Het onderwijs aan de TU heeft stroomlijning nodig. Het studiehuis zorgt ervoor dat een nieuw type scholier de universiteit betreedt, de rendementen van de opleiding moeten omhoog en het bedrijfsleven stelt ook andere eisen.
De grenzen tussen studie en werk vervagen. Steeds meer werk sluipt in de vorm van stages en praktijkopdrachten de studie binnen, terwijl levenslang leren betekent dat de studie niet is afgelopen met het behalen van de bul.
Van studenten wordt verwacht dat ze naadloos aansluiten op de arbeidsmarkt, maar de vraag is welke arbeidsmarkt. Een werktuigbouwkundig ingenieur wordt tegenwoordig net zo makkelijk consultant, marketeer of accountmanager bij een bank. ,,Mijn beste afstudeerders gaan naar Arthur Andersen en zo”, klaagt prof.dr.ir. A. Verruijt, hoogleraar grondmechanica. ,,Ik gun ze die leasebak best, hoor, maar het is wel jammer voor het vakgebied.”
Dit alles maakt het er voor de universiteit niet makkelijker op. De bank klaagt dat de afgestudeerden te weinig van economie weten, terwijl het ingenieursbureau constateert dat de harde technische kennis achteruit gaat. Kortom, de studie moet breder zonder aan diepgang te verliezen, maar mag niet te vol raken. O ja, en dan verlangt de internationalisering nog dat de studie zo goed mogelijk aansluit bij wat in het buitenland gebruikelijk is.
Kandidaat
Item één. De TU is van plan BSc-diploma’s uit te gaan reiken. Dat zou een soort mijlpaal moeten zijn, een tussenstop op de lange tocht tussen propedeuse en ingenieursdiploma (MSc). Rector Wakker zegt het onomwonden: ,,Het gaat daarbij niet om de inhoud, maar om de uitstraling.” Alleen, die BSc wordt wel een punt waarop studenten de TU in en uit gaan stromen.
Internationale vergelijkbaarheid is dé motivatie voor het instellen van het BSc. ,,Je kunt wel zeggen: ons ingenieursdiploma is gelijk aan een MSc, maar daarmee ben je er niet”, vervolgt Wakker. ,,Want in het buitenland is het MSc een vervolggraad, dus als je geen BSc hebt, moet je weer uitleggen dat het vwo bij ons van hoog niveau is en dat de propedeuse een eerste diploma is, wat weer merkwaardig wordt gevonden, omdat je het al na één jaar universiteit krijgt. Kortom, het is internationaal beter uit te leggen als je in de studie een extra diploma inbouwt – inderdaad, wat vroeger het kandidaats heette.”
Een extra tussenstap dus, met internationale voordeeltjes als bonus. ,,Maar dan moet het wel echt equivalent zijn”, waarschuwt prof.dr. J.G. Kuenen van TNW. ,,Het is natuurlijk perfect als iemand met een Delftse BSc aan het MIT zijn MSc gaat halen.”
Aan een BSc kleven echter ook wat potentiële nadelen. ,,Waar ik een beetje bang voor ben is dat hts-ers na de BSc gaan instromen in het programma”, zegt Verruijt. ,,Wat hts-ers missen is niet het tweede deel van de studie, maar het eerstedeel, de theoretische onderbouwing, de wiskunde, de mechanica.”
Wakker ziet het probleem en kijkt voor de oplossing naar Amerika: ,,Een BSc van MIT is iets heel anders dan een BSc van de University of Oklahoma. Dus als je met dat laatste diploma aan MIT verder wilt gaan voor het MSc, moet je een toets afleggen. Zoiets is in Nederland ook denkbaar.”
De politiek moet dat dan wel toestaan, erkent Wakker. Het Nederlandse onderwijssysteem is er altijd op gericht geweest dat universiteiten en hogescholen aan nationaal vastgelegde normen voldoen. Het afnemen van toetsen, zoals dat al gebeurt met buitenlandse studenten, is in strijd met de gedachte dat Nederlandse diploma’s equivalent zijn, ongeacht het instituut dat ze uitgeeft.
Luid
Een van de ideeën die Wakker (en anderen voor hem) opperde, was het onderscheiden van drie afstudeerthema’s: onderzoek, ontwerp en management. Op dat laatste kwam een luid ‘nee’ van de academici, maar ook het bedrijfsleven gaf te kennen liever een stevige ingenieur te hebben. De management-vaardigheden komen vanzelf wel.
De andere twee varianten vallen wel in goede aarde, vooral omdat ze nauw aansluiten bij de bestaande praktijk en in zekere zin al bestaan. Aarzelingen concentreren zich vooral op de mogelijkheid dat de twee richtingen streng van elkaar gescheiden worden. ,,Je moet niet te vroeg wegen afsluiten”, zegt prof.dr. J.M. Aarts, onderwijsdirecteur bij wiskunde. ,,Veel studenten weten in hun vierde jaar absoluut nog niet wat ze willen. En je moet natuurlijk in de gaten houden dat Delft ingenieurs moet afleveren: mensen die een probleem kunnen oplossen.”
