Wetenschap

Het landbouwbeleid op de schop

Te veel kleine akkers maken Centraal-Europese landbouw peperduur. De EU wil dat de nieuwe lidstaten het westerse wondermiddel van herverkaveling slikken. Citg-promovendus Terry van Dijk pleit voor een alternatief: de grondbank.

‘Elstars 99 cent/kg’, staat er met krullerige krijtletters op het bordje bij de groenteboer. Maar voor één kilo appels betaalt de consument niet alleen bij de kassa, maar ook via zijn aangifteformulier. Op dit moment gaat de helft van het complete budget van de Europese Unie op aan landbouwsubsidies. Om boeren in staat te stellen ‘schoon’ landbouw te bedrijven, maar ook om ze te wapenen tegen de concurrentie van buiten de EU-grenzen.

Ter vergelijking: de EU geeft meer financiële ondersteuning uit per koe, dan aan ontwikkelingshulp per inwoner in Afrika. Met de toetreding van kandidaat-lidstaten als Polen, Hongarije en Tsjechië zou dit bedrag nog veel groter worden.

,,De landbouwproductiviteit in grote delen van Centraal-Europa ligt op het niveau van Nederland rond de Tweede Wereldoorlog”, zegt geodesiepromovendus Terry van Dijk. Aanstaande dinsdag verdedigt hij zijn proefschrift ‘Dealing with Central European land fragmentation; a critical assessment on the use of Western European instruments’.

Van Dijk: ,,Het is een enorm financieel probleem voor de EU als alle boeren uit de nieuwe lidstaten landbouwsubsidies aanvragen. Brussel verzint daarom allerlei noodmaatregelen om de nieuwkomers geen of slechts een deel van de landbouwsubsidies te geven. Hierdoor verklaar je de toetreders eigenlijk tot een soort tweederangs EU-burgers.”

Een ongelijkheid waarmee ook Brusselse politici in hun maag zitten. Daarom lanceren zij grootschalige programma’s om de concurrentiekracht van Centraal-Europese boeren te vergroten.

Van Dijk: ,,Een groot obstakel voor een toename van de landbouwproductiviteit is de versnippering van het grondbezit. Ten tijde van het communisme waren de landbouwgronden grotendeels staatsbezit. Arbeiders werkten in collectieve boerderijen en staatsboerderijen, zogenaamde kolchozen en sovchozen. De staat bepaalde de productienormen. Na de val van het ijzeren gordijn werd het land teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren. Historisch gezien een eerlijke oplossing, maar hierdoor zijn ontzettend veel kleine landbouwpercelen ontstaan.”

Beschikt de gemiddelde Nederlandse boer over dertig hectare grond, zijn Hongaarse collega moet het met anderhalve hectare doen. De problemen hiervan zijn bekend. Van Dijk: ,,De bewerking van grote stukken land kost relatief veel minder tijd dan die van kleine en er gaat minder opbrengst verloren. Dit komt onder andere door verliezen op de grenzen van twee stukken land, bij slootjes en greppels. Gewassen als graan en maïs groeien beduidend slechter als ze grenzen aan water en blootstaan aan wind. Fiets langs een boerderij en je zult het zien: aan de randen groeit niet zo veel. Daarbij is een rooimachine op een lapje grond van één hectare meer bezig met draaien dan met rooien. Landbouwprocessen op kleine stukjes zijn simpelweg nauwelijks te mechaniseren.”

Stoelendans

Op het eerste gezicht lijken deze problemen identiek aan die van de versnipperde landbouwgronden in West-Europa vlak na de Tweede Wereldoorlog. Van Dijk: ,,De West-Europese versnippering was het gevolg van bevolkingsgroei en % afhankelijk van het erfrecht % het splitsen van boerderijen. Bij het overlijden van een boer werd het land vaak verdeeld onder zijn familieleden. Een boer die zijn bedrijf wilde vergoten kreeg te maken met een basale beperking: zijn bedrijf was ingesloten door andermans bezit. Ook had een boer vaak een paar kleine stukjes land verspreid over een groot gebied.”

In West-Europa werd het probleem van de agrarische lappendeken grotendeels opgelost met herverkaveling. Hierbij wordt met instemming van de deelnemers het bestaande eigendom opnieuw ruimtelijk gerangschikt. Het werkte: iedereen was immers gebaat bij grotere aaneengesloten stukken land.

