Campus

Nederland wordt geen enorme huizenzee

Hij nam na jaren afscheid van ‘zijn’ leerstoel volkshuisvesting en als directeur van ‘zijn’ instituut OTB. Sinds 1 september is prof.dr.ir. Hugo Priemus decaan en hoogleraar systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM).

Gisteren hield hij zijn oratie. ,,Er wordt in Nederland veel gehannest met het inrichten van de ruimte. Dat systeem moet op de helling.”

Uw oratie gaat alleen over uw leerstoel en niet over uw plannen als decaan.

,,Voor zo’n verhaal is het nu nog te vroeg. Ik heb ervoor gekozen om uit te leggen dat systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling niet een ander woord is voor volkshuisvesting, maar dat het een bepaald gebied markeert met een andere invalshoek.”

Wat is ‘systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling’?

,,De gedachte achter die term is: we zitten zo te hannesen met de inrichting van de ruimte in Nederland, kunnen we dat niet veel beter doen? Eigenlijk moet het hele systeem op de helling. Ik deel graag de kritiek die velen hebben op de manier waarop we nu bezig zijn. Het kabinet heeft 800 miljoen euro uitgetrokken voor de regeling Bsik (besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur). Een van de 21 beleidsprioriteiten daarin is systeeminnovatie ruimtegebruik. Het voorstel is afgelopen vrijdag door het kabinet gehonoreerd. Ik zal dat onderzoek de komende jaren leiden. Naast de TU doen daar veel andere universiteiten aan mee.”

Wat is het probleem bij het inrichten van de ruimte in Nederland?

,,Van oudsher speelden gemeenten een belangrijke rol. Typisch Nederlands was dat gemeenten heel vroeg grond aankochten, nog voordat er een bestemmingsplan was. De gemeentelijke grondbedrijven hadden de regie in zo’n gebied. Begin jaren negentig zijn pogingen gedaan om de particuliere sector te interesseren. De bekende Vinex-locaties zijn daar een goed voorbeeld voor. Het rijk stelde de locaties vast, met als eis dat er maximaal dertig procent sociale woningbouw op moest. De rest is woningbouw waarmee je geld kunt verdienen. Er zijn erg veel ontwikkelaars en ieder ontwikkelt zijn stukje grond. De gemeente krijgt de restanten die niet interessant zijn, bijvoorbeeld kassen die gesaneerd moeten worden. Je ziet dus dat de samenhang in de plannen wordt ondermijnd. Woningen, scholen, winkelcentra: alles wordt apart ontwikkeld. Het resultaat is mager en uniform.”

Wat is de gedachte achter de nieuwe aanpak?

,,Je moet terug naar gebiedsgerichte ontwikkelingen. Publieke en private partijen gaan samen de boot in als het misloopt, maarprofiteren ook samen als het wel goed loopt. Een heleboel ontwikkelingen gaan ook niet meer per gemeente, de arbeids- en woningmarkt is gebiedsoverstijgend. De gemeentes moeten ook samenwerken en de provincie kan daar een goede rol in spelen om de knoop door te hakken als er een patstelling dreigt. Het gaat nu allemaal heel stroef. Dat ligt niet alleen aan de ingewikkelde regelgeving, maar ook aan de slechte organisatie. Dit jaar bereiken we een treurig diepterecord van nog geen 60 duizend nieuwe woningen. In de jaren vijftig zaten we daar al boven. We zijn het bouwen en inrichten gewoon verleerd.”

Dat ligt toch ook aan de stagnerende economie?

