Dit kalenderjaar loopt mijn contract bij de TU Delft af: een spannend vooruitzicht. Sowieso spannend dat mijn onderzoek in de afrondende fase zit, maar natuurlijk ook de vragen naar het vervolg: Waar ga ik heen, wat zal ik doen en bovenal: wat zijn mijn mogelijkheden?Als ik de berichten mag geloven, zijn de kansen op een voorzetting van een carrière in de wetenschap tamelijk mager.
Negentig procent van de promovendi moet zijn heil elders zoeken, terwijl de meerderheid bij voorkeur wel verder zou gaan in de wetenschap. Een bevreemdende voorkeur, gezien de slechte arbeidsvoorwaarden voor jonge onderzoekers.
Vaste aanstellingen zijn nauwelijks te vinden: zij beslaan slechts 45 procent van het totaal aan banen in de wetenschap. Ze worden meestal duurzaam bezet, waardoor het aanstormende talent zich in het strijdgewoel om de overige posities mag storten. Die overige posities zijn doorgaans sterk afhankelijk van externe financiering. Het succes van een subsidieaanvraag of een samenwerkingsverband kan van doorslaggevende betekenis zijn voor het verloop van een persoonlijke carrière en daarmee van een persoonlijk leven. Het aflopen van een contract betekent vaak een verhuizing naar een andere plaats of een ander land.
Volgens het huidige wetenschapsbeleid zijn tijdelijke contracten een zegen voor de wetenschap. Namelijk: zij zorgen voor de broodnodige vernieuwing. Jonge honden zonder vaste woon- of verblijfplaats brengen leven in de brouwerij, zij schudden het vastgeroeste establishment van grijze, duffe wetenschappers met een vaste aanstelling wakker. In het kielzog van hun nomadenbestaan brengen zij de revolutie de wetenschap binnen. Weg met het stof, leve de wetenschappelijke troubadour.
Er zit een aantal aannames in deze filosofie die mij tamelijk dubieus voorkomen. Ten eerste dat een vaste aanstelling en vernieuwing haaks op elkaar staan. Een generatie van onderzoekers die zich kon wentelen in de luxe van ellenlange aanstellingen heeft wellicht geleid tot een zekere wetenschappelijke luiheid. Maar of tijdelijke aanstellingen daar de juiste remedie voor zijn? Voor vernieuwing is nodig dat men risico’s durft te nemen. Als een onderzoeker voortdurend afhankelijk is van externe beoordelingsraden en potentiële klanten, dan valt te bezien of ze veel risico durft te nemen. Een positieve onderzoeksuitkomst geeft toch meer kans op een voortzetting van subsidie of contract dan een negatieve uitkomst. Dus dicteert het individuele belang van de onderzoeker het volgen van het gebaande pad, in plaats van een onzekere, revolutionaire weg. Risico’s nemen in onderzoek is makkelijker bij een vaste aanstelling dan bij een tijdelijke aanstelling.
Ten tweede zijn de meeste wetenschappers geen ongebonden, eenzame figuren die hun leven slechts in dienst van de wetenschap stellen. De meeste wetenschappers hebben een gezin en gezinnen hebben de neiging zich te wortelen in hun omgeving. Gezinnen houden niet van ontworteling. Een ontworteld gezin kost tijd en energie. Tijd en energie die niet aan onderzoek besteed kunnen worden. Ook daarom zijn al die tijdelijke aanstellingen niet in het belang van de wetenschap.
Maar goed, ook ik heb toch mijn zinnen gezet op de wetenschap en als het moet dan neem ik die tijdelijke aanstellingen voor lief. Het is uiteindelijk juist die wetenschappelijke gedrevenheid waaraan jonge onderzoekers hun slechte arbeidsvoorwaarden te danken hebben.
Lotte Asveld is promovenda bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Dit kalenderjaar loopt mijn contract bij de TU Delft af: een spannend vooruitzicht. Sowieso spannend dat mijn onderzoek in de afrondende fase zit, maar natuurlijk ook de vragen naar het vervolg: Waar ga ik heen, wat zal ik doen en bovenal: wat zijn mijn mogelijkheden?
Als ik de berichten mag geloven, zijn de kansen op een voorzetting van een carrière in de wetenschap tamelijk mager. Negentig procent van de promovendi moet zijn heil elders zoeken, terwijl de meerderheid bij voorkeur wel verder zou gaan in de wetenschap. Een bevreemdende voorkeur, gezien de slechte arbeidsvoorwaarden voor jonge onderzoekers.
Vaste aanstellingen zijn nauwelijks te vinden: zij beslaan slechts 45 procent van het totaal aan banen in de wetenschap. Ze worden meestal duurzaam bezet, waardoor het aanstormende talent zich in het strijdgewoel om de overige posities mag storten. Die overige posities zijn doorgaans sterk afhankelijk van externe financiering. Het succes van een subsidieaanvraag of een samenwerkingsverband kan van doorslaggevende betekenis zijn voor het verloop van een persoonlijke carrière en daarmee van een persoonlijk leven. Het aflopen van een contract betekent vaak een verhuizing naar een andere plaats of een ander land.
Volgens het huidige wetenschapsbeleid zijn tijdelijke contracten een zegen voor de wetenschap. Namelijk: zij zorgen voor de broodnodige vernieuwing. Jonge honden zonder vaste woon- of verblijfplaats brengen leven in de brouwerij, zij schudden het vastgeroeste establishment van grijze, duffe wetenschappers met een vaste aanstelling wakker. In het kielzog van hun nomadenbestaan brengen zij de revolutie de wetenschap binnen. Weg met het stof, leve de wetenschappelijke troubadour.
Er zit een aantal aannames in deze filosofie die mij tamelijk dubieus voorkomen. Ten eerste dat een vaste aanstelling en vernieuwing haaks op elkaar staan. Een generatie van onderzoekers die zich kon wentelen in de luxe van ellenlange aanstellingen heeft wellicht geleid tot een zekere wetenschappelijke luiheid. Maar of tijdelijke aanstellingen daar de juiste remedie voor zijn? Voor vernieuwing is nodig dat men risico’s durft te nemen. Als een onderzoeker voortdurend afhankelijk is van externe beoordelingsraden en potentiële klanten, dan valt te bezien of ze veel risico durft te nemen. Een positieve onderzoeksuitkomst geeft toch meer kans op een voortzetting van subsidie of contract dan een negatieve uitkomst. Dus dicteert het individuele belang van de onderzoeker het volgen van het gebaande pad, in plaats van een onzekere, revolutionaire weg. Risico’s nemen in onderzoek is makkelijker bij een vaste aanstelling dan bij een tijdelijke aanstelling.
Ten tweede zijn de meeste wetenschappers geen ongebonden, eenzame figuren die hun leven slechts in dienst van de wetenschap stellen. De meeste wetenschappers hebben een gezin en gezinnen hebben de neiging zich te wortelen in hun omgeving. Gezinnen houden niet van ontworteling. Een ontworteld gezin kost tijd en energie. Tijd en energie die niet aan onderzoek besteed kunnen worden. Ook daarom zijn al die tijdelijke aanstellingen niet in het belang van de wetenschap.
Maar goed, ook ik heb toch mijn zinnen gezet op de wetenschap en als het moet dan neem ik die tijdelijke aanstellingen voor lief. Het is uiteindelijk juist die wetenschappelijke gedrevenheid waaraan jonge onderzoekers hun slechte arbeidsvoorwaarden te danken hebben.
Lotte Asveld is promovenda bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Comments are closed.