Dat moeten we in Centraal-Europa ook doen, beweert Brussel en de wereldvoedselorganisatie FAO. Nee, zegt Van Dijk, want de situatie is in Centraal-Europa anno 2003 wezenlijk anders dan in West-Europa anno 1960. Van Dijk: ,,De stoelendans van percelen heeft vooralsnog geen zin. In landen als Hongarije en Bulgarije heerst geen ruimtelijk probleem, maar een eigendomsprobleem. Ik zag in een documentaire een oude vrouw met de hak van haar schoen haar land omploegen. Ze vroeg de interviewer: wat moet ik nu met extra aaneengesloten land?”

Van Dijks conclusie: Er zijn simpelweg tevéél boeren.

Dit probleem kan opgelost worden door het starten van een grondbank. Bij dit systeem % dat in Nederland met name actief gebruikt werd van 1950 tot 1980 – treedt de overheid op als strategisch grondhandelaar.

Van Dijk: ,,In Centraal-Europa zijn enorm veel ‘afwezige eigenaren’. Oude dames en heren die een klein lapje grond braak laten liggen of slechts gedeeltelijk benutten voor eigen gebruik. Bij een grondbank krijgen deze mensen bijvoorbeeld een pensioengarantie in ruil voor hun land. Vervolgens worden deze aangekochte stukken land toegevoegd aan levensvatbare maar te kleine bedrijven. Zo ontstaat langzamerhand de juiste grootte voor productieve landbouw.”

Naast de implementatie van Centraal-Europese grondbanken, wil Van Dijk via wetgeving stimuleren dat er een bloeiende grondhandel ontstaat. Van Dijk: ,,De transactiekosten voor grondverkoop moeten omlaag. Zo wordt het een dynamisch proces, waarbij boeren gestimuleerd worden zo slim mogelijk met landbouwgrond om te springen.”

Van Dijk heeft zijn proefschrift verstuurd naar diverse landbouworganisaties en EU-bestuurders, onder andere VVD-europarlementariër Jan Mulder. Van Dijk: ,,Ik hoop binnenkort in Brussel een presentatie te houden. Misschien dat het met het landbouwbeleid voor de nieuwe lidstaten dan alsnog goed afloopt.”

‘Elstars 99 cent/kg’, staat er met krullerige krijtletters op het bordje bij de groenteboer. Maar voor één kilo appels betaalt de consument niet alleen bij de kassa, maar ook via zijn aangifteformulier. Op dit moment gaat de helft van het complete budget van de Europese Unie op aan landbouwsubsidies. Om boeren in staat te stellen ‘schoon’ landbouw te bedrijven, maar ook om ze te wapenen tegen de concurrentie van buiten de EU-grenzen.

Ter vergelijking: de EU geeft meer financiële ondersteuning uit per koe, dan aan ontwikkelingshulp per inwoner in Afrika. Met de toetreding van kandidaat-lidstaten als Polen, Hongarije en Tsjechië zou dit bedrag nog veel groter worden.

,,De landbouwproductiviteit in grote delen van Centraal-Europa ligt op het niveau van Nederland rond de Tweede Wereldoorlog”, zegt geodesiepromovendus Terry van Dijk. Aanstaande dinsdag verdedigt hij zijn proefschrift ‘Dealing with Central European land fragmentation; a critical assessment on the use of Western European instruments’.

Van Dijk: ,,Het is een enorm financieel probleem voor de EU als alle boeren uit de nieuwe lidstaten landbouwsubsidies aanvragen. Brussel verzint daarom allerlei noodmaatregelen om de nieuwkomers geen of slechts een deel van de landbouwsubsidies te geven. Hierdoor verklaar je de toetreders eigenlijk tot een soort tweederangs EU-burgers.”

Een ongelijkheid waarmee ook Brusselse politici in hun maag zitten. Daarom lanceren zij grootschalige programma’s om de concurrentiekracht van Centraal-Europese boeren te vergroten.