,,Ja, dat speelt een rol. Maar er zijn ook diverse ministers van ruimtelijke ordening bezig geweest met een restrictief beleid. Er is een bouwlocatietekort aan het ontstaan. Je kunt nu nergens terecht als je iets wilt realiseren. Dat is heel vervelend, want iedereen weet dat de komende jaren behoefte is aan meer woningen, meer water en meer infrastructuur. Bij Vinex is altijd het idee geweest: je hebt compacte steden, waar je nog best in kunt bouwen. En daarbuiten bouw je niet. Ik heb dat het Toscaanse beeld genoemd: mooie landschappen en daarbinnen de steden. Als je dat alsmaar volhoudt dan negeer je de wensen van de mensen in de steden, die ook groen en water willen. Daarnaast wordt de land- en tuinbouw zwaar ondermijnd. De Europese subsidies gaan omlaag en er zijn een aantal milieueisen waaraan ze niet kunnen voldoen. Voor een flink deel van dat landschap dat er redelijk bijlag, dreigt verwaarlozing doordat agrarische bedrijven verdwijnen. Eigenlijk komt het wel goed uit, want Nederland wordt niet groter en we kunnen die ruimte goed gebruiken. Maar dan kun je niet volhouden dat je alleen maar in de stad kunt bouwen, dus je hebt een soort nieuwe geografie nodig met een grotere verwevenheid van stad en land. Je zou nieuwe dorpen kunnen bouwen. Die enorme scheiding tussen stad en platteland gaat verdwijnen en dat biedt nieuwe inrichtingsmogelijkheden. Ik zie daar veel heil in.”

Veel mensen zijn bang dat Nederland op deze manier helemaal wordt volgebouwd.

,,Zeker, die angst leeft. Dat moet niet gebeuren. Allereerst moeten we de zogeheten groene contouren handhaven, waarbinnen niet gebouwd mag worden. Je moet er zorgvuldig mee omgaan en die contouren respecteren. Die angst van mensen voor veel beton en asfalt is gerechtvaardigd en het gaat uiteindelijk om de wensen van burgers en consumenten. Maar de redding is nabij: volgens prognoses van het CBS neemt na 2030 de bevolking af. Dat hebben we nog nooit meegemaakt. Er kan dus veel minder worden gebouwd de komende decennia. Op het ogenblik is er nog een tekort, maar in de toekomst niet meer. Ik vind het wel een rustig beeld, want dat betekent dat het niet eindeloos zo doorgaat, dat Nederland niet één grote huizenzee wordt.”

Uw lijst met nevenfuncties lijkt eindeloos. U moet haast wel een workaholic zijn.

,,Als je van je hobby je werk maakt, heb je niet het gevoel ‘wat heb ik het zwaar’, maar ‘wat bof ik dat ik al die dingen op kosten van anderen mag uitvoeren’. Kennelijk ben ik met enige energie gezegend. En van al die activiteiten die ik naast mijn werk doe, leer ik heel veel.”

Na achttien jaar heeft u afscheid genomen van onderzoeksinstituut OTB. Met pijn in uw hart?

,,Je raakt ermee verstrengeld. Los van het verzoek van het college van bestuur om decaan van TBM te worden, had ik al aangekondigd dat ik het OTB niet wilde leiden tot mijn 65ste. Het belangrijkste voor het OTB is dat de overgang naar een periode zonder mij op een nette manier kan plaatsvinden, zodat de continuïteit wordt gegarandeerd. Dat is uitstekend gelukt, nu Peter Boelhouwer mij is opgevolgd als OTB-directeur.”

Het college heeft u verzocht om decaan van TBM te worden?

,,Het verzoek was tamelijk indringend: per 1 september moeten we een nieuwe decaan TBM hebben en wij hadden gedacht dat jij dat moest zijn. Daar moest ik even over nadenken. Ik ben in mijn jonge jaren twee keer decaan van Bouwkunde geweest en had het gevoel dat ik mijn knipkaartje aan decaansactiviteiten wel afgewerkt had. Belangrijk was dat meteen de opvolging geregeld zou kunnen worden bij OTB, zodat dat zonder aansluitingsprobleem kon gebeuren.”

Dat betekende wel dat u uw leerstoel volkshuisvesting moest opgeven.

,,Dat is even slikken, maar ik voel me thuis bij TBM. Toch wilde ik mijn geschiedenis niet achter me laten. Zo flexibel ben ik niet. Mijn leerstoel kon natuurlijk geen volkshuisvesting blijven, want die is aan Bouwkunde gekoppeld. Er komt bij TBM een mastervariant systeeminnovatie en ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij sluit mijn nieuwe leerstoel aan. De decanen van Bouwkunde, Civiele Techniek en TBM zitten in het bestuur en sinds de verkoop van het geodesiegebouw is OTB de buurman van TBM. Het zijn puzzelstukjes die nu mooi in elkaar vallen.”

