Campus

Je bent een watje als je geen onderneming begint

Log en bureaucratisch noemen sommige technostarters de TU Delft. Ze klagen over onwil en desinteresse. Maar aan de horizon gloort hoop: business angels en een ‘incubator’ waar starters praktijkervaringen en faciliteiten delen.

/strong>

Enthousiast ontvouwt de nieuwe technostarter tijdens een bijeenkomst van jonge ondernemers zijn plannen. Een superieur nieuw product is in aantocht. TBM-student Jeoffrey van den Berg luistert aandachtig naar hem, en slikt een paar opmerkingen in.

Van den Berg heeft zelf als jonge ondernemer zijn leergeld al betaald. Een onverwachte tegenvaller vormde de doodsklap voor zijn bedrijf Aluance Marine, dat hightech schakelpanelen produceerde voor plezierjachten. Maar met een paar kritische kanttekeningen het enthousiasme van de nieuwe starter om zeep helpen wil hij niet. ,,Beginnersenthousiasme is zo belangrijk”, zegt hij later. ,,Het maakt dat andere ondernemers je willen helpen. En dat is belangrijk, want uiteindelijk moet elke opdracht je gegund worden.”

Technostarters. Iedereen praat tegenwoordig over kenniseconomie en innovatievermogen, dus je zou denken: dat zijn de nieuwe helden. Spoorde onderwijsminister Van der Hoeven de universiteiten niet onlangs aan om ‘kennis’ om te zetten in ‘bedrijvigheid’? Voor zulke alchemie lijken technostarters de ideale katalysators. Delft zit op een berg patenten, maar Twente is de ‘ondernemende universiteit’. Technostarters kunnen die achterstand helpen inlopen door met de commercieel interessante patenten aan de slag te gaan. En de TU Delft profiteert graag van de wisselwerking tussen onderzoeksafdelingen en spin-offs van dat onderzoek.

De ondersteuning voor technostarters op de TU Delft komt uit verschillende hoeken. Op faculteitsniveau maken vooral Technische Natuurwetenschappen, Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek zich sterk voor de eigen kweek. De TBM-sectie technology, strategy and entrepreneurship biedt al negen jaar lang universiteitsbreed colleges aan over ondernemen, met een prominente inbreng van accountants, fiscalisten en consultants. In het verlengde van dat praktijkgerichte onderwijs floreert een netwerk voor jonge ondernemers. En het programma Technostarters TU Delft geeft met renteloze leningen starters een zetje in de rug.

Toch zijn sommige technostarters afgeknapt op de TU Delft. Neem Hai Vo, een TBM-student met een eigen bedrijf: Tweensense, gespecialiseerd in virtual reality-toepassingen voor de bouwwereld. De TU zag iets in het businessplan van Tweensense en kwam met een renteloze lening over de brug. Maar Hai raakte teleurgesteld. ,,Eén keer per jaar mag je voor de commissie van Technostarters TU Delft een presentatie houden. Ik zag mensen in slaap vallen”, vertelt hij. ,,Niet erg motiverend.” Aan Technostarters TU Delft-secretaris Gert-Jan van den Berg ligt het niet, zegt Vo. ,,Deed iedereen maar zoveel voor starters als hij. Het is wrang dat op de TU bijna niemand zich intensief met de promotie van zelfstandig ondernemen bezig houdt.”

Kweekvijver

Over de onderwijsinspanningen van TBM en het ondernemersnetwerk is Vo zeer te spreken. Maar de universiteit vindt hij ontmoedigend log en bureaucratisch. ,,Je moet vaak met alle lagen overleggen voor je iets voor elkaar kunt krijgen. Kennis en netwerken zijn moeilijk te onsluiten. We hebben als bedrijf twee jaar lang geprobeerd een netwerk op te bouwen met mensen van bouwkunde. Het resultaat was zero.”

