Getverpielekes wat heb ik het koud gehad op de TU deze winter. En dat alles omdat ik in een jaren-zestiggebouw werk, uit de tijd toen de club van Rome nog niet klaar was met schrijven en de Arabieren nog onze grote vrienden waren.
Uit de tijd dat men dacht dat je energietekort kon bestrijden met drie glazen melk per dag.
De architecten van het pand van Civiele Techniek waren modernistische vormgevers. Weg met de donkere statige onderwijsgebouwen. Robuust en transparant moest een gebouw zijn en toegankelijk. De frisse wind
van de vernieuwing moest waaien door het onderwijs en door de gebouwen. Nou, ik kan je verzekeren dat het is gelukt. Met dank aan Van den Brrrrroek en Bakema. De mannen die ook de Lijnbaan en de TU aula schiepen (over tochtgaten gesproken). Er waait inderdaad een frisse wind door ons gebouw. Alleen krijgt hij bij buitentemperaturen van onder nul het karakter van een Arctische storm.
De ijzige tocht wordt veroorzaakt doordat er twee onderdoorgangen onder ons gebouw zitten, waarin deuren gesitueerd zijn die vaak opengaan of open staan waarna de koude lucht via de alom aanwezige en o zo transparante trappenhuizen omhoog waait. Natuurlijk klagen mijn dienst en ik met enige regelmaat. Want we hebben nu eenmaal geen pinguïn-genen. En als we permanent in de kou hadden willen werken dan waren we wel in een oliebollenkraam gaan staan. Het servicepunt leeft erg met ons mee, maar kan weinig anders doen dan ons adviseren de klapdeuren in de gang dicht te houden.
En dan heb ik persoonlijk nog de pech dat ik een kamer heb met een soort nepbalkonnetje met openslaande deuren. Deze zijuitgang wordt gebruikt door glazenwassers denk ik, althans dat leid ik af uit de modderige voetafdrukken op mijn bureau zo nu en dan. De openslaande deuren zijn van metaal en kieren nogal. Om te voorkomen dat ik met winterhanden en diepvriesbenen mijn stukjes zit te schrijven heb ik een tent gebouwd van een gestreepte deken tussen mijn bureau en het raam. Het ziet er een beetje uit als een Mongoolse yurt, maar dan in Hema-kleuren. Alle beetjes helpen.
Maar goed, misschien moet ik niet te hard mopperen. Over een paar jaar, als ons gebouw wordt verbouwd en we een echte ingang krijgen, komt er een einde aan ons leed. En trouwens: zo vaak komen deze lange strenge winters nu ook weer niet voor. De laatste keer dat we zoveel sneeuw en kou hadden was in 1978-1979. Ik was die winter trouwens niet in Delft maar in Beijing, als uitwisselingsstudent. In Beijing was het in januari overdag meestal min tien. En de universiteit daar werd zeer slecht verwarmd. We zaten dik ingepakt met jassen en sjaals in de collegebanken. Lastig schrijven hoor, Chinese tekens, met dikke wanten aan. Maar het had ook wel zijn charme. Dus misschien moet ik niet zo mopperen. Het kan immers vast nog erger.
Ellen Touw is hoofd van de dienst onderwijs- en studentzaken bij Civiele Techniek en Geowetenschappen en beleidsadviseur internationalisering.
“Nu wordt het tijd om te gaan lachen”, zegt presentator Valerio Zeno als hij de ‘Nieuwe Lama’s’ het podium op roept. Huppelend stormen Klaas van Eerden, Maaike Martens, Steyn de Leeuwe, Korneel Evers, Matthijs Wind en Fabian Jansen door het gangpad. Na het einde van het succesvolle BNN improvisatieprogramma ‘De Lama’s’ is het aan hen om het publiek te vermaken met net bedachte grappen.
Tijdens de warming-up staan de ‘Nieuwe Lama’s’ in een hondenasiel, waar de situatie hilarisch uit de hand loopt omdat ze alleen woorden met één lettergreep mogen gebruiken. “Mijn hond is dood!” roept de nieuwe hondenbezitter als hij in het asiel staat. Het zet het zestal meteen op scherp, want het is lastig om de kwalen en uiterlijke kenmerken van een dode hond in slechts één lettergreep te vangen. Als de verdrietige eigenaar vertelt dat zijn hond naar de hemel is gegaan, ‘naar een wolk waar al zijn matties zijn’ speelt het publiek voor zoemer, en is het aan de volgende Lama om zich uit het woordspel te redden.
Bij het volgende spel mogen twee Lama’s maar twee zinnen gebruiken. De derde Lama mag alles zeggen wat er in hem of haar opkomt. Onder de handen van Maaike Martens verandert een harttransplantatie in een groot bloedbad als zij het vel van de patiënt vast probeert te zetten. “Is zo’n ding altijd zo groot?” vraagt Fabian Jansen steeds als zij de patiënt met scalpels en messen verder open snijdt. “Ik geloof niet dat dit zo’n goed idee is”, zegt Steyn de Leeuwe als Martens in paniek het oog van de patiënt dicht naait. Met deze simpele zinnen die steeds herhaald worden, zet het drietal een grappig, bloederig verhaal in elkaar. Ze laten daarmee zien dat ze al goed op elkaar zijn ingespeeld.
Nieuw in het spelconcept zijn de op het podium bedachte liedjes. Jansen en Van der Eerden spelen moeder en dochter. Jansen is een wat treurig kijkende dochter met een sneu mutsje en lijp brilletje dat nauwelijks aandacht krijgt van moederlief. Maar de dochter laat het er niet bij zitten en besluit konijn Flappie naar de hemel te helpen om aandacht van haar moeder te krijgen. Op een reggae-melodie zingt Jansen: ‘Het is over met de pret, mijn moeder lag in bed, met Flappie, dus ik knipte Flappie open en haalde er van alles uit’.
Martens en Evers spelen de kauwgom kauwende McDonalds kassajuffrouw Queenie en haar iets te dikke klant Hans. Queenie lacht eerst nog om de bestelling van Hans, omdat hij als dikkerd een cola light bestelt. Maar als Hans bekent dat hij helemaal niet van McDonalds voer houdt en alleen voor haar in de snacktent staat, smelt Queenie en dromen ze al zingend weg van een eigen frituurkot met frikandellen speciaal.
De wat banale karakters komen helemaal tot leven tijdens de avond in Speakers. Maar niet alles is geslaagd. Het gesprek tussen een psychiater en zijn patiënt met een schoenenverslaving werkt niet goed genoeg. Gelukkig is dat wel een uitzondering. De meeste typetjes zijn geslaagd vaak bijzonder origineel. Het belooft een grappig comedy-seizoen te worden bij BNN.
Vanaf september zijn de afleveringen van de ‘Nieuwe Lama’s’ op BNN te zien.

Comments are closed.