Van Dijk: ,,Een groot obstakel voor een toename van de landbouwproductiviteit is de versnippering van het grondbezit. Ten tijde van het communisme waren de landbouwgronden grotendeels staatsbezit. Arbeiders werkten in collectieve boerderijen en staatsboerderijen, zogenaamde kolchozen en sovchozen. De staat bepaalde de productienormen. Na de val van het ijzeren gordijn werd het land teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren. Historisch gezien een eerlijke oplossing, maar hierdoor zijn ontzettend veel kleine landbouwpercelen ontstaan.”

Beschikt de gemiddelde Nederlandse boer over dertig hectare grond, zijn Hongaarse collega moet het met anderhalve hectare doen. De problemen hiervan zijn bekend. Van Dijk: ,,De bewerking van grote stukken land kost relatief veel minder tijd dan die van kleine en er gaat minder opbrengst verloren. Dit komt onder andere door verliezen op de grenzen van twee stukken land, bij slootjes en greppels. Gewassen als graan en maïs groeien beduidend slechter als ze grenzen aan water en blootstaan aan wind. Fiets langs een boerderij en je zult het zien: aan de randen groeit niet zo veel. Daarbij is een rooimachine op een lapje grond van één hectare meer bezig met draaien dan met rooien. Landbouwprocessen op kleine stukjes zijn simpelweg nauwelijks te mechaniseren.”

Stoelendans

Op het eerste gezicht lijken deze problemen identiek aan die van de versnipperde landbouwgronden in West-Europa vlak na de Tweede Wereldoorlog. Van Dijk: ,,De West-Europese versnippering was het gevolg van bevolkingsgroei en % afhankelijk van het erfrecht % het splitsen van boerderijen. Bij het overlijden van een boer werd het land vaak verdeeld onder zijn familieleden. Een boer die zijn bedrijf wilde vergoten kreeg te maken met een basale beperking: zijn bedrijf was ingesloten door andermans bezit. Ook had een boer vaak een paar kleine stukjes land verspreid over een groot gebied.”

In West-Europa werd het probleem van de agrarische lappendeken grotendeels opgelost met herverkaveling. Hierbij wordt met instemming van de deelnemers het bestaande eigendom opnieuw ruimtelijk gerangschikt. Het werkte: iedereen was immers gebaat bij grotere aaneengesloten stukken land.

Dat moeten we in Centraal-Europa ook doen, beweert Brussel en de wereldvoedselorganisatie FAO. Nee, zegt Van Dijk, want de situatie is in Centraal-Europa anno 2003 wezenlijk anders dan in West-Europa anno 1960. Van Dijk: ,,De stoelendans van percelen heeft vooralsnog geen zin. In landen als Hongarije en Bulgarije heerst geen ruimtelijk probleem, maar een eigendomsprobleem. Ik zag in een documentaire een oude vrouw met de hak van haar schoen haar land omploegen. Ze vroeg de interviewer: wat moet ik nu met extra aaneengesloten land?”

Van Dijks conclusie: Er zijn simpelweg tevéél boeren.

Dit probleem kan opgelost worden door het starten van een grondbank. Bij dit systeem % dat in Nederland met name actief gebruikt werd van 1950 tot 1980 – treedt de overheid op als strategisch grondhandelaar.

Van Dijk: ,,In Centraal-Europa zijn enorm veel ‘afwezige eigenaren’. Oude dames en heren die een klein lapje grond braak laten liggen of slechts gedeeltelijk benutten voor eigen gebruik. Bij een grondbank krijgen deze mensen bijvoorbeeld een pensioengarantie in ruil voor hun land. Vervolgens worden deze aangekochte stukken land toegevoegd aan levensvatbare maar te kleine bedrijven. Zo ontstaat langzamerhand de juiste grootte voor productieve landbouw.”

Naast de implementatie van Centraal-Europese grondbanken, wil Van Dijk via wetgeving stimuleren dat er een bloeiende grondhandel ontstaat. Van Dijk: ,,De transactiekosten voor grondverkoop moeten omlaag. Zo wordt het een dynamisch proces, waarbij boeren gestimuleerd worden zo slim mogelijk met landbouwgrond om te springen.”

Van Dijk heeft zijn proefschrift verstuurd naar diverse landbouworganisaties en EU-bestuurders, onder andere VVD-europarlementariër Jan Mulder. Van Dijk: ,,Ik hoop binnenkort in Brussel een presentatie te houden. Misschien dat het met het landbouwbeleid voor de nieuwe lidstaten dan alsnog goed afloopt.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.