,,De TU Delft heeft geen ondernemersklimaat”, beaamt Jeoffrey van den Berg. ,,Er moet een wonder gebeuren, wil dat veranderen. Bureaucratie en ondernemen, het is water en olie.”

Vo en Van den Berg vinden het doodzonde dat in april 2002 The Cube uit elkaar spatte, het starterscentrum waar anderhalf jaar lang twaalf Delftse technostarters faciliteiten en praktijkervaringen deelden. Deze ‘incubator’ (kweekvijver voor startups) was een initiatief van GeoDelft, die uiteindelijk de ruimte liever verhuurde aan Rijkswaterstaat. De TU had meer moeite moeten doen om technostarters een eigen incubator te bieden, vindt Van den Berg. ,,Vastgoed wilde voor een bepaald niet representatieve ruimte aan de Rotterdamseweg dezelfde huur rekenen die we aan de Keverling Buismanweg betaald hadden. Het starterscentrum viel uit elkaar. Daar kan ik me nog kwaad om maken.”

Zijn er technostarters met betere ervaringen? Jazeker – al betekent dat niet dat ze de kritiek niet herkennen. Pascal van Putten, afgestudeerd werktuigbouwkundige, is blij dat hij voor zijn bedrijf VPInstruments een onderkomen vond in het Kramers Lab. VPInstruments produceert een sensor die de stroming van gas kan meten. ,,Zeker in het begin hadden we de meetapparatuur in het Kramers Laboratorium hard nodig.”

Van Putten heeft een lijstje met onderzoekers die hij kan bellen als hij een technisch probleem heeft. ,,Het moet wel iets zijn dat ze intellectueel prikkelt. Ik zeg ook niet altijd meteen dat het om mijn bedrijf gaat: dat schrikt soms af.”

Van Putten noemt het Technostartersprogramma een goed initiatief. ,,Zonder Gert-Jan van den Berg had VPInstruments niet kunnen uitgroeien tot wat het nu is.” Maar hij vindt dat de uitvoering beter kan. ,,Met meer fulltime medewerkers kun je om de paar maanden polshoogte nemen bij starters. Misschien moet Technostarters TU Delft een zelfstandige bedrijf worden, waar ook professionele investeerders en mensen met verstand van zelfstandig ondernemen aan deelnemen.”

Professor Hans Wissema (technology, strategy and entrepreneurship) is al jaren de drijvende kracht achter de colleges voor startende ondernemers. Hij begrijpt waarom de ondersteuning voor technostarters beperkt is. ,,Onderzoekers hebben onvoldoende tijd om starters te helpen. Je maakt vooral carrière door te publiceren. En het idee om allocatiepunten toe te kennen voor het helpen van bedrijven is natuurlijk onzin.”

De TU kan wel een ondernemersklimaat creëren, vindt hij. ,,Als je geen onderneming begint ben je een watje, roepen we wel eens op de borrels van het ondernemersnetwerk. Dat meen ik ook. Excellente onderzoekers en ondernemers zijn de prinsen van de universiteit.”

De universiteit als aantrekkelijk cluster van onderzoeksgroepen en innovatieve bedrijven heeft de toekomst, denkt de hoogleraar. ,,Voor innovatie zijn zulke netwerken onmisbaar. Geen enkel innovatief bedrijf doet het tegenwoordig nog allemaal zelf. En zo’n cluster spreekt studenten aan. Niet onbelangrijk, want het is niet meer vanzelfsprekend om na je bachelor ook je master in Delft te doen.”

Wissema verwacht veel heil van business angels. Dat zijn geslaagde ondernemers – ,,als het even kan Delftse alumni” % die hun geld en expertise in een jonge onderneming willen steken. ,,De technostarter Sunshower heeft onlangs zo’n informele investeerder gevonden. Het gaat erg goed met ze.”

