Met een snelheid van tegen de 250.000 kilometer per uur komen ze onze dampkring binnen, om daar in een lichtende flits te verdampen. Voor Michiel van Vliet, vierdejaars student scheikundige technologie, zijn ze reden om af en toe een nachtje op te blijven.
br />
Op zijn viertiende verjaardag kreeg Van Vliet van zijn ouders een telescoop. ,,Daar is het allemaal mee begonnen. Ik ben toen gaan uitzoeken wat ik allemaal met dat ding kon doen”, verklaart hij zijn interesse in de sterren. Binnen een jaar had hij zelf een twee keer zo grote telescoop gekocht. Uiteindelijk beviel dat ook niet helemaal. ,,Elke sterrekundige krijgt daar last van: je wilt steeds een grotere kijker hebben. Toen heb ik de optiek voor een grotere telescoop gekocht en er zelf een gebouwd.”
Zijn hobby werd steeds serieuzer. ,,Ik ben toen al snel lid geworden bij de volkssterrenwacht in Middelburg. Daar heb ik iemand ontmoet die meteoren observeerde. Ik ben toen een nachtje wezen kijken vanuit zijn observatorium. Dat was een oude schuur waarvan het dak weggeschoven kon worden. Het was een nacht waarin er veel meteoren verwacht werden. De nachten daarvoor was het bewolkt geweest, maar die nacht was het kraakhelder.”
Sindsdien ligt Van Vliet, inmiddels een erg actief lid van de DMS, Dutch Meteor Society, vaker buiten. ,,Soms is het saai, dan wacht je tot er iets gebeurd. Dan opeens – paf, paf, paf – komen ze tegelijkertijd.” Natuurlijk niet elke nacht. ,,Het meest interessant zijn de meteoorzwermen. Het is bekend waanneer die komen. Dan ga je buiten liggen.”
Een meteoor begint eigenlijk bij een komeet. ,,Een komeet is een klomp ijs met gruis die een baan door het zonnestelsel heeft. Als deze baan hem dichter langs de zon voert, sublimeert het ijs; de komeet krijgt dan een staart. Er komt dan ook gruis vrij, dat zich langzamerhand verspreidt over de baan van de komeet. Dat zijn de meteroïden. Als deze de dampkring van de aarde binnenkomen noemen we ze meteoren. Dat is het waarneembare verschijnsel van de lichtflits”, legt Van Vliet uit. ,,Soms zijn de brokstukken die de dampkring binnenkomen zo groot dat ze niet helemaal verdampen maar de oppervlakte van de aarde halen. Dat wat overblijft heet een meteoriet. Die wordt dan genoemd naar het dichtstbijzijnde postkantoor. Dat gebeurde bij Enschede een paar jaar terug, rond pasen 1990 was dat. Daar kwam toen een meteoriet door het dak van een woning, die kapot sloeg op een balk van het dak. Daar hebben ze toen een halve kilo steentjes en gruis gevonden: de ‘Glanerbrug-meteoriet’, naar het dorp waar het dichtst bijzijnde postkantoor was.”
Bij alleen kijken blijft het niet bij Van Vliet. ,,Als je een meteoor ziet, noteer je de tijd en de richting.” Bij het observeren gebruikt hij ook wel een camera, ,,hoewel die maar zo’n vijf á tien procent vastlegt van wat zichtbaar is,” vertelt hij. ,,Eigenlijk is het een opstelling van acht camera’s, die staan de hele nacht open met steeds een belichtingstijd van ongeveer een half uur. In het midden van de opstelling staat een rotor, zodat het gefotografeerde pad van een meteoor in stukjes wordt gehakt. Hiermee kun je dan de snelheid bepalen.”
Met een nachtje opblijven is Van Vliet nog niet klaar. ,,Bij DMS worden al die gegevens verzamelt om berekeningen uit te voeren. Door middel van de driehoeksmeting kun je de exacte baan en snelheid berekenen. Vroeger ging dat allemaal op een meettafel met een microscoop. Tegenwoordig worden de foto’s op een foto-CD gezet en worden de berekeningen met een computer uitgevoerd. Met deze gegevens kun je ook de baan van een meteorenzwerm in het zonnestelsel bepalen. Dan zie je dat de baan vaak overeenkomt met de baan van een komeet. Op basis van de berekeningen kan de verloop van de activiteit van een meteorengroep bepaald worden. Hiermee kun je voorspellen wanneer er een uitbarsting zal plaatsvinden.”
Als het tijdtip van een uitbarsting bekend wordt, wordt gekeken naar de plaats waar ze het best zichtbaar zullen zijn. Voor van Vliet betekent dat zo nu en dan een reisje. ,,In 1993 zijn we naar Frankrijk geweest om daar de uitbarsting van de Perseïden te observeren. Dat was een uitbarsting van zo’n driehonderd meteoren per uur. Een forse zwerm is zo’n honderd meteoren per uur. Een normale zwerm is vijftien per uur.”
De echte grote klapper moet nog komen. ,,Over vier jaar verwachten we een grote uitbarsting van de Leoniden. Dat wordt een echt grote uitbarsting van enkele tienduizenden meteoren per uur.”
Bevindingen die uiteindelijk voortkomen uit al het observatie- en rekenwerk worden gepubliceerd in verschillende sterrekundige vakbladen. ,,Zoveel mensen die zich echt bezig houden met dit verschijnsel zijn er niet. Ze komen dan al snel bij ons terrecht.” Ondanks publicaties en uren rekenwerk houdt Van Vliet vol dat het allemaal een hobby blijft: ,,Zo veel mogelijk meteoren zien, daar gaat het om.”