Aarts’ collega bij Bouwkunde, prof.ir. C.J.M. Weeber, is het daar roerend mee eens. Zijn faculteit hanteert momenteel een systeem waarbij studenten zich door hun vakkenpakket kunnen profileren. Dus geen starre verdeling in afstudeerrichtingen meer. ,,De breedte is ook voor studenten leuk”, constateert Weeber.
Promotie
BSc en tweestromeningenieur komen bij elkaar in het verhaal van prof.dr.ir. J. van Katwijk, decaan van ITS. Hij ziet vanaf de BSc een ontwerptraject dat stopt bij een ingenieursdiploma, terwijl degenen die het onderzoekspad volgen zich al richten op een promotie. Hun afstudeeronderzoek moet overlappen met het promotie-onderzoek, zodat ze minder lang aio hoeven te zijn. Van Katwijk: ,,Daarbij moet je natuurlijk wel voorzichtig zijn, want het ingenieursexamen is iets anders dan een eerste jaar aio-schap.” Onderzoekers die na hun MSc toch niet promoveren, moeten wel volwaardig ingenieur zijn.
Bij Bouwkunde, een faculteit die sterk op ontwerpen gericht is, ziet Weeber de onderzoekspoot worden tot een soort kweekvijver voor de eigen docenten: ,,Twintig jaar geleden dachten we dat een goede architect ook wel een goede docent zou zijn. Dat is voorbij.”
Mogelijkheden en ideeën zat dus om de eindfase af te stemmenop de eisen des tijds. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat noch de BSc noch de twee stromen daarvoor noodzakelijke voorwaarden zijn. Binnen de bestaande structuren hebben faculteiten al voldoende ruimte om hun profielen in de breedte bij te stellen. De bovenbouw van de studie wordt een soort saladbar van vakken, waarbij je als student alleen de totale voedingswaarde in de gaten hoeft te houden.
Dat is enerzijds mooi, anderzijds is het ook wel een beetje makkelijk om de lastige keuze van de beste vakprofielen aan de studenten over te laten. Alhoewel, juist omdat ingenieurs tegenwoordig overal terecht komen en de eisen van de werkgevers dus steeds verder uiteen lopen, maakt het minder uit welke kennis je nu precies opgedaan hebt. Er is altijd wel een baan die erbij aansluit en de maat-informatie komt in de bedrijfsopleiding wel. Echt grote bedrijven kiezen er op een gegeven moment wellicht zelfs voor mensen met een BSc aan te nemen en de MSc-opleiding vervolgens zelf ter hand te nemen.
De grenzen tussen studie en werk vervagen. Steeds meer werk sluipt in de vorm van stages en praktijkopdrachten de studie binnen, terwijl levenslang leren betekent dat de studie niet is afgelopen met het behalen van de bul.
Van studenten wordt verwacht dat ze naadloos aansluiten op de arbeidsmarkt, maar de vraag is welke arbeidsmarkt. Een werktuigbouwkundig ingenieur wordt tegenwoordig net zo makkelijk consultant, marketeer of accountmanager bij een bank. ,,Mijn beste afstudeerders gaan naar Arthur Andersen en zo”, klaagt prof.dr.ir. A. Verruijt, hoogleraar grondmechanica. ,,Ik gun ze die leasebak best, hoor, maar het is wel jammer voor het vakgebied.”
Dit alles maakt het er voor de universiteit niet makkelijker op. De bank klaagt dat de afgestudeerden te weinig van economie weten, terwijl het ingenieursbureau constateert dat de harde technische kennis achteruit gaat. Kortom, de studie moet breder zonder aan diepgang te verliezen, maar mag niet te vol raken. O ja, en dan verlangt de internationalisering nog dat de studie zo goed mogelijk aansluit bij wat in het buitenland gebruikelijk is.
Kandidaat
Item één. De TU is van plan BSc-diploma’s uit te gaan reiken. Dat zou een soort mijlpaal moeten zijn, een tussenstop op de lange tocht tussen propedeuse en ingenieursdiploma (MSc). Rector Wakker zegt het onomwonden: ,,Het gaat daarbij niet om de inhoud, maar om de uitstraling.” Alleen, die BSc wordt wel een punt waarop studenten de TU in en uit gaan stromen.
Internationale vergelijkbaarheid is dé motivatie voor het instellen van het BSc. ,,Je kunt wel zeggen: ons ingenieursdiploma is gelijk aan een MSc, maar daarmee ben je er niet”, vervolgt Wakker. ,,Want in het buitenland is het MSc een vervolggraad, dus als je geen BSc hebt, moet je weer uitleggen dat het vwo bij ons van hoog niveau is en dat de propedeuse een eerste diploma is, wat weer merkwaardig wordt gevonden, omdat je het al na één jaar universiteit krijgt. Kortom, het is internationaal beter uit te leggen als je in de studie een extra diploma inbouwt – inderdaad, wat vroeger het kandidaats heette.”
