De fossiele industrie is dit jaar weer welkom op de Delft Career Days. Volgens het bestuur van de jaarlijkse banenbeurs sluit dit aan bij de uitkomst van de raadplegingen over samenwerking met de fossiele industrie onder studenten en staf vorig jaar. Vrij vertaald: een meerderheid vindt het oké, dus het is oké.
Nu ben ik helemaal voor een democratischer universiteit, maar hier gaat iets mis.
De Career Days verplichten de oliepompers wel om in een presentatie ‘een eerlijk beeld’ van hun bedrijf te geven, ‘zonder greenwashing’. Maar het is totaal ongeloofwaardig om onder die voorwaarde organisaties toe te laten die keer op keer precies het tegenovergestelde doen. Zo maak je jezelf juist medeplichtig aan greenwashing.
Desondanks kan ik de organisatie deze tandeloze inzet op ‘een open discussiecultuur’ en de verantwoording dat ze hiermee tegemoet komen aan ‘de vraag vanuit studenten’ moeilijk kwalijk nemen. Zo leren ze het hier immers. Het is precies hoe onze universiteit als geheel ook met dit soort kwesties omgaat: niet door te komen tot een sluitend beargumenteerd standpunt, of heldere regels, maar door eindeloos ‘het gesprek aan te gaan’ zonder daarbij al te kritische analyses te maken van de mening van individuen en meerderheden.
Zelfs het meest inhoudelijke deel van de initiatieven rondom fossiele samenwerking, de ‘morele beraadkamer’, lijkt in de basis neer te komen op een peiling. In het verslag lezen we dat in drie van de vijf casussen die ze bekeken een meerderheid van de leden de samenwerking afwees. Maar waarom? Waar ligt concreet de grens? Wat waren de voor- en tegenargumenten waar men het blijkbaar over oneens was? Wat voor soort samenwerkingen waren dit überhaupt? Niets daarvan is terug te vinden. Het advies bevat enkel een verzameling abstracte principes en de aanbeveling vooral te blijven praten.
Het was een managementproces. Geen serieuze poging tot collectief nadenken.
Wat waren de voor- en tegenargumenten waar men het blijkbaar over oneens was?
En dan is er Gaza. Vanuit organisatie na organisatie stapelen rapporten zich op die tot de conclusie ‘genocide’ komen. In Tilburg had de universiteit het lef om een commissie in te stellen met de opdracht om verder te gaan dan abstracte principes en open dialoog, en om ouderwets op basis van onderzoek en argument tot concrete conclusies te komen voor wat de universiteit daarmee moet. De uitkomst was duidelijk: schort de samenwerking met Israëlische universiteiten op, of maak jezelf medeplichtig aan onderdrukking en genocide.
Wat doet de TU Delft? Niets. Stilte. Er zijn wat halve opmerkingen gemaakt om ook hierover een moreel beraad te organiseren. Maar zelfs dat lijkt er niet van te komen. Laat staan een serieus onderzoek zoals in Tilburg.
Vanwaar toch die weigering? Ik snap het werkelijk niet. Is het desinteresse? Onkunde? Angst? Ontkenning? Een gebrek aan morele moed en ethisch besef? Of is het een klassiek geval van banaliteit, en wint de gewoonte om de organisatie gezellig en gestaag draaiende te houden het simpelweg van de verantwoordelijkheid om verantwoordelijkheid te nemen?
Business as usual. Op alle fronten. Is het nieuwe jaar geen mooi moment om daar eindelijk eens mee te breken?
Comments are closed.