Sunshower

Docent Dap Hartmann is ook betrokken bij het TBM-onderwijs voor starters. De TU Delft massaal bekeren tot het ondernemerschap is niet de bedoeling, legt hij uit: studenten en medewerkers moeten wel de mogelijkheden kunnen ontdekken. In het college turning technology into business kan men bijvoorbeeld onder deskundige begeleiding de commerciële potentie van een ‘geleend’ patent onderzoeken. Een vingeroefening, die een enkele keer resulteert in een samenwerking tussen deelnemers en uitvinder. Het college ‘het schrijven van een businessplan voor startende ondernemers’ is bestemd voor mensen die serieus van plan zijn een bedrijf te beginnen. Dit college levert elk jaar zo’n drie technostarters op.

Net zoals Wissema en veel technostarters breekt Hartmann een lans voor een incubator op de TU Delft. In zo’n startercentrum moeten jonge ondernemers zich tegen een redelijke huur kunnen vestigen. De TU denkt serieus na over zo’n incubator. Industrie en overheid moeten dan wel een deel van de kosten voor hun rekening nemen.

,,Er komen meer mogelijkheden voor starters, maar ze moeten wel eerst door een strengere selectie heen komen”, zegt Joop van Eijk, beleidsmedewerker onderwijs en technologie. De TU is in de allereerste plaats geïnteresseerd in bedrijven waarmee een langdurige wisselwerking kan ontstaan. Van Eijk: ,,Het zou mooi zijn als die bedrijven voortkomen uit TU-onderzoek dat als speerpunt geldt.” En in plaats van te wachten op ideeën van technostarters, wil de TU de juiste technostarters bij commercieel interessante patenten gaan zoeken.

De juiste ondersteuning van technostarters blijft lastig. Misschien moet de TU maar een beeldengroep in zeventiende-eeuwse stijl voor de ingang van de nieuwe incubator plaatsen, om het ideaal van een goede ondersteuning voor iedereen zichtbaar te maken. In het midden staat dan de technostarter, de naïeve blik gericht op een doel dat net achter de horizon ligt. Om hem heen nemen adviseurs vermanende poses aan: heeft de technostarter wel nagedacht over het benodigde startkapitaal, de ontwikkelingskosten, de concurrentie? Een onderzoeker reikt de technostarter kennis aan, in ruil voor praktijkervaring. Maar de beeldengroep wordt gedomineerd door de universiteit: een boven iedereen uittorenende godin, die met haar schild de nog niets vermoedende technostarter probeert af te schermen van een horde aanstormende (geld)wolven. Zo’n schild kun je als technostarter goed gebruiken, want sommige grotere bedrijven vinden het leuk om kwetsbare bedrijfjes een poot uit te draaien. ,,Als er veel geld in het spel is, gaat iedereen zich anders gedragen”, heeft Jeoffrey van den Bergin de harde praktijk geleerd. Weer zo’n ongeschreven ondernemerswet waar de starter zijn voordeel mee kan doen.

www.jongeondernemers.nl

Starters

Sinds het programma Technostarters TU Delft in 1998 werd opgericht om nieuwe, ‘op hoogwaardige technologie en kennis gebaseerde’ bedrijven van medewerkers of studenten te ondersteunen, heeft dat vijftig ondernemingen opgeleverd. Een aantal kan zich marktleider noemen.

Als je kijkt naar de herkomst van de bedrijven scoren de faculteiten OCP, TNW en EWI het beste. In totaal keerde het programma een miljoen euro aan renteloze leningen uit. Na de renteloze lening neemt de TU Delft soms voor een paar jaar aandelen in het bedrijf. Later kan de ondernemer de universiteit dan ‘uitkopen’.

Maar niet elke medewerker of student die een bedrijf wil beginnen, stapt naar Technostarters. Volgens een schatting worden er aan de TU jaarlijks zo’n tweehonderd bedrijven opgericht. Daar zitten bijvoorbeeld advies- en architectenbureaus bij.

Uit een recent onderzoek naar de spin-offs van kennisinstellingen blijkt dat de ‘spin-off index’ van de TU Delft (10) boven het gemiddelde ligt, maar de Universiteit Twente staat eenzaam aan top (20).