Met een snelheid van tegen de 250.000 kilometer per uur komen ze onze dampkring binnen, om daar in een lichtende flits te verdampen. Voor Michiel van Vliet, vierdejaars student scheikundige technologie, zijn ze reden om af en toe een nachtje op te blijven.
Op zijn viertiende verjaardag kreeg Van Vliet van zijn ouders een telescoop. ,,Daar is het allemaal mee begonnen. Ik ben toen gaan uitzoeken wat ik allemaal met dat ding kon doen”, verklaart hij zijn interesse in de sterren. Binnen een jaar had hij zelf een twee keer zo grote telescoop gekocht. Uiteindelijk beviel dat ook niet helemaal. ,,Elke sterrekundige krijgt daar last van: je wilt steeds een grotere kijker hebben. Toen heb ik de optiek voor een grotere telescoop gekocht en er zelf een gebouwd.”
Zijn hobby werd steeds serieuzer. ,,Ik ben toen al snel lid geworden bij de volkssterrenwacht in Middelburg. Daar heb ik iemand ontmoet die meteoren observeerde. Ik ben toen een nachtje wezen kijken vanuit zijn observatorium. Dat was een oude schuur waarvan het dak weggeschoven kon worden. Het was een nacht waarin er veel meteoren verwacht werden. De nachten daarvoor was het bewolkt geweest, maar die nacht was het kraakhelder.”
Sindsdien ligt Van Vliet, inmiddels een erg actief lid van de DMS, Dutch Meteor Society, vaker buiten. ,,Soms is het saai, dan wacht je tot er iets gebeurd. Dan opeens – paf, paf, paf – komen ze tegelijkertijd.” Natuurlijk niet elke nacht. ,,Het meest interessant zijn de meteoorzwermen. Het is bekend waanneer die komen. Dan ga je buiten liggen.”
Een meteoor begint eigenlijk bij een komeet. ,,Een komeet is een klomp ijs met gruis die een baan door het zonnestelsel heeft. Als deze baan hem dichter langs de zon voert, sublimeert het ijs; de komeet krijgt dan een staart. Er komt dan ook gruis vrij, dat zich langzamerhand verspreidt over de baan van de komeet. Dat zijn de meteroïden. Als deze de dampkring van de aarde binnenkomen noemen we ze meteoren. Dat is het waarneembare verschijnsel van de lichtflits”, legt Van Vliet uit. ,,Soms zijn de brokstukken die de dampkring binnenkomen zo groot dat ze niet helemaal verdampen maar de oppervlakte van de aarde halen. Dat wat overblijft heet een meteoriet. Die wordt dan genoemd naar het dichtstbijzijnde postkantoor. Dat gebeurde bij Enschede een paar jaar terug, rond pasen 1990 was dat. Daar kwam toen een meteoriet door het dak van een woning, die kapot sloeg op een balk van het dak. Daar hebben ze toen een halve kilo steentjes en gruis gevonden: de ‘Glanerbrug-meteoriet’, naar het dorp waar het dichtst bijzijnde postkantoor was.”
Bij alleen kijken blijft het niet bij Van Vliet. ,,Als je een meteoor ziet, noteer je de tijd en de richting.” Bij het observeren gebruikt hij ook wel een camera, ,,hoewel die maar zo’n vijf á tien procent vastlegt van wat zichtbaar is,” vertelt hij. ,,Eigenlijk is het een opstelling van acht camera’s, die staan de hele nacht open met steeds een belichtingstijd van ongeveer een half uur. In het midden van de opstelling staat een rotor, zodat het gefotografeerde pad van een meteoor in stukjes wordt gehakt. Hiermee kun je dan de snelheid bepalen.”
Met een nachtje opblijven is Van Vliet nog niet klaar. ,,Bij DMS worden al die gegevens verzamelt om berekeningen uit te voeren. Door middel van de driehoeksmeting kun je de exacte baan en snelheid berekenen. Vroeger ging dat allemaal op een meettafel met een microscoop. Tegenwoordig worden de foto’s op een foto-CD gezet en worden de berekeningen met een computer uitgevoerd. Met deze gegevens kun je ook de baan van een meteorenzwerm in het zonnestelsel bepalen. Dan zie je dat de baan vaak overeenkomt met de baan van een komeet. Op basis van de berekeningen kan de verloop van de activiteit van een meteorengroep bepaald worden. Hiermee kun je voorspellen wanneer er een uitbarsting zal plaatsvinden.”
Als het tijdtip van een uitbarsting bekend wordt, wordt gekeken naar de plaats waar ze het best zichtbaar zullen zijn. Voor van Vliet betekent dat zo nu en dan een reisje. ,,In 1993 zijn we naar Frankrijk geweest om daar de uitbarsting van de Perseïden te observeren. Dat was een uitbarsting van zo’n driehonderd meteoren per uur. Een forse zwerm is zo’n honderd meteoren per uur. Een normale zwerm is vijftien per uur.”
De echte grote klapper moet nog komen. ,,Over vier jaar verwachten we een grote uitbarsting van de Leoniden. Dat wordt een echt grote uitbarsting van enkele tienduizenden meteoren per uur.”
Bevindingen die uiteindelijk voortkomen uit al het observatie- en rekenwerk worden gepubliceerd in verschillende sterrekundige vakbladen. ,,Zoveel mensen die zich echt bezig houden met dit verschijnsel zijn er niet. Ze komen dan al snel bij ons terrecht.” Ondanks publicaties en uren rekenwerk houdt Van Vliet vol dat het allemaal een hobby blijft: ,,Zo veel mogelijk meteoren zien, daar gaat het om.”
Comments are closed.