“Papa, we gaan over het water!” riep een kindje van ongeveer drie terwijl hij opgetogen op het raam tikte. Ik stond in een overvolle trein midden in de avondspits. Het enige wat we hoorden was het gekraak van wagons en tussendoor de enthousiaste kreten van het kind als hij buiten weer een spectaculair schaap of een waanzinnig weiland had ontdekt. Het landschap waar hij zo enthousiast van werd, ging volledig langs mij heen. In plaats van naar de schaapjes, keek ik naar de vakantieplaatjes van mijn vrienden op Insta. En ik was daarin niet de enige. Ook mijn medereizigers zaten op Instagram, TikTok of Netflix. Alleen het jochie niet.
Ik kan mezelf mijn digitale escapisme niet echt kwalijk nemen. De dag was al lang genoeg en in het halfuurtje tussen college en thuis was het fijn om even te verdwijnen in een realiteit waar al het eten mooi oogt en je nooit langer dan negentig seconden op hoeft te letten. Bovendien denk ik – ondanks de kreten van het kind – dat ik buiten weinig miste. In de loze minuten in de trein vind ik het geen probleem om even online te zijn. Wat ik echter jammer vind, is dat ook mijn studie zich bijna geheel achter een scherm afspeelt.
Dat begon met de lockdown, halverwege mijn eerste studiejaar. Ik ging van elke dag op de universiteit zitten naar vijf dagen per week thuis op mijn kamer studeren. Alles was online: van coachmeetings, colleges en afspraken met projectgroepgenootjes, tot opdrachten uitwerken en tentamens maken. Weken waarin ik veertig tot vijftig uur achter mijn laptop zat waren geen uitzondering. De opluchting was groot toen we weer fysiek naar de universiteit mochten. Het was heerlijk om mensen in het echt te zien en rond te lopen op de campus. Maar mijn schermuren namen niet echt af. Van thuis achter mijn laptop zitten, ging ik naar de TU Delft om daar achter mijn laptop te zitten.
Met projectgroepjes werken we meestal digitaal samen, zelfs als we in dezelfde ruimte zitten
De hoorcolleges konden weer fysiek. Maar tijdens college zit iedereen op een laptop aantekeningen te maken, of online te shoppen. Een laptop voor je neus betekent dat je het hele hoorcollege de afleidingen moet weerstaan, maar alleen met een schrift verschijnen is ook weer onhandig. Dit vanwege digitale quizjes tijdens college of bespreekopdrachten waarvoor je informatie op moet zoeken. Overigens lijkt het me voor een professor ook een weinig inspirerend uitzicht tijdens een hoorcollege, die muur van zilveren laptopschermen met hier en daar een sticker erop.
Met projectgroepjes werken we meestal digitaal samen, zelfs als we in dezelfde ruimte zitten. Zelfs het brainstormen, waarvoor vroeger een berg sticky-notes en een lege muur nodig was, gebeurt nu op online whiteboards. Het is een mooi stukje techniek, maar voor creativiteit helpt het niet. Zelfs de weinige boeken die ik voor mijn studie heb moeten lezen waren digitaal.
Welk voordeel heeft naar de campus komen dan nog? Een deel van mijn studie op een computer volgen vind ik geen probleem, maar zo is het te veel. We moeten nadenken over hoe we fysiek onderwijs volledig tot zijn recht kunnen laten komen. Dat is een kwestie van een balans vinden: digitale middelen op zo’n manier gebruiken dat ze van toegevoegde waarde zijn en aan de andere kant ruimte inbouwen voor samen studeren met persoonlijk contact, zonder de afleiding van schermen. Ik probeer alvast wat vaker mijn laptop weg te leggen. Wellicht kijk ik, als ik binnenkort weer in de trein zit, zelfs een keertje uit het raam.
Comments are closed.