Log en bureaucratisch noemen sommige technostarters de TU Delft. Ze klagen over onwil en desinteresse. Maar aan de horizon gloort hoop: business angels en een ‘incubator’ waar starters praktijkervaringen en faciliteiten delen.

Enthousiast ontvouwt de nieuwe technostarter tijdens een bijeenkomst van jonge ondernemers zijn plannen. Een superieur nieuw product is in aantocht. TBM-student Jeoffrey van den Berg luistert aandachtig naar hem, en slikt een paar opmerkingen in.

Van den Berg heeft zelf als jonge ondernemer zijn leergeld al betaald. Een onverwachte tegenvaller vormde de doodsklap voor zijn bedrijf Aluance Marine, dat hightech schakelpanelen produceerde voor plezierjachten. Maar met een paar kritische kanttekeningen het enthousiasme van de nieuwe starter om zeep helpen wil hij niet. ,,Beginnersenthousiasme is zo belangrijk”, zegt hij later. ,,Het maakt dat andere ondernemers je willen helpen. En dat is belangrijk, want uiteindelijk moet elke opdracht je gegund worden.”

Technostarters. Iedereen praat tegenwoordig over kenniseconomie en innovatievermogen, dus je zou denken: dat zijn de nieuwe helden. Spoorde onderwijsminister Van der Hoeven de universiteiten niet onlangs aan om ‘kennis’ om te zetten in ‘bedrijvigheid’? Voor zulke alchemie lijken technostarters de ideale katalysators. Delft zit op een berg patenten, maar Twente is de ‘ondernemende universiteit’. Technostarters kunnen die achterstand helpen inlopen door met de commercieel interessante patenten aan de slag te gaan. En de TU Delft profiteert graag van de wisselwerking tussen onderzoeksafdelingen en spin-offs van dat onderzoek.

De ondersteuning voor technostarters op de TU Delft komt uit verschillende hoeken. Op faculteitsniveau maken vooral Technische Natuurwetenschappen, Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek zich sterk voor de eigen kweek. De TBM-sectie technology, strategy and entrepreneurship biedt al negen jaar lang universiteitsbreed colleges aan over ondernemen, met een prominente inbreng van accountants, fiscalisten en consultants. In het verlengde van dat praktijkgerichte onderwijs floreert een netwerk voor jonge ondernemers. En het programma Technostarters TU Delft geeft met renteloze leningen starters een zetje in de rug.

Toch zijn sommige technostarters afgeknapt op de TU Delft. Neem Hai Vo, een TBM-student met een eigen bedrijf: Tweensense, gespecialiseerd in virtual reality-toepassingen voor de bouwwereld. De TU zag iets in het businessplan van Tweensense en kwam met een renteloze lening over de brug. Maar Hai raakte teleurgesteld. ,,Eén keer per jaar mag je voor de commissie van Technostarters TU Delft een presentatie houden. Ik zag mensen in slaap vallen”, vertelt hij. ,,Niet erg motiverend.” Aan Technostarters TU Delft-secretaris Gert-Jan van den Berg ligt het niet, zegt Vo. ,,Deed iedereen maar zoveel voor starters als hij. Het is wrang dat op de TU bijna niemand zich intensief met de promotie van zelfstandig ondernemen bezig houdt.”

Kweekvijver

Over de onderwijsinspanningen van TBM en het ondernemersnetwerk is Vo zeer te spreken. Maar de universiteit vindt hij ontmoedigend log en bureaucratisch. ,,Je moet vaak met alle lagen overleggen voor je iets voor elkaar kunt krijgen. Kennis en netwerken zijn moeilijk te onsluiten. We hebben als bedrijf twee jaar lang geprobeerd een netwerk op te bouwen met mensen van bouwkunde. Het resultaat was zero.”

,,De TU Delft heeft geen ondernemersklimaat”, beaamt Jeoffrey van den Berg. ,,Er moet een wonder gebeuren, wil dat veranderen. Bureaucratie en ondernemen, het is water en olie.”

