Opinie

Iedereen een uitvinder

Van stenen werktuigen en het gebruik van vuur tot de iPhone en Cerns deeltjesversneller. In ‘1001 uitvindingen’ komen de belangrijkste uitvindingen ooit aan bod.


Het was geen ergernis om steeds weer borden en pannen te moeten schrobben en afdrogen, die een Amerikaanse er toe aanzette de eerste vaatwasser uit te vinden. Nee, zij vond het vervelend dat het personeel steeds haar servies kapot maakte. In 1886 bedacht Josephine Cochrane daarom een afwasmachine.


Kopjes en borden werden op een draadrek in een koperen ketel geplaatst. Warme waterstralen spoten het schoon. Na een succesvolle demonstratie op de wereldtentoonstelling in Chicago, werd het ding al snel gebruikt in restaurants en hotels.


Het zijn dit soort anekdotes, die het boek ‘1001 uitvindingen die onze wereld veranderd hebben’ zeer de moeite waard maakt. Op een halve pagina worden in dit vuistdikke boek (960 pagina’s!) uitvindingen besproken. Van stenen werktuigen (2.600.000 v. Chr.) tot deeltjesversneller Large Hadron Collider (2008).


De beschreven uitvindingen zijn divers. De een ontstond om beter te overleven (vishaak), de ander is een slimme oplossing voor een bekend probleem (WC, schaar). Oorlog speelt uiteraard ook een grote rol bij veel uitvindingen.

De teksten zijn kort en to the point. Per innovatie wordt uitgelegd wie het (vermoedelijk) heeft bedacht en waarom. Dit is een ideaal boek om op te zoeken hoe een bepaalde uitvinding is ontstaan. Of hoe een viertaktmotor of luidspreker werkt.


Maar ‘1001 uitvindingen’ is meer dan alleen een naslagwerk. Wie het boek van A tot Z doorleest, krijgt een overzicht van welke uitvindingen op elkaar volgden. Verschillende onderdelen van de auto zien bijvoorbeeld na elkaar het levenslicht. Zoals: verschillende typen motoren, het gaspedaal, de versnelling en de remtrommel. Uiteraard werd de huidige auto niet in een keer ontworpen, maar het is interessant om te lezen welk onderdeel wanneer werd bedacht, in welke volgorde en hoe deze tot stand kwam.


Dit soort overzichten zijn natuurlijk ook voer voor discussie. Is kauwgom (1848) wel echt een uitvinding die in dit boek thuis hoort? Of het wattenstaafje (1923)? Ze zijn misschien minder belangrijk dan het kompas of de transistor, toch vond ik het vermakelijk om te lezen hoe deze vindingen tot stand kwamen. Leo Gerstenzang bedacht bijvoorbeeld het wattenstaafje nadat hij zijn vrouw watten op tandenstokers zag lijmen.


In zijn voorwoord schrijft de Engelse ‘Willie Wortel’ Trevor Baylis dat iedereen in potentie een uitvinder is. Een interessante gedachte maar misschien wel wat overdreven. Al maakt dit boek wel duidelijk hoe vindingrijk veel mensen zijn en waar dat toe kan leiden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.