Wat gaat u doen als decaan?

,,Het college vindt dat TBM meer een interfacultaire faculteit moest zijn. In het toetsingsrapport van TBM staat ook die boodschap: TBM moet de groei en bloei van de TU vergroten. Zodat de TU niet alleen een enge bèta-achtige universiteit is, maar ook alfa- en gammacomponenten ontwikkelt. Dat vind ik heel nuttig, het is een plezierig soort missie. Ik geloof in een TU die niet alleen maar techniek in zijn vaandel heeft maar die ook inbedt in de samenleving. Ingenieurs moeten ook in staat zijn om leiding te geven, met mensen om te gaan en te weten hoe markten werken. Dat wens je iedere ingenieur toe, en niet alleen dat specifieke groepje TBM-afstudeerders. Eerlijk gezegd vind ik dat wij een tijdje wat achterliepen op Twente en Eindhoven, die eerder via debedrijfskundige kant die lijn hebben ingezet. Dit college heeft op dit punt dezelfde opvattingen als ik, en ik kan daar uitstekend mee uit de voeten.”(Foto’s: Sam Rentmeester)

WIE IS HUGO PRIEMUS?

Prof.dr.ir. Hugo Priemus (1942) is opgeleid als bouwkundig ingenieur aan de TU Delft en als algemeen econoom aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam. Sinds 1977 is hij hoogleraar volkshuisvesting aan de faculteit Bouwkunde. Tussen 1979 en 1983 was hij, met een onderbreking van een jaar, decaan van Bouwkunde. In 1985 werd hij directeur van onderzoeksinstituut OTB, waarvan hij dit jaar afscheid nam.

Als decaan van de faculteit Techniek, Bestuur en Management is hij betrokken bij de invoering van de nieuwe onderzoeks- en onderwijsportfolio van de TU. Priemus is gastdocent aan het Department of Urban Studies van de universiteit van Glasgow en heeft diverse bestuurlijke, adviserende en redactionele nevenfuncties.

Hij nam na jaren afscheid van ‘zijn’ leerstoel volkshuisvesting en als directeur van ‘zijn’ instituut OTB. Sinds 1 september is prof.dr.ir. Hugo Priemus decaan en hoogleraar systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). Gisteren hield hij zijn oratie. ,,Er wordt in Nederland veel gehannest met het inrichten van de ruimte. Dat systeem moet op de helling.”

Uw oratie gaat alleen over uw leerstoel en niet over uw plannen als decaan.

,,Voor zo’n verhaal is het nu nog te vroeg. Ik heb ervoor gekozen om uit te leggen dat systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling niet een ander woord is voor volkshuisvesting, maar dat het een bepaald gebied markeert met een andere invalshoek.”

Wat is ‘systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling’?

,,De gedachte achter die term is: we zitten zo te hannesen met de inrichting van de ruimte in Nederland, kunnen we dat niet veel beter doen? Eigenlijk moet het hele systeem op de helling. Ik deel graag de kritiek die velen hebben op de manier waarop we nu bezig zijn. Het kabinet heeft 800 miljoen euro uitgetrokken voor de regeling Bsik (besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur). Een van de 21 beleidsprioriteiten daarin is systeeminnovatie ruimtegebruik. Het voorstel is afgelopen vrijdag door het kabinet gehonoreerd. Ik zal dat onderzoek de komende jaren leiden. Naast de TU doen daar veel andere universiteiten aan mee.”

Wat is het probleem bij het inrichten van de ruimte in Nederland?

,,Van oudsher speelden gemeenten een belangrijke rol. Typisch Nederlands was dat gemeenten heel vroeg grond aankochten, nog voordat er een bestemmingsplan was. De gemeentelijke grondbedrijven hadden de regie in zo’n gebied. Begin jaren negentig zijn pogingen gedaan om de particuliere sector te interesseren. De bekende Vinex-locaties zijn daar een goed voorbeeld voor. Het rijk stelde de locaties vast, met als eis dat er maximaal dertig procent sociale woningbouw op moest. De rest is woningbouw waarmee je geld kunt verdienen. Er zijn erg veel ontwikkelaars en ieder ontwikkelt zijn stukje grond. De gemeente krijgt de restanten die niet interessant zijn, bijvoorbeeld kassen die gesaneerd moeten worden. Je ziet dus dat de samenhang in de plannen wordt ondermijnd. Woningen, scholen, winkelcentra: alles wordt apart ontwikkeld. Het resultaat is mager en uniform.”

