hemel zij gedankt is er in mijn buurt in geen velden of wegen een vriendin te bekennen dus ik heb nog tijd om te oefenen. Misschien dat mijnbroer eens over de brug zou kunnen komen met een paar telgen. Dan had ik meteen een goed excuus om naar een tropisch land te vertrekken.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.