Campus

‘Een conflict kan nooit tot in de eeuwigheid duren’

De mammoet-reorganisatie van de TU nadert een nieuwe fase. De visie van het college van bestuur was bekend en nu ligt – op verzoek van de vakbonden – ook een extern advies op tafel.

Daarmee kan het gesprek over de concrete uitvoering beginnen. De belangrijkste opponent van het college in dit onderhandelingsspel heet ing. Frans Kok, voorzitter van de vakcentrales in het Overlegorgaan Personeelszaken.


Figuur 1 Frans Kok: ,,Wat is nou politieke macht als je het naar de vakbond vertaalt?”

,,Het externe rapport over de reorganisatie is pas verschenen, en nu al hoor je de wildste geruchten. De bonden zouden volledig achter het advies staan en het college zou precies hebben wat het wilde. Terwijl wij niet eens ons standpunt hebben bepaald. Ja, het geruchtencircuit tiert hier welig. Je wordt er wel eens moe van om iedere keer opnieuw te moeten uitleggen hoe het werkelijk zit. Maar aan de andere kant, dat houdt je ook alert. Want mensen vragen door: waarom zou je het wel of niet met het rapport eens zijn? Zulke exercities scherpen de geest.”

Hersengymnastiek over de belangen van TU-medewerkers is voor Kok niets nieuws. In 1984 nam hij zitting in het Overlegorgaan Personeelszaken (OP) en drie jaar geleden werd hij voorzitter namens de bonden. Afgelopen januari wezen Kok en zijn collega’s er nog eens op dat met de bonden niet te spotten valt. Alle overleg met het college werd toen opgeschort omdat de bonden inhoudelijk inspraak wensten over de mega-reorganisatie. Dergelijke botsingen komen niet vaak voor.

,,Een conflict kan nooit tot in de eeuwigheid duren. Op een bepaald moment moet je toch terug naar de overlegtafel. Dus probeer je een balans te vinden tussen de personeelsbelangen en de wensen van het college. Maar in dit geval konden we niet anders dan de koffer dichtklappen en vertrekken.”

Cynisch is Kok door de jarenlange strijd niet geworden. Dat kan ook niet, meent hij. ,,Als je bij ieder voorstel van het college denkt: ‘wat hebben ze nou weer’ of ‘ze moeten weer zo nodig’, valt er niet te werken.”

Opdreunen

Wordt Kok het nooit beu om steeds maar weer hetzelfde vakbondsverhaal af te moeten draaien? ,,Als je bedoelt dat we altijd op de belangen van het personeel wijzen, dan word ik daar zeker niet moe van. Werknemers mogen niet zomaar de straat op geschopt worden zonder uitzicht op een nieuwe baan, dat is een standaard-riedel die je blijft opdreunen. Wanneer je daarmee stopt, kun je als vakbond inpakken.”

,,Waar ik wél moe van word zijn de zaken die al jarenlang mislopen in het TU-beleid. Neem de totstandkoming van het voorschrift om hoogleraren te beoordelen. Vier jaar geleden werd al toegezegd dat zo’n voorschrift er zou komen. Het voorstel moest alleen nog even uitgewerkt worden. Elke keerdat we ernaar vroegen, werd ons verzekerd: het komt binnenkort. Op een gegeven moment wordt het een lachertje om er nog over te beginnen. Dan hoef je een collegelid alleen maar aan te kijken of er komt al een excuus. Daar word je wel eens moedeloos van.”

,,De grap is ook: in de jaren dat ik het in het overlegorgaan zit heb ik al heel wat cvb-wisselingen meegemaakt. Het is bijna vermakelijk om het elan te zien waarmee ieder nieuw collegelid begint. Sommigen beginnen moeiteloos opnieuw over zaken waarmee je al lang bent beziggeweest. Een aantal dingen komt steeds terug. Dat heeft wel zijn charmes, hoor. Zo hebben al vier collegeleden geroepen: ,,Een voorwaarde voor een betere organisatie is een goed systeem van beoordelingen.” En nog steeds lees je in het Sociaal Jaarverslag dat niet alle personeelsleden jaarlijks beoordeeld worden. Ik weet wel: er wordt aan gewerkt. Maar blijkbaar verandert een systeem niet zo snel als we zouden willen.”

