Opinie

Het Sinaasappelmeisje

Mieke en ik drinken koffie in de stationsrestauratie van Utrecht CS. In de trein vanuit Rotterdam zat ze naast me, zomaar opeens. Door het gangpad van mijn treinstel kwam ze aanlopen, keek recht in mijn ogen en nam plaats.

Haar glimlach leek te zeggen: hier ben ik dan, herken je me niet? En ik herkende haar, natuurlijk herkende ik haar, al bestond ze daarvoor slechts in mijn gedachten. Die stralende ogen, de twee speelse staartjes in haar bruine haar. Het enige dat ik miste was het kleine diamantje in haar neus, maar dat had ze waarschijnlijk uitgedaan omdat het jeukte. Ik moest me inhouden om niet “Dag Mieke” te zeggen, dus gaf ik haar een vluchtig knikje als begroeting en pakte snel mijn boek. Ze knikte terug.

Tussen Capelle aan den IJssel en Gouda Goverwelle pelde ze een sinaasappel. Sinaasappels konden soms behoorlijk spetteren, wist Mieke. Ze hield waarschijnlijk niet van sinaasappelspetters op haar kleren, want ze spreidde keurig een servetje uit op haar schoot. Maar het servetje was te klein. Sinaasappels spuiten immers spetters tot in de wijde omtrek. Peinzend keek ze de coupé rond, alsof ergens een groot schort zou liggen dat ze om zich heen kon slaan. Er lag geen schort in de coupé.

Ze twijfelde, klemde toen de sinaasappel voorzichtig tussen haar benen, en pakte haar rode plastic tas, waar “bouwkunde” op stond. Ze kwam dus ook uit Delft. Mijn Mieke studeerde in Delft, het was een wonder. Nog voordat ze er iets uit kon halen, viel de sinaasappel op de grond. Hij stuiterde, en rolde weg. Ze keek verschrikt, glimlachte toen naar me, en dook onder de bank. De sinaasappel was verdwenen en Mieke bloosde een beetje.

Toen ze de sinaasappel teruggekregen had van de vriendelijke mevrouw achter ons, pakte ze twee grote vellen papier uit haar tasje, die ze als een tafelkleedje op haar schoot legde. Ze had veel vellen papier meegenomen, alsof ze er rekening mee gehouden had dat ze niet alleen de opdracht voor handtekenen moest afmaken, maar ook nog een sinaasappel moest pellen. Vanuit mijn ooghoek keek ik naar het tafereeltje. Mieke was het moderne Melkmeisje van Vermeer, Mieke was het Sinaasappelmeisje.

Utrecht CS kwam veel te snel. Na haar sinaasappel was Mieke in slaap gevallen, en we hadden nog steeds geen woord gewisseld. ,,Hallo”, had ik moeten zeggen, ,,ik heb je nog nooit gezien, maar ik heb een kerstverhaal over je geschreven. Vervolgens had ik nonchalant de Delta uit mijn tas moeten halen om mijn verhaal aan te wijzen. ,,Jij bent Mieke”, had ik moeten zeggen, terwijl ik haar verlegen aankeek en zij verbaasd terugkeek. En op het moment dat ze wilde zeggen dat ze geen Mieke maar Janine of Anna of Sanne heette, had ik moeten zeggen: ,,Je bent de hoofdpersoon van mijn verhaal. En ik ben Rik, jouw schrijver. Kom, laten we straks iets gaan drinken in de stationsrestauratie.”

Nu stonden we op het perron. Was het al te laat? Ik kon haar natuurlijk nog op haar schouder tikken. Maar nee, ik deed het niet en haastte me om de trein naar mijn ouders te halen. Waarschijnlijk zou ik Mieke nooit meer zien. ,,Met personages uit je eigen verhalen kun je maar beter niet praten, over personages moet je schrijven”, troostte ik mezelf. ,,Als ik thuis kom, schrijf ik dat we koffie drinken in de stationsrestauratie van Utrecht CS.”