Vo en Van den Berg vinden het doodzonde dat in april 2002 The Cube uit elkaar spatte, het starterscentrum waar anderhalf jaar lang twaalf Delftse technostarters faciliteiten en praktijkervaringen deelden. Deze ‘incubator’ (kweekvijver voor startups) was een initiatief van GeoDelft, die uiteindelijk de ruimte liever verhuurde aan Rijkswaterstaat. De TU had meer moeite moeten doen om technostarters een eigen incubator te bieden, vindt Van den Berg. ,,Vastgoed wilde voor een bepaald niet representatieve ruimte aan de Rotterdamseweg dezelfde huur rekenen die we aan de Keverling Buismanweg betaald hadden. Het starterscentrum viel uit elkaar. Daar kan ik me nog kwaad om maken.”

Zijn er technostarters met betere ervaringen? Jazeker – al betekent dat niet dat ze de kritiek niet herkennen. Pascal van Putten, afgestudeerd werktuigbouwkundige, is blij dat hij voor zijn bedrijf VPInstruments een onderkomen vond in het Kramers Lab. VPInstruments produceert een sensor die de stroming van gas kan meten. ,,Zeker in het begin hadden we de meetapparatuur in het Kramers Laboratorium hard nodig.”

Van Putten heeft een lijstje met onderzoekers die hij kan bellen als hij een technisch probleem heeft. ,,Het moet wel iets zijn dat ze intellectueel prikkelt. Ik zeg ook niet altijd meteen dat het om mijn bedrijf gaat: dat schrikt soms af.”

Van Putten noemt het Technostartersprogramma een goed initiatief. ,,Zonder Gert-Jan van den Berg had VPInstruments niet kunnen uitgroeien tot wat het nu is.” Maar hij vindt dat de uitvoering beter kan. ,,Met meer fulltime medewerkers kun je om de paar maanden polshoogte nemen bij starters. Misschien moet Technostarters TU Delft een zelfstandige bedrijf worden, waar ook professionele investeerders en mensen met verstand van zelfstandig ondernemen aan deelnemen.”

Professor Hans Wissema (technology, strategy and entrepreneurship) is al jaren de drijvende kracht achter de colleges voor startende ondernemers. Hij begrijpt waarom de ondersteuning voor technostarters beperkt is. ,,Onderzoekers hebben onvoldoende tijd om starters te helpen. Je maakt vooral carrière door te publiceren. En het idee om allocatiepunten toe te kennen voor het helpen van bedrijven is natuurlijk onzin.”

De TU kan wel een ondernemersklimaat creëren, vindt hij. ,,Als je geen onderneming begint ben je een watje, roepen we wel eens op de borrels van het ondernemersnetwerk. Dat meen ik ook. Excellente onderzoekers en ondernemers zijn de prinsen van de universiteit.”

De universiteit als aantrekkelijk cluster van onderzoeksgroepen en innovatieve bedrijven heeft de toekomst, denkt de hoogleraar. ,,Voor innovatie zijn zulke netwerken onmisbaar. Geen enkel innovatief bedrijf doet het tegenwoordig nog allemaal zelf. En zo’n cluster spreekt studenten aan. Niet onbelangrijk, want het is niet meer vanzelfsprekend om na je bachelor ook je master in Delft te doen.”

Wissema verwacht veel heil van business angels. Dat zijn geslaagde ondernemers – ,,als het even kan Delftse alumni” % die hun geld en expertise in een jonge onderneming willen steken. ,,De technostarter Sunshower heeft onlangs zo’n informele investeerder gevonden. Het gaat erg goed met ze.”