Lichtje

Kok vindt niet dat het alsmaar slechter wordt aan de universiteit. Voor hem is reorganisatie geen synoniem voor ‘erop achteruit gaan’. ,,De tijd dat je dertig jaar lang dezelfde functie bekleedde is voorbij; dat kan en moet ook de praktijk niet zijn. Reorganisaties leveren natuurlijk spanningen op voor individuen. Sommige mensen beginnen dan echter iets nieuws waar ze heel gelukkig mee zijn. Zonder reorganisatie hadden ze zo’n stap nooit gezet.”

,,Maar er vallen te veel slachtoffers. Het probleem is dat reorganisatie op reorganisatie gestapeld wordt. Ik ken mensen die zes, zeven jaar in een onzekere situatie zitten. Dat kán niet. Er wordt veel van hen geëist, telkens moeten ze naar een andere plek. Dan zie je bij mensen het lichtje uitgaan. Bij het Bureau van de universiteit is dat nu ook een probleem. Op dat punt hebben we nog een hoop te doen.”

De vraag blijft waarom iemand vrijwel al zijn vrije tijd en z’n halve baan (als technisch medewerker op het laboratorium voor lage snelheden van L&R) opoffert om voor collega’s goede regelingen te bevechten. Kok vertelt dat hij ‘vanzelfsprekend’ lid werd van de vakbond AbvaKabo toen hij ging werken, en daarna rolde het balletje vanzelf door. ,,Als het om werk gaat, is het voor mij ondenkbaar om zaken zomaar langs je heen te laten gaan. Ik ken hier nauwelijks mensen die dat wel kunnen. Dit is geen fabriek waar mensen achter de lopende band staan en het verder wel best vinden. Van de conciërge tot de hoogleraar, iedereen is ontzettend betrokken. Voor mijn gevoel is er niks frustrerender dan goede ideeën hebben, terwijl er niemand naar je luistert.”

Tegenwicht

Een andere drijfveer is idealisme, zegt Kok. Althans, daar begint het mee. ,,Ik heb het altijd waanzin gevonden dat er honderdduizenden mensen zijn zonder baan, terwijl anderen klagen dat ze geen tijd hebben om hun vrije dagen op te nemen. Dus pleit ik voor arbeidstijdverkorting. In het Overlegorgaan Personeelszaken moet je zo’n ideaal dan praktisch vertalen: hoe kun je ADV zo organiseren dat het voor iedereenaantrekkelijk wordt. Naarmate je dieper in het vakbondswerk zit, houd je je steeds meer met concrete vraagstukken bezig. Dat geeft niks, zolang er maar enkele ideologen in je omgeving zitten die je af en toe zeggen waarom je het werk doet. Je moet oppassen dat je niet verzandt in de dagelijkse problemen.”

Want meebesturen is iets dat Kok niet ambieert. ,,Dan was ik wel in de u-raad gaan zitten. Medezeggenschap is iets wezenlijk anders dan meebesturen. We hebben in Delft hard geknokt om de medezeggenschap van de grond te tillen en als eerste universiteit zijn we daarin geslaagd. Het idee dat het met personeel goed gaat als er goed bestuurd wordt, is maar ten dele waar. Er moet altijd een tegenwicht zijn voor de bestuurlijke circuits. Het liefst hadden we destijds al een ondernemingsraad ingesteld, maar dat was politiek gezien een brug te ver.”

Nu de ondernemingsraad wel dichterbij komt, ziet het ernaar uit dat Kok dat niet actief zal meemaken. Volgend jaar zet hij een punt achter zijn voorzitterschap. Na vier jaar is het welletjes, vindt hij. De functie vraagt de nodige aanpassing van zowel het thuisfront als de collega’s, en ook inhoudelijk is het goed als er eens een frisse wind waait.

,,Ik weet niet of er nog ruimte is – mijn vakgroep moet ook reorganiseren – maar voor mezelf zou ik gemakkelijk terugkunnen naar mijn baan als technisch medewerker. Ach, wat is nou politieke macht als je het naar de vakbond vertaalt? Voor mij is dit in ieder geval niet verslavend. Dat klinkt misschien raar als je bedenkt dat ik al zo lang bezig ben. Maar een OP is iets dat ophoudt. Dat weet je. Als ik geen voorzitter meer ben, trekken anderen die kar wel. Misschien is er dan iets anders leuks waarmee ik me ga bezighouden.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.