Mieke en ik drinken koffie in de stationsrestauratie van Utrecht CS. In de trein vanuit Rotterdam zat ze naast me, zomaar opeens. Door het gangpad van mijn treinstel kwam ze aanlopen, keek recht in mijn ogen en nam plaats. Haar glimlach leek te zeggen: hier ben ik dan, herken je me niet? En ik herkende haar, natuurlijk herkende ik haar, al bestond ze daarvoor slechts in mijn gedachten. Die stralende ogen, de twee speelse staartjes in haar bruine haar. Het enige dat ik miste was het kleine diamantje in haar neus, maar dat had ze waarschijnlijk uitgedaan omdat het jeukte. Ik moest me inhouden om niet “Dag Mieke” te zeggen, dus gaf ik haar een vluchtig knikje als begroeting en pakte snel mijn boek. Ze knikte terug.

Tussen Capelle aan den IJssel en Gouda Goverwelle pelde ze een sinaasappel. Sinaasappels konden soms behoorlijk spetteren, wist Mieke. Ze hield waarschijnlijk niet van sinaasappelspetters op haar kleren, want ze spreidde keurig een servetje uit op haar schoot. Maar het servetje was te klein. Sinaasappels spuiten immers spetters tot in de wijde omtrek. Peinzend keek ze de coupé rond, alsof ergens een groot schort zou liggen dat ze om zich heen kon slaan. Er lag geen schort in de coupé.

Ze twijfelde, klemde toen de sinaasappel voorzichtig tussen haar benen, en pakte haar rode plastic tas, waar “bouwkunde” op stond. Ze kwam dus ook uit Delft. Mijn Mieke studeerde in Delft, het was een wonder. Nog voordat ze er iets uit kon halen, viel de sinaasappel op de grond. Hij stuiterde, en rolde weg. Ze keek verschrikt, glimlachte toen naar me, en dook onder de bank. De sinaasappel was verdwenen en Mieke bloosde een beetje.

Toen ze de sinaasappel teruggekregen had van de vriendelijke mevrouw achter ons, pakte ze twee grote vellen papier uit haar tasje, die ze als een tafelkleedje op haar schoot legde. Ze had veel vellen papier meegenomen, alsof ze er rekening mee gehouden had dat ze niet alleen de opdracht voor handtekenen moest afmaken, maar ook nog een sinaasappel moest pellen. Vanuit mijn ooghoek keek ik naar het tafereeltje. Mieke was het moderne Melkmeisje van Vermeer, Mieke was het Sinaasappelmeisje.

Utrecht CS kwam veel te snel. Na haar sinaasappel was Mieke in slaap gevallen, en we hadden nog steeds geen woord gewisseld. ,,Hallo”, had ik moeten zeggen, ,,ik heb je nog nooit gezien, maar ik heb een kerstverhaal over je geschreven. Vervolgens had ik nonchalant de Delta uit mijn tas moeten halen om mijn verhaal aan te wijzen. ,,Jij bent Mieke”, had ik moeten zeggen, terwijl ik haar verlegen aankeek en zij verbaasd terugkeek. En op het moment dat ze wilde zeggen dat ze geen Mieke maar Janine of Anna of Sanne heette, had ik moeten zeggen: ,,Je bent de hoofdpersoon van mijn verhaal. En ik ben Rik, jouw schrijver. Kom, laten we straks iets gaan drinken in de stationsrestauratie.”

Nu stonden we op het perron. Was het al te laat? Ik kon haar natuurlijk nog op haar schouder tikken. Maar nee, ik deed het niet en haastte me om de trein naar mijn ouders te halen. Waarschijnlijk zou ik Mieke nooit meer zien. ,,Met personages uit je eigen verhalen kun je maar beter niet praten, over personages moet je schrijven”, troostte ik mezelf. ,,Als ik thuis kom, schrijf ik dat we koffie drinken in de stationsrestauratie van Utrecht CS.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.