Wat is de gedachte achter de nieuwe aanpak?

,,Je moet terug naar gebiedsgerichte ontwikkelingen. Publieke en private partijen gaan samen de boot in als het misloopt, maarprofiteren ook samen als het wel goed loopt. Een heleboel ontwikkelingen gaan ook niet meer per gemeente, de arbeids- en woningmarkt is gebiedsoverstijgend. De gemeentes moeten ook samenwerken en de provincie kan daar een goede rol in spelen om de knoop door te hakken als er een patstelling dreigt. Het gaat nu allemaal heel stroef. Dat ligt niet alleen aan de ingewikkelde regelgeving, maar ook aan de slechte organisatie. Dit jaar bereiken we een treurig diepterecord van nog geen 60 duizend nieuwe woningen. In de jaren vijftig zaten we daar al boven. We zijn het bouwen en inrichten gewoon verleerd.”

Dat ligt toch ook aan de stagnerende economie?

,,Ja, dat speelt een rol. Maar er zijn ook diverse ministers van ruimtelijke ordening bezig geweest met een restrictief beleid. Er is een bouwlocatietekort aan het ontstaan. Je kunt nu nergens terecht als je iets wilt realiseren. Dat is heel vervelend, want iedereen weet dat de komende jaren behoefte is aan meer woningen, meer water en meer infrastructuur. Bij Vinex is altijd het idee geweest: je hebt compacte steden, waar je nog best in kunt bouwen. En daarbuiten bouw je niet. Ik heb dat het Toscaanse beeld genoemd: mooie landschappen en daarbinnen de steden. Als je dat alsmaar volhoudt dan negeer je de wensen van de mensen in de steden, die ook groen en water willen. Daarnaast wordt de land- en tuinbouw zwaar ondermijnd. De Europese subsidies gaan omlaag en er zijn een aantal milieueisen waaraan ze niet kunnen voldoen. Voor een flink deel van dat landschap dat er redelijk bijlag, dreigt verwaarlozing doordat agrarische bedrijven verdwijnen. Eigenlijk komt het wel goed uit, want Nederland wordt niet groter en we kunnen die ruimte goed gebruiken. Maar dan kun je niet volhouden dat je alleen maar in de stad kunt bouwen, dus je hebt een soort nieuwe geografie nodig met een grotere verwevenheid van stad en land. Je zou nieuwe dorpen kunnen bouwen. Die enorme scheiding tussen stad en platteland gaat verdwijnen en dat biedt nieuwe inrichtingsmogelijkheden. Ik zie daar veel heil in.”

Veel mensen zijn bang dat Nederland op deze manier helemaal wordt volgebouwd.

,,Zeker, die angst leeft. Dat moet niet gebeuren. Allereerst moeten we de zogeheten groene contouren handhaven, waarbinnen niet gebouwd mag worden. Je moet er zorgvuldig mee omgaan en die contouren respecteren. Die angst van mensen voor veel beton en asfalt is gerechtvaardigd en het gaat uiteindelijk om de wensen van burgers en consumenten. Maar de redding is nabij: volgens prognoses van het CBS neemt na 2030 de bevolking af. Dat hebben we nog nooit meegemaakt. Er kan dus veel minder worden gebouwd de komende decennia. Op het ogenblik is er nog een tekort, maar in de toekomst niet meer. Ik vind het wel een rustig beeld, want dat betekent dat het niet eindeloos zo doorgaat, dat Nederland niet één grote huizenzee wordt.”

Uw lijst met nevenfuncties lijkt eindeloos. U moet haast wel een workaholic zijn.