Een extra tussenstap dus, met internationale voordeeltjes als bonus. ,,Maar dan moet het wel echt equivalent zijn”, waarschuwt prof.dr. J.G. Kuenen van TNW. ,,Het is natuurlijk perfect als iemand met een Delftse BSc aan het MIT zijn MSc gaat halen.”
Aan een BSc kleven echter ook wat potentiële nadelen. ,,Waar ik een beetje bang voor ben is dat hts-ers na de BSc gaan instromen in het programma”, zegt Verruijt. ,,Wat hts-ers missen is niet het tweede deel van de studie, maar het eerstedeel, de theoretische onderbouwing, de wiskunde, de mechanica.”
Wakker ziet het probleem en kijkt voor de oplossing naar Amerika: ,,Een BSc van MIT is iets heel anders dan een BSc van de University of Oklahoma. Dus als je met dat laatste diploma aan MIT verder wilt gaan voor het MSc, moet je een toets afleggen. Zoiets is in Nederland ook denkbaar.”
De politiek moet dat dan wel toestaan, erkent Wakker. Het Nederlandse onderwijssysteem is er altijd op gericht geweest dat universiteiten en hogescholen aan nationaal vastgelegde normen voldoen. Het afnemen van toetsen, zoals dat al gebeurt met buitenlandse studenten, is in strijd met de gedachte dat Nederlandse diploma’s equivalent zijn, ongeacht het instituut dat ze uitgeeft.
Luid
Een van de ideeën die Wakker (en anderen voor hem) opperde, was het onderscheiden van drie afstudeerthema’s: onderzoek, ontwerp en management. Op dat laatste kwam een luid ‘nee’ van de academici, maar ook het bedrijfsleven gaf te kennen liever een stevige ingenieur te hebben. De management-vaardigheden komen vanzelf wel.
De andere twee varianten vallen wel in goede aarde, vooral omdat ze nauw aansluiten bij de bestaande praktijk en in zekere zin al bestaan. Aarzelingen concentreren zich vooral op de mogelijkheid dat de twee richtingen streng van elkaar gescheiden worden. ,,Je moet niet te vroeg wegen afsluiten”, zegt prof.dr. J.M. Aarts, onderwijsdirecteur bij wiskunde. ,,Veel studenten weten in hun vierde jaar absoluut nog niet wat ze willen. En je moet natuurlijk in de gaten houden dat Delft ingenieurs moet afleveren: mensen die een probleem kunnen oplossen.”
Aarts’ collega bij Bouwkunde, prof.ir. C.J.M. Weeber, is het daar roerend mee eens. Zijn faculteit hanteert momenteel een systeem waarbij studenten zich door hun vakkenpakket kunnen profileren. Dus geen starre verdeling in afstudeerrichtingen meer. ,,De breedte is ook voor studenten leuk”, constateert Weeber.
Promotie
BSc en tweestromeningenieur komen bij elkaar in het verhaal van prof.dr.ir. J. van Katwijk, decaan van ITS. Hij ziet vanaf de BSc een ontwerptraject dat stopt bij een ingenieursdiploma, terwijl degenen die het onderzoekspad volgen zich al richten op een promotie. Hun afstudeeronderzoek moet overlappen met het promotie-onderzoek, zodat ze minder lang aio hoeven te zijn. Van Katwijk: ,,Daarbij moet je natuurlijk wel voorzichtig zijn, want het ingenieursexamen is iets anders dan een eerste jaar aio-schap.” Onderzoekers die na hun MSc toch niet promoveren, moeten wel volwaardig ingenieur zijn.
Bij Bouwkunde, een faculteit die sterk op ontwerpen gericht is, ziet Weeber de onderzoekspoot worden tot een soort kweekvijver voor de eigen docenten: ,,Twintig jaar geleden dachten we dat een goede architect ook wel een goede docent zou zijn. Dat is voorbij.”
Mogelijkheden en ideeën zat dus om de eindfase af te stemmenop de eisen des tijds. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat noch de BSc noch de twee stromen daarvoor noodzakelijke voorwaarden zijn. Binnen de bestaande structuren hebben faculteiten al voldoende ruimte om hun profielen in de breedte bij te stellen. De bovenbouw van de studie wordt een soort saladbar van vakken, waarbij je als student alleen de totale voedingswaarde in de gaten hoeft te houden.
Dat is enerzijds mooi, anderzijds is het ook wel een beetje makkelijk om de lastige keuze van de beste vakprofielen aan de studenten over te laten. Alhoewel, juist omdat ingenieurs tegenwoordig overal terecht komen en de eisen van de werkgevers dus steeds verder uiteen lopen, maakt het minder uit welke kennis je nu precies opgedaan hebt. Er is altijd wel een baan die erbij aansluit en de maat-informatie komt in de bedrijfsopleiding wel. Echt grote bedrijven kiezen er op een gegeven moment wellicht zelfs voor mensen met een BSc aan te nemen en de MSc-opleiding vervolgens zelf ter hand te nemen.
Comments are closed.