Een minimaatje, vorig jaar in deze krant, bracht hem op het spoor: sinds drie maanden studeert Joeri Potters, vijfdejaars wiskunde, in Palaiseau, een stadje op twintig kilometer van Parijs.
Maar de twee eeuwen oude traditie van de beroemde Ecole Polytechnique kijkt daar op hem neer: op 14 juli loopt hij voorop over de Champs Elysees.
,,Goedemiddag meneer, waarmee kan ik u van dienst zijn?” ,,Ik wou geld opnemen van mijn rekening.” ,,Dat kan meneer, welk bedrag had u in gedachten?” ,,Dat hangt ervan af: kunt u mij misschien vertellen hoeveel ik nog op mijn bankrekening heb staan?” ,,Het spijt me meneer, dat is vertrouwelijke informatie, die kunnen we u niet geven.” Dat is Frankrijk in een notedop: heerlijk land vol onbegrijpelijke regels, norse dienstverleners en een tot kunst verheven bureaucratie.
Om ‘de echte Fransman’ te leren kennen vertrok ik drie maanden geleden naar Palaiseau bij Parijs. Daar maak ik deel uit van een Europees programma van de Ecole Polytechnique. Deze school is in de 18e eeuw in Parijs opgericht, en werd een kleine vijftig jaar later in Delft nageaapt. En niet zonder reden, want de Polytechnische School van Parijs was in korte tijd zeer succesvol. Aan de ene kant zorgden docenten als Cauchy, Laplace, Gay-Lussac en Becquerel voor een hoog wetenschappelijk niveau. Aan de andere kant waren het leerlingen van deze militaire instelling die een grote rol speelden in de geschiedenis van Frankrijk.
Napoleon deed als eerste een beroep op de jonge officieren voor zijn beroemde veldslagen. En hij was zo onder de indruk van hun moed en strijdlust, dat hij de school het voorrecht verleende bij overwinningsparades voor de overige troepen uit te marcheren. Maar echt bekend en razend populair werd de school toen de leerlingen zich in 1830 spontaan aansloten bij de Parijse burgerij in de opstand tegen de Franse koning.
Van dat goede contact met de Parijse bevolking is nu niet echt sprake meer. Twintig jaar geleden heeft de school het mooie gebouw in het Quartier Latin verruild voor grote, nieuwe laboratoria op een plateau buiten de stad. En dat is jammer. Voor mij is het nu moeilijker om die ‘echte’ Fransman te ontmoeten; voor de Franse leerlingen geldt eigenlijk hetzelfde. De leerlingen bevinden zich al in een uitzonderlijke positie zodra ze hier worden aangenomen. Van de duizenden scholieren die jaarlijks beginnen aan de intensieve voorbereidingsperiode van twee jaar (!) en het toelatingsexamen wordt alleen de top-vierhonderd geaccepteerd. Die bijzondere positie wordt nu nog versterkt door de geïsoleerde ligging van de campus.
De tijd dat de leerlingen samen met de Parijse bevolking complotten smeedden tegen het Franse staatshoofd ligt nu ver achter ons, maar heel af en toe kun je toch nog een beeld krijgen van de vroegere glorie van de Ecole. Eens per jaar, op Quatorze Juillet, keren de leerlingen massaal terug naar Parijs om de nationale feestdag te vieren en in hun mooie gala-uniform te paraderen over de Champs Elysees. Ik zal er deze zomer zeker bij zijn. Ook dit jaar mag ‘mijn school’ weerhelemaal voorop.
Een minimaatje, vorig jaar in deze krant, bracht hem op het spoor: sinds drie maanden studeert Joeri Potters, vijfdejaars wiskunde, in Palaiseau, een stadje op twintig kilometer van Parijs. Maar de twee eeuwen oude traditie van de beroemde Ecole Polytechnique kijkt daar op hem neer: op 14 juli loopt hij voorop over de Champs Elysees.
,,Goedemiddag meneer, waarmee kan ik u van dienst zijn?” ,,Ik wou geld opnemen van mijn rekening.” ,,Dat kan meneer, welk bedrag had u in gedachten?” ,,Dat hangt ervan af: kunt u mij misschien vertellen hoeveel ik nog op mijn bankrekening heb staan?” ,,Het spijt me meneer, dat is vertrouwelijke informatie, die kunnen we u niet geven.” Dat is Frankrijk in een notedop: heerlijk land vol onbegrijpelijke regels, norse dienstverleners en een tot kunst verheven bureaucratie.
Om ‘de echte Fransman’ te leren kennen vertrok ik drie maanden geleden naar Palaiseau bij Parijs. Daar maak ik deel uit van een Europees programma van de Ecole Polytechnique. Deze school is in de 18e eeuw in Parijs opgericht, en werd een kleine vijftig jaar later in Delft nageaapt. En niet zonder reden, want de Polytechnische School van Parijs was in korte tijd zeer succesvol. Aan de ene kant zorgden docenten als Cauchy, Laplace, Gay-Lussac en Becquerel voor een hoog wetenschappelijk niveau. Aan de andere kant waren het leerlingen van deze militaire instelling die een grote rol speelden in de geschiedenis van Frankrijk.
Napoleon deed als eerste een beroep op de jonge officieren voor zijn beroemde veldslagen. En hij was zo onder de indruk van hun moed en strijdlust, dat hij de school het voorrecht verleende bij overwinningsparades voor de overige troepen uit te marcheren. Maar echt bekend en razend populair werd de school toen de leerlingen zich in 1830 spontaan aansloten bij de Parijse burgerij in de opstand tegen de Franse koning.
Van dat goede contact met de Parijse bevolking is nu niet echt sprake meer. Twintig jaar geleden heeft de school het mooie gebouw in het Quartier Latin verruild voor grote, nieuwe laboratoria op een plateau buiten de stad. En dat is jammer. Voor mij is het nu moeilijker om die ‘echte’ Fransman te ontmoeten; voor de Franse leerlingen geldt eigenlijk hetzelfde. De leerlingen bevinden zich al in een uitzonderlijke positie zodra ze hier worden aangenomen. Van de duizenden scholieren die jaarlijks beginnen aan de intensieve voorbereidingsperiode van twee jaar (!) en het toelatingsexamen wordt alleen de top-vierhonderd geaccepteerd. Die bijzondere positie wordt nu nog versterkt door de geïsoleerde ligging van de campus.
De tijd dat de leerlingen samen met de Parijse bevolking complotten smeedden tegen het Franse staatshoofd ligt nu ver achter ons, maar heel af en toe kun je toch nog een beeld krijgen van de vroegere glorie van de Ecole. Eens per jaar, op Quatorze Juillet, keren de leerlingen massaal terug naar Parijs om de nationale feestdag te vieren en in hun mooie gala-uniform te paraderen over de Champs Elysees. Ik zal er deze zomer zeker bij zijn. Ook dit jaar mag ‘mijn school’ weerhelemaal voorop.
Comments are closed.