,,Als je van je hobby je werk maakt, heb je niet het gevoel ‘wat heb ik het zwaar’, maar ‘wat bof ik dat ik al die dingen op kosten van anderen mag uitvoeren’. Kennelijk ben ik met enige energie gezegend. En van al die activiteiten die ik naast mijn werk doe, leer ik heel veel.”

Na achttien jaar heeft u afscheid genomen van onderzoeksinstituut OTB. Met pijn in uw hart?

,,Je raakt ermee verstrengeld. Los van het verzoek van het college van bestuur om decaan van TBM te worden, had ik al aangekondigd dat ik het OTB niet wilde leiden tot mijn 65ste. Het belangrijkste voor het OTB is dat de overgang naar een periode zonder mij op een nette manier kan plaatsvinden, zodat de continuïteit wordt gegarandeerd. Dat is uitstekend gelukt, nu Peter Boelhouwer mij is opgevolgd als OTB-directeur.”

Het college heeft u verzocht om decaan van TBM te worden?

,,Het verzoek was tamelijk indringend: per 1 september moeten we een nieuwe decaan TBM hebben en wij hadden gedacht dat jij dat moest zijn. Daar moest ik even over nadenken. Ik ben in mijn jonge jaren twee keer decaan van Bouwkunde geweest en had het gevoel dat ik mijn knipkaartje aan decaansactiviteiten wel afgewerkt had. Belangrijk was dat meteen de opvolging geregeld zou kunnen worden bij OTB, zodat dat zonder aansluitingsprobleem kon gebeuren.”

Dat betekende wel dat u uw leerstoel volkshuisvesting moest opgeven.

,,Dat is even slikken, maar ik voel me thuis bij TBM. Toch wilde ik mijn geschiedenis niet achter me laten. Zo flexibel ben ik niet. Mijn leerstoel kon natuurlijk geen volkshuisvesting blijven, want die is aan Bouwkunde gekoppeld. Er komt bij TBM een mastervariant systeeminnovatie en ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij sluit mijn nieuwe leerstoel aan. De decanen van Bouwkunde, Civiele Techniek en TBM zitten in het bestuur en sinds de verkoop van het geodesiegebouw is OTB de buurman van TBM. Het zijn puzzelstukjes die nu mooi in elkaar vallen.”

Wat gaat u doen als decaan?

,,Het college vindt dat TBM meer een interfacultaire faculteit moest zijn. In het toetsingsrapport van TBM staat ook die boodschap: TBM moet de groei en bloei van de TU vergroten. Zodat de TU niet alleen een enge bèta-achtige universiteit is, maar ook alfa- en gammacomponenten ontwikkelt. Dat vind ik heel nuttig, het is een plezierig soort missie. Ik geloof in een TU die niet alleen maar techniek in zijn vaandel heeft maar die ook inbedt in de samenleving. Ingenieurs moeten ook in staat zijn om leiding te geven, met mensen om te gaan en te weten hoe markten werken. Dat wens je iedere ingenieur toe, en niet alleen dat specifieke groepje TBM-afstudeerders. Eerlijk gezegd vind ik dat wij een tijdje wat achterliepen op Twente en Eindhoven, die eerder via debedrijfskundige kant die lijn hebben ingezet. Dit college heeft op dit punt dezelfde opvattingen als ik, en ik kan daar uitstekend mee uit de voeten.”(Foto’s: Sam Rentmeester)

WIE IS HUGO PRIEMUS?

Prof.dr.ir. Hugo Priemus (1942) is opgeleid als bouwkundig ingenieur aan de TU Delft en als algemeen econoom aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam. Sinds 1977 is hij hoogleraar volkshuisvesting aan de faculteit Bouwkunde. Tussen 1979 en 1983 was hij, met een onderbreking van een jaar, decaan van Bouwkunde. In 1985 werd hij directeur van onderzoeksinstituut OTB, waarvan hij dit jaar afscheid nam.

Als decaan van de faculteit Techniek, Bestuur en Management is hij betrokken bij de invoering van de nieuwe onderzoeks- en onderwijsportfolio van de TU. Priemus is gastdocent aan het Department of Urban Studies van de universiteit van Glasgow en heeft diverse bestuurlijke, adviserende en redactionele nevenfuncties.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.