Campus

Jorritsma: geef bedrijven meer invloed op universiteit

Het bedrijfsleven moet meer invloed krijgen op het universitaire onderzoek. Daarvoor pleitte minister Jorritsma maandag tijdens de opening van het academisch jaar in Utrecht.

Veertig studenten bezetten afgelopen maandag de aula van de Rijksuniversiteit Groningen waar de opening van het academisch jaar zou plaatsvinden. Zij wilden met de actie aandacht vragen voor de groeiende invloed van het bedrijfsleven op onderwijs en onderzoek. Een reclamezuil in de universiteitsbibliotheek is daar in hun ogen een uitwas van.

Ongeveer tegelijkertijd pleitte minister Jorritsma (Economische Zaken) voor meer invloed van het bedrijfsleven, met name op het onderzoek. Dat deed zij bij de opening van het academisch jaar in Utrecht. Kennis is een belangrijke productiefactor, betoogde zij, en daarom investeert de overheid veel in onderzoek. Maar de universiteiten springen te weinig in op de kennisvraag van bedrijven. Daarom is het rendement van die investeringen te laag.

Dat moet dus anders. Bedrijven moeten meer invloed krijgen op de universitaire onderzoeksagenda, zei Jorritsma, en universiteiten moeten gestimuleerd worden om meer te voldoen aan de kennisvraag van bedrijven. ,,We zouden de universiteiten hier meer op kunnen afrekenen”, vervolgde de minister, ongestoord door actievoerders. ,,Want daar zit ‘m de kneep: onderzoeksgeld wordt in Nederland niet verdeeld op basis van kwaliteit en prestaties, maar op basis van historie en traditie.”

De economieminister kreeg al weerwoord voor ze was uitgesproken, niet alleen van de Groningse actievoerders, maar ook van collegevoorzitter Noorda van de Universiteit van Amsterdam. Die vertelde dat hij onlangs op het ministerie van Onderwijs mocht komen meepraten over de financiering van onderzoek. Maar anders dan hij had verwacht, ging dat gesprek niet over extra geld. Want daarvan kan geen sprake zijn, zo kreeg Noorda te horen, ,,zolang de bestaande budgetten zo vrij en ongestuurd worden besteed.”

Volgens Noorda spreekt uit die waarneming – en dus ook uit de opmerkingen van Jorritsma – onbegrip voor het Nederlandse onderzoeksklimaat. Dat is al zeer prestatie- en praktijkgericht, zozeer zelfs dat er juist reden is tot zorg over het tegendeel: het risicodragende fundamentele onderzoek komt in het gedrang. In sommige vakken is 60 procent van het onderzoek gericht op praktijkvragen. Wie dat niet genoeg vindt, lijkt volgens Noorda op ,,een pluimveebedrijf dat wel eieren wil verkopen, maar geen kippen wil houden.” (HOP)

Veertig studenten bezetten afgelopen maandag de aula van de Rijksuniversiteit Groningen waar de opening van het academisch jaar zou plaatsvinden. Zij wilden met de actie aandacht vragen voor de groeiende invloed van het bedrijfsleven op onderwijs en onderzoek. Een reclamezuil in de universiteitsbibliotheek is daar in hun ogen een uitwas van.

Ongeveer tegelijkertijd pleitte minister Jorritsma (Economische Zaken) voor meer invloed van het bedrijfsleven, met name op het onderzoek. Dat deed zij bij de opening van het academisch jaar in Utrecht. Kennis is een belangrijke productiefactor, betoogde zij, en daarom investeert de overheid veel in onderzoek. Maar de universiteiten springen te weinig in op de kennisvraag van bedrijven. Daarom is het rendement van die investeringen te laag.

Dat moet dus anders. Bedrijven moeten meer invloed krijgen op de universitaire onderzoeksagenda, zei Jorritsma, en universiteiten moeten gestimuleerd worden om meer te voldoen aan de kennisvraag van bedrijven. ,,We zouden de universiteiten hier meer op kunnen afrekenen”, vervolgde de minister, ongestoord door actievoerders. ,,Want daar zit ‘m de kneep: onderzoeksgeld wordt in Nederland niet verdeeld op basis van kwaliteit en prestaties, maar op basis van historie en traditie.”

De economieminister kreeg al weerwoord voor ze was uitgesproken, niet alleen van de Groningse actievoerders, maar ook van collegevoorzitter Noorda van de Universiteit van Amsterdam. Die vertelde dat hij onlangs op het ministerie van Onderwijs mocht komen meepraten over de financiering van onderzoek. Maar anders dan hij had verwacht, ging dat gesprek niet over extra geld. Want daarvan kan geen sprake zijn, zo kreeg Noorda te horen, ,,zolang de bestaande budgetten zo vrij en ongestuurd worden besteed.”

Volgens Noorda spreekt uit die waarneming – en dus ook uit de opmerkingen van Jorritsma – onbegrip voor het Nederlandse onderzoeksklimaat. Dat is al zeer prestatie- en praktijkgericht, zozeer zelfs dat er juist reden is tot zorg over het tegendeel: het risicodragende fundamentele onderzoek komt in het gedrang. In sommige vakken is 60 procent van het onderzoek gericht op praktijkvragen. Wie dat niet genoeg vindt, lijkt volgens Noorda op ,,een pluimveebedrijf dat wel eieren wil verkopen, maar geen kippen wil houden.” (HOP)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.