Sunshower

Docent Dap Hartmann is ook betrokken bij het TBM-onderwijs voor starters. De TU Delft massaal bekeren tot het ondernemerschap is niet de bedoeling, legt hij uit: studenten en medewerkers moeten wel de mogelijkheden kunnen ontdekken. In het college turning technology into business kan men bijvoorbeeld onder deskundige begeleiding de commerciële potentie van een ‘geleend’ patent onderzoeken. Een vingeroefening, die een enkele keer resulteert in een samenwerking tussen deelnemers en uitvinder. Het college ‘het schrijven van een businessplan voor startende ondernemers’ is bestemd voor mensen die serieus van plan zijn een bedrijf te beginnen. Dit college levert elk jaar zo’n drie technostarters op.

Net zoals Wissema en veel technostarters breekt Hartmann een lans voor een incubator op de TU Delft. In zo’n startercentrum moeten jonge ondernemers zich tegen een redelijke huur kunnen vestigen. De TU denkt serieus na over zo’n incubator. Industrie en overheid moeten dan wel een deel van de kosten voor hun rekening nemen.

,,Er komen meer mogelijkheden voor starters, maar ze moeten wel eerst door een strengere selectie heen komen”, zegt Joop van Eijk, beleidsmedewerker onderwijs en technologie. De TU is in de allereerste plaats geïnteresseerd in bedrijven waarmee een langdurige wisselwerking kan ontstaan. Van Eijk: ,,Het zou mooi zijn als die bedrijven voortkomen uit TU-onderzoek dat als speerpunt geldt.” En in plaats van te wachten op ideeën van technostarters, wil de TU de juiste technostarters bij commercieel interessante patenten gaan zoeken.

De juiste ondersteuning van technostarters blijft lastig. Misschien moet de TU maar een beeldengroep in zeventiende-eeuwse stijl voor de ingang van de nieuwe incubator plaatsen, om het ideaal van een goede ondersteuning voor iedereen zichtbaar te maken. In het midden staat dan de technostarter, de naïeve blik gericht op een doel dat net achter de horizon ligt. Om hem heen nemen adviseurs vermanende poses aan: heeft de technostarter wel nagedacht over het benodigde startkapitaal, de ontwikkelingskosten, de concurrentie? Een onderzoeker reikt de technostarter kennis aan, in ruil voor praktijkervaring. Maar de beeldengroep wordt gedomineerd door de universiteit: een boven iedereen uittorenende godin, die met haar schild de nog niets vermoedende technostarter probeert af te schermen van een horde aanstormende (geld)wolven. Zo’n schild kun je als technostarter goed gebruiken, want sommige grotere bedrijven vinden het leuk om kwetsbare bedrijfjes een poot uit te draaien. ,,Als er veel geld in het spel is, gaat iedereen zich anders gedragen”, heeft Jeoffrey van den Bergin de harde praktijk geleerd. Weer zo’n ongeschreven ondernemerswet waar de starter zijn voordeel mee kan doen.

www.jongeondernemers.nl

Starters

Sinds het programma Technostarters TU Delft in 1998 werd opgericht om nieuwe, ‘op hoogwaardige technologie en kennis gebaseerde’ bedrijven van medewerkers of studenten te ondersteunen, heeft dat vijftig ondernemingen opgeleverd. Een aantal kan zich marktleider noemen.

Als je kijkt naar de herkomst van de bedrijven scoren de faculteiten OCP, TNW en EWI het beste. In totaal keerde het programma een miljoen euro aan renteloze leningen uit. Na de renteloze lening neemt de TU Delft soms voor een paar jaar aandelen in het bedrijf. Later kan de ondernemer de universiteit dan ‘uitkopen’.

Maar niet elke medewerker of student die een bedrijf wil beginnen, stapt naar Technostarters. Volgens een schatting worden er aan de TU jaarlijks zo’n tweehonderd bedrijven opgericht. Daar zitten bijvoorbeeld advies- en architectenbureaus bij.

Uit een recent onderzoek naar de spin-offs van kennisinstellingen blijkt dat de ‘spin-off index’ van de TU Delft (10) boven het gemiddelde ligt, maar de Universiteit Twente staat eenzaam aan top (20).

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.